14 april 2023
Eerste brief van Johan Braeckman aan Jean Paul Van Bendegem
Beste Jean Paul
Onlangs werd je zeventig. Ik ben geneigd om je daarmee te feliciteren, maar zoals ik je ken, ben je de eerste om je af te vragen: waarom eigenlijk? Mocht je nu net een nieuw boek publiceren, een marathon lopen of na amper zeven jaar studie de vijfde pianosonate van Skrjabin moeiteloos in de vingers hebben, dan zeggen we: ja, dat verdient felicitaties. Maar zeventig worden? Ademen, voldoende eten, drinken en slapen, dat is het zowat, niet? Het gaat nagenoeg vanzelf. Of wacht, er zijn nog enkele andere triviale voorwaarden: je houdt ook best parasieten buiten, valt bij voorkeur niet van de trap, vermijdt zoveel mogelijk aardbevingen en terreuraanslagen. Je zoekt als verstokte wandelaar beter ook geen ruzie met een tram, bus of auto. Zwemmen bij een rode vlag op het strand raden we ook af. Giftige slangen en andere gevaarlijke dieren aaien: slecht idee. Als je huis in brand staat, moet je maken dat je wegkomt (vergeet dat archief!) en voor alcohol en andere drugs geldt de in België bekende uitspraak: trop is teveel en teveel is trop.
Zo moeilijk lijkt dat allemaal niet.
Natuurlijk, ook een beetje geluk is nodig. Reeds in de oudheid vertelde men dat Aeschylus aan zijn einde kwam doordat een arend per vergissing een schildpad op zijn hoofd liet vallen. Dat is niet de reden waarom Aeschylus de vader van de tragedie wordt genoemd, maar het helpt wel. De Italiaanse libertijn Pietro Aretino kwam letterlijk niet meer bij van het lachen toen iemand hem een obscene grap vertelde. Sedert ik dit verhaal ergens las, vraag ik me af over welke grap het ging. En jij nu ook. De componist Jean-Baptiste Lully gaf tijdens het dirigeren iets te enthousiast de maat aan met zijn staf, en liet hem per ongeluk op zijn voet neerkomen. Dat resulteerde in een zodanig ernstige infectie dat men zijn been moest amputeren. Hij weigerde, omdat hij zoveel van dansen hield. Een beetje later was hij dood. Er zijn vele honderden andere voorbeelden van merkwaardige en ridicule manieren waarop pechvogels aan hun einde kwamen. Ik geef er nog eentje, uit onze tijd. In 2021 was een Braziliaanse man ergens aan het vissen. Hij werd aangevallen door een zwerm bijen, sprong in het water om eraan te ontsnappen en werd vervolgens doodgebeten door een school piranha's.
Er zijn ook mensen die zich aan een streng dieet moeten houden, willen ze blijven leven. Of die een zeer gevaarlijk beroep uitoefenen, of aan een zeldzame aandoening lijden zoals Erytropoëtische protoporfyrie, een genetische aandoening waaraan niks poëtisch is. Als je eraan lijdt, moet je elke vorm van licht vermijden, zonlicht zowel als kunstlicht. Begin er maar aan. Er zijn helaas meerdere van dergelijke ziektes. Het maakt zeventig worden – of in sommige gevallen slechts twee, drie of vijf jaar – een pak lastiger dan enkel te ademen, slapen, eten, drinken en bij de pinken zijn op de rotonde aan de Dampoort.
Voor zover ik weet, ben jij gelukkig gespaard van dergelijke medische gesels. En dat beetje geluk dat nodig is, dat was er tot nu toe ook. Het lijkt wat op een antropisch-principeredenering: anders was je er niet meer. Dus zeventig worden: piece of cake. Niet bepaald rocket science. Sommige filosofische vraagstukken die je oploste, waren een pak moeilijker.
Het klinkt misschien allemaal heel logisch, maar er klopt weinig van die hele redenering. Misschien was het voor jou persoonlijk niet zo lastig, maar voor de mensheid was het dat duidelijk wel. In Steven Pinkers meesterlijke boek Verlichting nu (2018), over hoe rationaliteit, wetenschap en humanisme vooruitgang creëren, staat een kort en krachtig hoofdstuk over de evolutie van onze levensverwachting. Ik lees dat die in Europa in het midden van de achttiende eeuw 35 jaar was. Dat was ongeveer hetzelfde als in de twee daaraan voorafgaande eeuwen. Die van de hele wereldbevolking was toen 29 jaar. Dat weerspiegelt hoe oud men gemiddeld werd gedurende de hele menselijke geschiedenis. Jager-verzamelaars mochten verwachten om iets meer dan 32 jaar te worden. Dat die cijfers zo dramatisch zijn, komt mede door de hoge kindersterfte in het verleden. Om je een idee te geven: nog in de negentiende eeuw stierf in Zweden tussen een kwart en een derde van alle kinderen voor hun vijfde levensjaar. Sommige jaren liep dat op tot de helft. Ook de vrouwen die bevielen, liepen een groot risico. De God van het Oude Testament, altijd bereid om het gezellig te maken, zegt na de zondeval aan Eva: 'Ik zal uw moeite in uw zwangerschap zeer groot maken; met pijn zult u kinderen baren'. (Genesis 3:16) Daarna werd het nog erger. In de achttiende eeuw kwam op honderd geboortes minstens één vrouw om het leven tijdens de bevalling of door complicaties. Aangezien vrouwen toen doorgaans vijf, tien of meer kinderen kregen, werd vrijwel elke familie door een dergelijk overlijden getroffen. In de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd was de situatie nog treuriger.
Maar ergens in de loop van de negentiende eeuw gebeurde er iets wonderlijks, wat de Schotse Nobelprijswinnaar Angus Deaton The Great Escape noemt, in zijn gelijknamige boek uit 2013. De levensverwachting begon te stijgen, de kindersterfte daalde, net zoals het aantal vrouwen dat overleed in het kraambed. In 1800 had geen enkel land ter wereld een levensverwachting van meer dan 40 jaar. In 1950 haalden we in Europa gemiddeld 60 jaar. In België zitten we nu aan meer dan tachtig jaar. Die vooruitgang deed zich ook in de arme landen voor, al zette hij later in dan in West- en Noord-Europa. Maar de snelheid van de progressie daar is groter: in enkele decennia was de toename er gelijk aan die in onze contreien in honderd jaar. Kindersterfte is ondertussen honderd keer zeldzamer dan in de achttiende eeuw. Het risico om tijdens de bevalling dood te gaan, is driehonderd keer kleiner. De gemiddelde levensverwachting wereldwijd is momenteel ruim 70 jaar, meer dan een verdubbeling sinds de achttiende eeuw. Dat is verbluffend. Onmiskenbaar deden we de voorbije twee à drie eeuwen, ondanks alles, hier en daar toch ook iets goed. Het is overigens niet zo dat de levensverwachting enkel is gestegen door de vermindering van de kindersterfte. We worden met zijn allen echt heel wat ouder, en die extra levensjaren zijn ook de moeite waard. Bovendien zijn we veel minder arm en veel gezonder, lopen we heel wat minder risico op ziektes, infecties en ongelukken, en worden we veel minder met geweld geconfronteerd. Het leven is veiliger, vrediger en meer kwaliteitsvol dan ooit tevoren. En nogmaals, niet alleen bij ons maar in steeds meer landen, ook die waar enkele decennia geleden het welvaartsniveau vergelijkbaar was met dat van onze voorouders in het midden van de negentiende eeuw. En niet te vergeten: we geven ook aan steeds gelukkiger te zijn.
Niets daarvan kwam uit de lucht gevallen of gebeurde vanzelf. Er was wetenschap voor nodig, redelijker denken, industrialisering en de ontwikkeling en verspreiding van humanistische waarden, gekoppeld aan de scheiding der machten, een democratisch staatsconcept, vrijheid van ondernemen, de toename van nationale en internationale handelsbetrekkingen, groeiend respect voor mensenrechten en een reeks andere gebruiken en principes die we nu vanzelfsprekend vinden. Maar toen de Verlichtingsdenkers van de zeventiende en achttiende eeuw ze ontwikkelden, waren ze allesbehalve evident. Thomas Hobbes beschreef het leven zonder een degelijke staat en een goed functionerende samenleving – de civil society zeggen we nu – als 'solitary, poor, nasty, brutish, and short'. Daar schuilt veel waarheid in.
Niks van dit alles houdt een ontkenning in van de problemen die onderweg veroorzaakt zijn door de combinatie van wetenschap, technologie, industrialisering en het kapitalisme. Niemand van de optimistisch denkende auteurs die ik ken, ontkent het gevaar van de klimaatopwarming en een reeks andere problemen. En niemand is zo dwaas om te ontkennen dat er nog steeds armoede, onrecht en uitbuiting bestaat. Maar de vooruitgang is niettemin reëel. Om maar één voorbeeld te geven dat zeer herkenbaar is in onze tijd: stel je de ellende voor mochten we er niet in geslaagd zijn om effectieve vaccins tegen het coronavirus te ontwikkelen. Sommigen zijn misschien geneigd te denken dat we daar maar beter niet aan denken. Maar dat moeten we net wel doen, en beseffen dat we weliswaar niet in de best mogelijke der werelden leven, maar toch in de beste tijd ooit. Tot niet zo lang geleden stond de mensheid machteloos tegenover een hele reeks van micro-organismen. Het aantal slachtoffers dat alleen al de pest, cholera, mazelen, pokken, polio en de griep maakten, loopt in de vele honderden miljoenen. Dat we dergelijke plagen steeds meer onder controle kregen, is een onmiskenbare vorm van vooruitgang. Zelfs aids, waarvoor we nog steeds geen vaccin hebben, evolueerde op enkele decennia van een dodelijke ziekte tot een controleerbare aandoening waarmee te leven valt, dankzij medicatie. Als we enkel tellen vanaf 1900, stierven wereldwijd meer dan 300 miljoen mensen aan een pokkeninfectie. Dankzij de ontwikkeling van een vaccin kon de Wereldgezondheidsorganisatie in 1980 verklaren dat de wereld pokkenvrij is. Als dit geen vooruitgang betekent, wat dan wel?
En toch lees en hoor ik overal doemdenkers. Zowel linkse als rechtse mensen menen dat het hopeloos fout loopt met de mensheid en de wereld. Velen die zichzelf nochtans progressief noemen, hebben een hekel aan de vooruitgang die Pinker en anderen beschrijven. Ze kijken erop neer, of noemen het geen echte vorm van vooruitgang. Ik denk aan sommige psychiaters, psychoanalytici, opiniemakers en postmodernistisch geïnspireerde filosofen. Met hun natte vinger, niet gehinderd door reële historische kennis en harde data, voelen ze het zogenaamde onbehagen van de mensen aan en noemen ze de toenemende welvaart en levenskwaliteit hol of betekenisloos. Ze verwerpen hooghartig de analyses van Steven Pinker, maar het is maar al te duidelijk dat ze er geen letter van gelezen hebben. Dat hoeft ook niet: hun praktijkervaring en andere anekdotiek leert hen blijkbaar meer dan alle analyses samen die je op een fantastische website zoals Our World in Data vindt.
Het is niet moeilijk om pessimistisch te zijn. Het klinkt ook meer diepzinnig. Wie het positieve in de wereld beklemtoont, lijkt al snel naïef. Er zijn milieuproblemen, er is armoede, oorlog, terrorisme, nog steeds kinderarbeid, mensenhandel, existentiële bedreigingen en wat weet ik al. Hoe kunnen we dan menen dat het steeds maar beter gaat? En toch. Meten is weten, en de data zijn zeer helder: we gaan er wel degelijk op vooruit. Het klopt hoegenaamd niet dat we steeds meer egoïstisch, depressief, eenzaam en onverschillig worden. Vreemd genoeg zijn er tal van mensen die het niet geloven. Hun persoonlijke ervaring strookt blijkbaar niet met alle studies en statistieken die we ter beschikking hebben. Van de weeromstuit geven ze zelfs de schuld aan het Verlichtingsdenken voor alles wat tegenwoordig fout loopt.
Ik verbaas me daarover, Jean Paul en ben zeer benieuwd hoe jij hiertegen aan kijkt. En sta me toe om alsnog toe te geven aan die neiging waarnaar ik verwees in het begin van deze veel te lang geworden brief: een gelukkige verjaardag! Zeventig worden is immers veel minder vanzelfsprekend dan het lijkt.
Hartelijke groeten
Johan
Meer van Johan Braeckman