14 februari 2023
Een stap dichterbij komen. Vragen over geloof, ongeloof en troost
De titel van deze tekst, is ook de titel van een nieuw boek van Navid Kermani. Ik had geen idee wat de insteek van de auteur was. Dat bleek bij lezing echter meteen: het gaat om een Duitser van Iraanse afkomst, een moslim, en dat is waarover hij schrijft, deels (auto)biografisch, deels apologetisch. De islam die hij voorstaat, is 'modern', in die zin dat hij die 'nogal' vrij interpreteert, en zich bijvoorbeeld negatief uitlaat over fundamentalistische theocratieën. Maar hij is evengoed traditioneel, want hij wijkt geen millimeter af van de leerstellingen en voorschriften van de Koran, die hij overvloedig citeert, naast andere teksten van zijn geloof. Hij is zelf ook 'modern', westers universitair opgevoed (oriëntalistiek, weliswaar), en laat dat ook blijken, bijvoorbeeld door over kwantummechanica te schrijven. Maar hij is daarom niet minder traditioneel of moslim. Die verschillende en fundamenteel tegenstrijdige elementen maken natuurlijk van zijn betoog inhoudelijk een vreemd zootje. Voeg daaraan nog toe dat hij er een soort van raamvertelling van maakt: het boek is geschreven op verzoek van zijn stervende vader om de islam voor diens kleindochter, de twaalfjarige dochter van de auteur dus, te verduidelijken. Die vader en die dochter zijn echter niet veel meer dan een literaire conventie, vooral de dochter blijft een cliché, een potsierlijke stropop. Geen enkele twaalfjarige zal voorbij de eerste bladzijde van dit boek raken, het vereist een 77-jarige verbeten atheïstische ijzervreter als deze recensent om het tot het bittere einde toe vol te houden, tegen beter weten in, overigens.
Men spreekt vandaag af en toe over de mogelijkheid van een 'verlichte' islam, en sommigen zien daarvan zelfs de eerste bemoedigende tekenen. Dit boek is daarvan geen aanwijzing, en het doet veeleer de vraag rijzen of zoiets wel mogelijk is. Voor het christendom is die vraag negatief beantwoord, althans in onze contreien: de Verlichting is atheïstisch, godsdienst is niet te verzoenen met de rede, zelfs niet met een beetje simpel gezond verstand. Vandaar dat de auteur zich in duizend bochten moet wringen, en daarbij zowel zijn godsdienst als het gezond verstand geweld aandoet, telkens weer, op elke bladzijde. De kwantummechanica wordt grotesk vertekend voorgesteld als een soort hermetische religieuze poëzie, en het uiteindelijke fysische bewijs van het bestaan van God (wat we ook al van christelijke 'geleerden' gehoord hebben). Er is evenwel geen twijfel mogelijk: geloof en rede zijn onverzoenlijk, en elke poging daartoe is gedoemd om faliekant af te lopen, de spagaat is te pijnlijk. De godsdienst zal nooit de grondslagen van de rede aanvaarden, noch de rede die van de godsdienst. Dat maakt ook dit boek onvermijdelijk duidelijk.
Vanuit het standpunt van de rede is de kritiek vernietigend: alles is immers zo oneindig veel eenvoudiger uit te leggen zonder God. En maatschappelijk is de democratie zo evident noodzakelijk, dat de godsdienst enkel als een ernstige en kwalijke belemmering kan worden gezien, zoals overigens altijd al gebleken is, en ook vandaag nog het geval is.
Er zijn ook zeer ernstige vragen te stellen bij de intellectuele eerlijkheid van deze auteur. Verscheidene keren geeft hij zelf toe dat hij bepaalde (auto)biografische passages verzonnen heeft, en dat hij veeleer een 'schrijver' en een dichter is dan een filosoof of chroniqueur. Tja … Je zal dan maar zijn dochter zijn! Of zijn vader? En wat te denken over de lange passage over de vroegtijdige geboorte van zijn dochter? En het is niet alleen over dergelijke gegevens dat hij meer dan een loopje neemt met de waarheid. Zo beweert hij dat 'volgens onderzoekers' de aarde niet vier tot vijf maar al twintig miljard jaar zou bestaan (blz. 200). Dat is eens wat anders dan de gebruikelijke Bijbelse fictie van 4000 jaar, maar of het een vooruitgang is? En ook op filosofisch en levensbeschouwelijk vlak permitteert hij zich talloze al te flagrante vrijheden, zoals dat andere cliché van de godsdienstfanaten, namelijk dat het monotheïsme de grondslag zou zijn van de moderne beschaving en de Verlichting ...
Het wijst op een meer algemene instelling van deze 'geleerde', lid van de Duitse Academie voor taal en poëzie, gelauwerd met verscheidene literaire prijzen, wiens boeken in verscheidene talen vertaald worden: hij beschrijft de wereld louter vanuit zijn eigen bedenkelijke standpunt, zonder zich ook maar enigszins verplicht te voelen om de waarheid recht te laten wedervaren. Zijn werkelijkheid is dan ook een alternatieve werkelijkheid, waarin alles mogelijk is, en elke waarheid subjectief is, en precies daarom even waar als elke andere. In de magisch-realistische literatuur of sciencefiction weet men waaraan zich te verwachten, en dan kan dat procedé, waarbij de werkelijkheid anders voorgesteld wordt dan ze is, effectief werken. In een essay als dit heeft de lezer, althans volgens westerse normen, recht op ten minste een eerlijke poging om de waarheid te benaderen. In die terechte verwachting worden we hier wel heel zwaar op de proef gesteld en uiteindelijk deerlijk teleurgesteld.
Ik aarzel dan ook niet om dit misbaksel scherp te veroordelen. Dit is een grof misleidend boek, en indien het niet uit verfoeilijke boosaardigheid geschreven is, dan uit verregaande imbeciliteit, of louter commercieel winstbejag. Maar ook daarover zullen de meningen allicht verschillen. Boeken die ik hier zelfs een enkele ster ontzeg, krijgen vervolgens elders niet alleen de gebruikelijke vrijblijvende vaag lovende beoordelingen op achterflappen en in verkooppraatjes, maar werden al tot twee keer toe gelauwerd met de prijs voor het beste (religieuze!) boek …
Dit boekessay is niet een eerste zwaluw die de islamitische lente aankondigt. Het lijkt veeleer een overjaarse aasgier die zich te goed doet aan de rottende restanten van een intrinsiek gewelddadige en antihumanistische godsdienst. De erfgenamen van de islam staan voor dezelfde uitdaging als die van het christendom: aanbid wat (en wie!) je verbrand hebt, verbrand wat je hebt aanbeden (om de gevleugelde woorden van Sint-Remigius tot Clovis te citeren, ca. 500). Dat geldt niet alleen voor personen die nu nog altijd gebukt gaan onder staatsgodsdiensten en andere dictaturen, maar misschien vooral voor mensen zoals deze Navid Kermani, zoon van asielzoekers, opgevoed in onze westerse tradities, die geen excuus van onwetendheid en ongewilde indoctrinatie kunnen inroepen voor hun misplaatste trouw aan een mensonterend geloof. Elke ontwenning is lastig en pijnlijk. Maar beter de korte pijn dan de lange, en dat dit mogelijk is, hebben christenen bewezen in de tweede helft van de 20ste eeuw.
Dit boek is geen aanzet tot een dergelijke ommekeer, geen teken van verzet. Het staat haaks op alles wat het beste van onze westerse traditie te bieden heeft. Daarom moet het ontmaskerd worden als een erg gevaarlijke want slinkse poging om, al dan niet georkestreerd, die traditie te ondermijnen, en ze te vervangen door een nu al dreigende levensbeschouwing en politieke structuur die elke dag bewijst tot welke misdaden tegen de mensheid ze nog steeds zonder scrupules in staat is.
Meer van Karel D'huyvetters