Kwintessens
Geschreven door Patrick De Reyck
  • 2121 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

6 februari 2023 Ideologie en wetenschap (deel 2)
Waarom de vrijheid van religie niet thuishoort in de UVRM
Het eerste deel van dit essay eindigde met de vraag of mensenrechten niet zouden kunnen volgen uit een onwrikbare argumentatie, gebaseerd op duidelijke wetenschappelijke premissen zodat men niet hoeft te verzanden in het drijfzand van een louter filosofisch-ethisch-legalistische discussie.
Men leest immers naast religieus geïnspireerde argumentatie ook andere zoals:
  • ideeën over de inherente waardigheid van de mens ontstonden duizenden jaren geleden, in de wet en in religie;
  • het idee dat gelijkheid van rechten op alle mensen van toepassing is, vinden we bij de Griekse filosofen van de Stoa;
  • de UVRM is in wezen de uitwerking van een idee dat al sinds mensenheugenis bestaat: gemeenschappelijke fundamentele rechten zijn nodig omdat de samenleving zonder die rechten niet kan bestaan;
  • de tekst van de UVRM is tot stand gekomen op basis van een studie van vele rechtsbronnen uit de westerse geschiedenis, maar zonder verwijzing naar een geloof of traditie;
  • minachting voor de mensenrechten heeft geleid tot barbaarse handelingen (uit de preambule van de UVRM);
  • niemand zou vrijwillig in de positie van slachtoffer willen verkeren van bijvoorbeeld slavernij en andere dwang, zoals een filosoof schrijft (wat ik sterk betwijfel).
Er blijkt ongetwijfeld een evolutie of een verschuiving uit van de morele tijdsgeest in een bepaalde richting die, of beter omdat ze, door meer en meer mensen over de wereld als juist wordt aangevoeld en beleefd, zoals over wat barbaars is. Waarom dat het geval is, is nog maar de vraag. Richard Dawkins stelde zich die vraag ook, in darwinistische gedragsevolutionaire termen, zoals enigszins blijkt uit deze video over de Shifting Moral Zeitgeist.
Binnen dezelfde context situeert zich ook Peter Singers observatie van de uitbreiding van de morele cirkel, waarbij oorspronkelijk altruïstische instincten hun bereik uitbreiden met als reden de rede. Het lijkt me anderzijds ook duidelijk dat het niet de universele mensenrechten an sich zijn die er voor iets tussen zitten. Ze vormen een fase in een proces dat zich voltrekt. Niet in hegeliaanse termen, als een zelfverwerkelijking van wat wezenlijk al aanwezig was – zoals in het bovenstaande lijstje ergens wordt gesuggereerd – maar als een emergent gebeuren. Zelf vermoed ik dat op een dieper niveau Daniel Dennetts concept van onvermijdelijke toename van vermijdbaarheid en de vrijheid die daaruit volgt er voor iets tussen zit, zoniet alles. Ze zouden zomaar een emergerend resultaat kunnen zijn van een deterministisch universum. Ook weer plausibel, toch voor mij, maar is het van de orde van een op wetenschappelijke premissen gebaseerde onwrikbare argumentatie? Ik zal het me dan ook gemakkelijker maken, conceptueel dan toch: ik ga op zoek naar een archimedisch punt, in dit geval een onbetwijfelbaar wetenschappelijk ankerpunt, zij het niet met cartesiaanse scherpte, voor een positieve invulling van de mensenrechten, i.p.v. op zoek te gaan naar een of andere dieperliggende drijfveer of een determinerend mechanisme.
En daarvoor dient men volgens mij te kijken naar de wetenschap: de antropologie, en ook naar evolutionair biologische, cognitieve en psychologische inzichten die niet langer genegeerd kunnen worden: we worden nu eenmaal allen in deze wereld geworpen en hebben allemaal een gelijkaardige geëvolueerde intellectuele en psychische architectuur – incluis de emotie rechtvaardigheid – met de capaciteit dat alles ook te beseffen en conceptueel te kunnen vatten als voldoende premisse voor intrinsieke (a-priori)gelijkwaardigheid. (Ik kan me trouwens best intelligente aliens voorstellen zonder de emotie rechtvaardigheid en zonder notie van gelijkwaardigheid.)
Intrinsieke gelijkwaardigheid impliceert op noodzakelijke en voldoende wijze universele rechtvaardigheid die zich vertaalt als de a-prioriafwezigheid van dwang en voorkeur. Dat resulteert in de poging om logisch tot een consistent – vrij van contradicties en overtolligheid – en compleet geheel van universele rechten te komen in termen van concrete rechten, vrijheden, maar ook plichten: de UVRM en de daaropvolgende VN-verdragen, waarbij onvermijdelijk het inherente begrenzende karakter van rechten en vrijheid, reflexief en in relatie tot de andere vrijheden, maar ook met betrekking tot het algemeen welzijn in een democratie en de openbare orde zich laat gelden. Zelfs de moraliteit wordt binnen die context in de UVRM in dit artikel 29 benadrukt, meer bepaald haar gerechtvaardigde eisen (en dus vrij van a-prioridwang en -voorkeur). Illustratief voor die begrenzing is het geval van de vrijheid van meningsuiting: oproepen tot geweld, aanzetten tot haat, en laster en eerroof bepalen haar (huidige) grenzen. Daarnaast spelen de al vernoemde rand- en beginvoorwaarden, m.a.w. de concrete situatie 'op het veld' een rol.  Niet voor niets luidt artikel 13.1: 'Eenieder heeft het recht zich vrijelijk te verplaatsen en te vertoeven binnen de grenzen van elke Staat'. Zo vertaalt ook rechtvaardigheid zich in gerechtigheid voor de wet en heeft iedereen a posteriori recht op voorkeuren, bijvoorbeeld in de liefde, zonder van discriminatie te worden beschuldigd.  Er is ook zoiets als de vrije keuze natuurlijk, zij het dat die dan ook weer niet absoluut is.  En dwang is soms een vereiste voor wie zich niet aan de wet houdt, tenminste als die laatste niet de vernietiging van een van de rechten en vrijheden in deze Verklaring ten doel heeft (artikel 30).
Onvervreemdbaarheid, het is een vreemd en complex iets. En al zeker als het over 'vrijheid van religie' an sich gaat (artikel 18). Die verdient volgens mij dan ook niet de status van universeel recht, net zomin als andere vormen van ideologie, marxisme bijvoorbeeld. Ze lijkt me immers niet noodzakelijk voor een gelijkwaardige rechtvaardige wereld, vrij van dwang en voorkeur – integendeel zelfs – ook al zou de mens een aangeboren neiging hebben tot religieuze gevoelens (Michiel Van Elks De gelovige geest). Nature is geen voldoende reden voor universele claims. Tegenvoorbeelden legio. Geworpenheid dropt ons allen in de wereld, dat is alles, en is conceptueel-logisch van een andere orde of categorie. Religies zijn trouwens plaats- en tijdsgebonden menselijke constructies, en soms is men daar gewoon op een of andere manier slachtoffer van: door indoctrinatie of cognitieve triggering, zelfs door memetische besmetting, van evolutionair in het brein ingebouwde functioneel-adaptieve heuristieken, wezenlijk biasen, zoals: dualisme, antropomorfisme, teleologisch denken, het agency detection-mechanisme, de negativiteits- en nabijheidsbiases en essentialistisch denken, en die intuïtief en natuurlijk overkomen terwijl wetenschap al gauw contra-intuïtief wordt. Het is misschien daarom niet verwonderlijk dat maatschappijen blijkbaar beter af zijn zonder religie. Britse onderzoekers brachten bijvoorbeeld de economische en de kerkelijke ontwikkeling van verschillende landen in kaart, en zagen steeds hetzelfde gebeuren: eerst komt de secularisatie op gang, dan pas de economische groei. (Science Advances: 'Religious change preceded economic change in the 20th century').
Vrijheid van religie beschouw ik dan ook niet als een universeel mensenrecht, in de zin dat het niet tot de canon zou mogen behoren. Het is dan ook niet verwonderlijk redundant en leidt tot contradictie en discriminatie met betrekking tot andere rechten, zoals filosoof Maarten Boudry argumenteert (binnen de context van de grondwet). En dus van een andere orde dan louter begrenzend: het maakt het systeem van mensenrechten immers niet langer consistent. Het introduceert tegenstellingen en conflicten. En kan uit een systeem met ingebakken tegenstrijdigheden niet om het even wat volgen of afgeleid worden ad infinitum? Bij compleetheid stel ik me iets anders voor. De vrijheid van religie wordt trouwens al voldoende gewaarborgd door een aantal mensenrechten (of, zoals bij ons, door constitutionele grondrechten zoals Boudry argumenteert: de vrijheid van meningsuiting en van vereniging en vergadering, ook te vinden in artikel 20 van de UVRM). Vandaar de hierboven vermelde redundantie. Overkill. Het leidt zoals gezegd tot contradictie en daardoor misbruik. Bijvoorbeeld het inroepen van discriminatie in het geval van een verbod op ritueel dierenleed, terwijl men onlosmakelijk en tegelijkertijd privileges eist – discriminatie – die alleen vanuit dat expliciete recht geargumenteerd kunnen worden. Nog een andere piste m.a.w., negatief ingevuld deze keer, om de vrijheid van religie uit de UVRM te halen.
Lees hier het eerste deel van dit essay.
Kwintessens
Patrick De Reyck is een gepensioneerde leerkracht wiskunde en wetenschappen, met als opleidingen fysica en wijsbegeerte.
_Patrick De Reyck -
Meer van Patrick De Reyck

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws