4 mei 2023
Identiteit, neutraliteit en respect
Stel dat ik in een dolle bui uitroep: 'Ik heb geen respect voor de vrijheid van meningsuiting', respecteer ik de vrijheid van meningsuiting dan niet? En als u geen respect hebt voor deze mening, respecteert u ze dan wel, de vrije meningsuiting?
De vrijheid van meningsuiting en de mening zelf zijn onlosmakelijk verbonden met een derde notie: respect. Het lijkt eenvoudig en logisch: respect voor de vrijheid van meningsuiting impliceert geen noodzakelijk respect, met name waardering, voor de geuite mening zelf. Want er zijn zeker meningen die geen respect verdienen, omdat ze onwaar, onzinnig of maatschappelijk gevaarlijk zijn binnen een liberale democratie. En ook al verdienen ze het, ze hoeven het daarom nog niet te krijgen, bijvoorbeeld omdat men het er verkeerdelijk niet mee eens is. Meningen, welke dan ook, kunnen geen onvoorwaardelijk respect opeisen. Stel van wel, en men dus ook deze laatste mening dient te respecteren, wat betekent dat respect dan eigenlijk nog? Toch zeker geen waardering of goedkeuring. Aanvaarding misschien, maar dan heeft men het over de uiting.
Maar de 'correcte', zelden logisch goed onderlegde gedachtepolitie ziet het meestal niet zo. Ze laat het een wel noodzakelijk volgen uit het andere, of verstrengelt mening met vrije meningsuiting tot een onlosmakelijk te respecteren geheel. Het gevolg is dat in naam van het respect voor de mening de vrijheid van meningsuiting wordt versmacht – vrije meningsuiting kan maar floreren als er een diversiteit aan meningen is (J.S. Mill). Staart in kop en de slang vreet zichzelf op. In het resterende vacuüm gedijt nog slechts moralisme en andere dictatuur. En aangezien het mentale leven zich moeilijk laat stoppen aan het hersenvlies of de schedelpan, wordt het moeilijk zich te verstoppen voor de gedachtepolitie 2.0. (Dat had André van Duin al goed begrepen, bijna vijftig jaar geleden.)
Maar de 'correcte', zelden logisch goed onderlegde gedachtepolitie ziet het meestal niet zo. Ze laat het een wel noodzakelijk volgen uit het andere, of verstrengelt mening met vrije meningsuiting tot een onlosmakelijk te respecteren geheel. Het gevolg is dat in naam van het respect voor de mening de vrijheid van meningsuiting wordt versmacht – vrije meningsuiting kan maar floreren als er een diversiteit aan meningen is (J.S. Mill). Staart in kop en de slang vreet zichzelf op. In het resterende vacuüm gedijt nog slechts moralisme en andere dictatuur. En aangezien het mentale leven zich moeilijk laat stoppen aan het hersenvlies of de schedelpan, wordt het moeilijk zich te verstoppen voor de gedachtepolitie 2.0. (Dat had André van Duin al goed begrepen, bijna vijftig jaar geleden.)
Uiteraard opereert elke vrijheid in onze democratische op mensenrechten gebaseerde liberale maatschappij binnen noodzakelijke grenzen, wil die vrijheid werkzaam zijn en de consistentie van een coherent geheel van vrijheden bewaard blijven. Alleen zo kan dat geheel zich als praxis blijvend verantwoorden zonder conflicten en tegenspraak. Verantwoording is hier het sleutelwoord en vertaalt zich als aansprakelijkheid van het individu en de maatschappelijke instellingen – als ontkenner van vrije wil is de notie verantwoordelijkheid voor mij geen passende term. Daarom maken onder andere oproepen tot geweld, en racistische en lasterlijke publieke* uitingen geen deel uit van de vrije meningsuiting. Vrijheid binnen grenzen, zoals bij de eerste omwalde steden; geleerd van Tom Waes onlangs op een zondagavond. Er is met andere woorden nood aan begrenzing opdat het geheel zichzelf niet imploderend zou opheffen. Deze begrenzing beschermt met betrekking tot respect daarom ook het onderscheid tussen geuite mening en vrije meningsuiting: waarderen (al dan niet) versus eerbiedigen, psyche versus maatschappelijk agency.
Geldt dit onderscheid, en deze verantwoording en aansprakelijkheid ook voor het recht op eigen identiteit? Identiteit bestrijkt vele aspecten die zich allemaal kunnen uiten en waarvan sommige een onlosmakelijk geheel vormen met hun uiting, en er soms zelfs mee samenvallen. Ik denk aan biologisch geslacht en bepaalde persoonlijkheidskenmerken. Respect voor identiteit is maatschappelijk daarom een kwestie van agency: eerbiedigen. Ik hoef een bepaalde identiteit immers niet te waarderen, evenmin als een mening (die een uiting van identiteit kan zijn), maar ik kan ze wel eerbiedigen. Dit respect impliceert echter ook dat bepaalde componenten van (uitingen van) identiteit binnen de maatschappij als ongeoorloofd geëvalueerd kunnen worden, net zoals dit voor performatief geuite meningen het geval kan zijn. Op zichzelf genomen stelt dat geen probleem. Ik denk onder meer aan het verbod op extreemrechtse uitingen. Men dient evenwel consequent te zijn en zich niet te laten verleiden tot het trekken van 'correcte' ideologische scheidslijnen waar voorbij respect onvoorwaardelijk wordt opgeëist. Bepaalde aspecten van identiteit zoals levensbeschouwelijke uitingen ontspringen zo de dans, zodat hun mogelijke ongewenste uitingen niet langer toegeschreven kunnen worden aan identiteit. Die eist immers respect, zodat er niets anders rest dan ze extern aan identiteit te heroriënteren als uitingen van identiteitsaantastende psychische problematiek, indoctrinatie en/of sociaaleconomische mistoestanden.
Als individueel gebeuren vermomt identiteit zich namelijk moeiteloos als onaantastbaar existentieel gebeuren. Sartres erfenis is nooit veraf: existentie gaat vooraf aan essentie. In die gedaante dwingt ze onvoorwaardelijk respect af en worden ingrepen zoals neutraliteitsoverwegingen gezien als aantasting van haar fundamentele vrijheid om de eigen essentie te kunnen kiezen en vorm te geven. Voeg er vrije wil aan toe en de mens is zo goed als veroordeeld tot vrijheid, identitair verplicht zichzelf uit te vinden, telkens weer: zijn of haar verantwoordelijkheid en van niets of niemand anders, nooit.
Men zou terzijde kunnen opmerken dat de gehanteerde taal in de vorige paragraaf deels metaforisch bedoeld is. Ik schrijf ze echter vanuit het realisme van het selfish meme-perspectief (R. Dawkins), met de mens als mentaal 'biotoop'. Dit lijkt me plausibel binnen deze context, vooral gezien de vanzelfsprekendheid waarmee het bovenstaande mechanisme maatschappelijk wordt gefaciliteerd en zichzelf (zo) maatschappelijk faciliteert. Voor alle duidelijkheid: selfish meme is uiteraard wel een metafoor.
Men zou terzijde kunnen opmerken dat de gehanteerde taal in de vorige paragraaf deels metaforisch bedoeld is. Ik schrijf ze echter vanuit het realisme van het selfish meme-perspectief (R. Dawkins), met de mens als mentaal 'biotoop'. Dit lijkt me plausibel binnen deze context, vooral gezien de vanzelfsprekendheid waarmee het bovenstaande mechanisme maatschappelijk wordt gefaciliteerd en zichzelf (zo) maatschappelijk faciliteert. Voor alle duidelijkheid: selfish meme is uiteraard wel een metafoor.
Uiteindelijk is elke identiteit een essentialistisch amalgaam van met elkaar en de omgeving (waaronder andere identiteiten) overlappende en interfererende opvattingen, overtuigingen, waarden, motivaties, neigingen, levensbeschouwing, politieke overtuiging, nationaliteit, etniciteit, geslacht, familie, gender, seksuele voorkeur, ervaringen, genetische afkomst, culturele achtergrond, taal, sociale klasse, status, persoonlijkheidskenmerken, en natuurlijk ook hun uitingen – en dan vergeet ik er nog wel een aantal, want de lijst is waarschijnlijk niet exhaustief. Identiteit is daarbij ook een dynamisch gebeuren en zeker niet alles ervan is onveranderlijk of a priori waar of maatschappelijk gewenst in elke situatie. Ze is zoals gezegd een geheel dat geen onvoorwaardelijk respect (eerbied) kan opeisen, wil men niet tornen aan de begrenzing der maatschappelijke vrijheden. Net zoals bij de vrijheid van meningsuiting kan de maatschappij zich met betrekking tot identiteit niet veroorloven verstrikt te raken en verstikt te worden in een discours gedomineerd door dogma, gemoraliseer en lange tenen.
Men kan zich dan ook niet vanzelfsprekend verbergen achter identiteit, bijvoorbeeld daar waar bepaalde vormen van neutraliteit worden ingeroepen, al dan niet terecht – ik ben overtuigd van wel – ter vrijwaring van de vrije meningsuiting en identiteit zelf. Men zal met andere argumenten moeten afkomen. Ik verwijs in deze context naar de regelmatig opduikende discussie over de hoofddoek, de laatste keer 'voor de klas'. Ik zie het daarom anders dan een bekende journalist die neutraliteit neerzet als een verbod om diversiteit van identiteit onmogelijk te maken. En al helemaal anders dan de simplistische intentie die een academica mij toedichtte: 'Alleen verschillen we van mening wat betreft een neutraal uiterlijk', waarna ze stelde dat dat laatste volgens haar niet bestaat; het volstaat al om man of vrouw te zijn, of om er zo uit te zien, om niet neutraal te zijn.
In beide gevallen maakt men van neutraliteit een karikatuur, ofwel als monolithisch onwrikbaar verdrukkend geheel ofwel als vluchtig fantoom, terwijl neutraliteit evenveel facetten telt als identiteit rijk is, zoals levensbeschouwelijke neutraliteit (secularisme).
In beide gevallen maakt men van neutraliteit een karikatuur, ofwel als monolithisch onwrikbaar verdrukkend geheel ofwel als vluchtig fantoom, terwijl neutraliteit evenveel facetten telt als identiteit rijk is, zoals levensbeschouwelijke neutraliteit (secularisme).
Naar mijn mening toont zich hier eerder een onvermogen tot neutraliteit dan het geclaimde onvermogen van neutraliteit zelf. Als men derhalve een volwaardige pluralistische maatschappij ambieert, in plaats van een multicultureel lappendeken met een onrealistisch good vibrations-ideaal, kan identiteit dan wel floreren zonder een ontwikkeld vermogen tot neutraliteit als onderdeel van identiteit zelf, meer bepaald als cognitieve buffer tegen haar opdringerige, dwingende neigingen en mogelijke cognitief besmettelijke memes? Eerbied voor meningen betreft immers hun vrije uiting, de meningen zelf zijn vogelvrij. Identiteit daarentegen betreft ook altijd haar uitingen en neigingen, en valt er soms mee samen. Zonder de gave van neutraliteit lijkt het eerbiedigen van identiteit me daarom maatschappelijk uitermate moeilijk. Niet alles laat zich begrenzen. Something has got to give.
*Ik verwijs naar de actuele discussie rond het openbaar worden van racistische en pesterige taal binnen privéchatgroepen: in welke mate en wanneer speelt de intentie om niet publiek te gaan, en wat is publiek en wat is (nog) privé?
Meer van Patrick De Reyck