20 november 2023
Auto biografisch
Wat een wonderbaarlijk ding is toch een automobiel. En wat niet ophoudt me te verbazen: hoe het bezit en gebruik ervan voor velen zo opmerkelijk tot ontstellend vanzelfsprekend is, ondanks de hoge kostprijs, vermoedelijk omdat de meerderheid der mensen ermee opgegroeid is. De auto is er altijd voor ze geweest, bij ze thuis, al dan niet in een eigen kamer. Nog vooraleer ze enig zelfbewustzijn hadden zaten ze als ukjes op de achterbank en werden ze in dat majestueuze ding op tijd en stond in vervoering gebracht.
Wat een ongelooflijke creatie. Ik ben maar een leek in die kwestie, ik kan me enkel deskundig uitspreken over de kleur, maar kijk naar dat interieur, dat extreme zitcomfort. Het is begrijpelijk dat je niet op een houten stoel achter het stuur moet, maar zo'n luxueuze, extreem comfortabele zetel die bovendien minutieus versteld kan worden is het andere uiterste. En dat je met een knopje als een toverstafje op vele meters afstand de kofferbak kan openen! Ik denk dat zoiets nog niet eens ontwikkeld is voor keukenkasten!
In de straat van mijn jeugd, waar doorgaand verkeer niets te zoeken had, stond hier en daar een auto op een oprit. Wij voetbalden toen op straat, er was ruimte zat. Een halve eeuw later staan die opritten niet alleen vol met duur blikwerk maar is het ook slalommen tussen de op straat geparkeerde auto's, alsof een efficiënt kweekprogramma ermee gemoeid is. Mijn vader kon zich pas een auto veroorloven toen ik veertien was. Ver reed hij daar niet mee: naar het werk en de winkels, en op familiebezoek. Ik nam echter zelden plaats in dat voertuig. Ik ben opgegroeid met een fiets. En ik had last van wagenziekte. Volgens de grote mensen kwam dat omdat mijn hersenen de informatie niet aankonden: stilzitten en volgens de zintuigen toch overduidelijk in beweging zijn, ongerijmd toch? Ik vond die mening vreemd en onbetrouwbaar omdat mijn schoolrapporten doorgaans goed waren. De geur van auto's stond me niet aan. Voordat mijn vader een auto had, was een nonkel vaak zo goed om ons te komen halen voor een korte vakantie bij de familie. Een uurtje rijden nam dat in beslag. Dan zat ik achteraan met handdoek en plastic zak en blikte de nonkel herhaaldelijk nerveus achterom. In het beste geval moest ik onderweg slechts één keer braken. Als we met het openbaar vervoer naar de familie moesten kostte ons dat een halve dagreis: wandeling naar de bushalte, busrit, uitstappen om te braken, busrit, wandeling naar station, treinrit, wandeling naar grootmoeder. Het was me een raadsel waarom ik nooit onwel werd in de trein.
Ik heb nooit geleerd met een auto te rijden, ik weet niet hoe het werkt of in beweging gebracht moet worden. Ook later niet, toen mijn vrouw en ik op een uurtje rijden van onze families woonden en de geschiedenis zich herhaalde wat familiebezoekjes betrof: stappen, trein, stappen, bus, stappen. Ik bleek wel intelligenter geworden: ik werd niet meer onwel, maar het bleef een omslachtige en tijdrovende bedoening. Toen de financiën het toelieten en we om een eerste eigen auto gingen – we waren al serieuze dertigers – vroeg de verkoper of het een drie- dan wel vijfdeurs moest zijn. Wij vonden het een vreemde man (hij zag graag auto's, hij zei: 'ik zet hem elke week in een sopje!'). We wilden niet moeilijk doen en vroegen om een gewone vierdeurs. Maar ik kan dus nog steeds niet rijden en maak de meeste verplaatsingen op de fiets, bijvoorbeeld winkelend: dat helpt overigens tegen consumptiedrang.
Ik kan moeiteloos hazen van konijnen onderscheiden, een platbuik van een keizerlibel, biggenkruid van paardenbloem, maar wat autosoorten betreft ben ik een kluns: ik zie het verschil tussen kleine wagens en grote wagens, herken tractors en vrachtwagens. En ik zie ook wel eens rare wagens, die opvallend rumoerig kunnen zijn en brullen als vervaarlijke beesten. Maar naar de merknamen heb ik het raden. Nu las ik laatst dat blogcollega Sophia De Wolf auto’s 'stalen struikrovers' noemde. Dit volg ik niet. Auto's, welke dan ook, liggen niet in een hinderlaag, staan niet steels met slechte bedoelingen op een parking te wachten of sluipen niet op zijwegen toe om je onverhoeds te overvallen. Ze hebben het niet gemunt op je leven of ledematen. Ze laten je liefst van al met rust. Maar soms loopt het mis. En dan doden ze: door een gebrek aan aandacht. Per ongeluk, zoals dat heet.
Waar kun je de automobiel taxonomisch onderbrengen? Auto's evolueerden pas laat in de geschiedenis van het leven en combineren uitzonderlijke eigenschappen. Ze kunnen onwezenlijk snel zijn. Sneller dan de jachtluipaard, het snelste landdier. Dat dier haalt een snelheid van ruim honderd kilometer per uur, maar kan dit amper een minuut aanhouden en is daarna bekaf. Er zijn dieren met een enorm uithoudingsvermogen, zoals wolven en paarden die uren kunnen lopen aan een weliswaar gezapig tempo, maar een auto is gewoon onvermoeibaar. Qua bouw hebben deze breedgeschouderde bolides de allure van een dikhuid als een neushoorn. Soms leiden ze een solitair bestaan maar meestal komen ze voor in lange kuddes, vergelijkbaar met de gnoes, bekend van indrukwekkende trektochten op de uitgestrekte grasvlakten in Afrika. Reusachtige autocolonnes zie je overal ter wereld en dagelijks, op weg naar of weg van steden, wat doorgaans vreedzaam en ordelijk verloopt. Opvallend aan elke auto is het exoskelet, een kenmerk dat ze gemeen hebben met kevers, kakkerlakken en ridders. De auto leeft van parasitair leven en is de gastheer van mensen, zonder die kwetsbare zoogdieren zou hij totaal levenloos zijn. Auto's zijn herbivoor, ze teren op oude plantaardige sappen, al lijkt hun dieet zich de laatste tijd dramatisch te wijzigen. Hun uitlaatgassen concurreren qua kwalijkheid met de broeikasgassen van koeien. Er zouden zo'n slordige anderhalf miljard auto's zijn op de wereld, bijna evenveel als er runderen zijn, wat een enorm aantal is voor een viervoeter, pardon vierwieler. Ze bollen door steden en dorpen, jagen naar hartenlust door de vrije natuur. En maken zo ongewild talloze slachtoffers. Meer dan welk dier ook. Ze controleren zelfs het wolvenbestand in dit land. Ze prijken aan de top van de voedselpiramide: het machtigste roofdier ter wereld.
Sophia's tekst bevatte een pleidooi voor traagheid. Dat klinkt mooi maar lijkt me niet realistisch. Hier en daar zal een lezer knikken: o ja, wat leuk en lief, tot die uit de zetel komt en weer met overgave deelneemt aan het jachtige bestaan. Tijd is immers geld, voor iedereen. We leven langer dan ooit en toch lijken we tegelijkertijd te vinden dat we veel langer en vooral veel meer moeten leven, liefst enkele levens lang. Er heerst luxe en we kunnen ons bijgevolg veel veroorloven. Zoveel is aanlokkelijk, zoveel is er te doen en te zien. Er wordt beweerd dat onderweg zijn belangrijker is dan het bereiken van het doel, maar we houden ons elke dag vele doelen voor: dat is de realiteit. Naar de verdommenis dus met tijdverlies. Johan Verminnen zong ooit 'Traag is soms mooi' … Zeer soms misschien, maar alvast niet in een auto. Niet als we onderweg zijn. Niemand beleeft lol aan een rustig zitje in een file.
Als fietser zie je zoveel meer, dit in tegenstelling tot iemand die in een auto zit. Een auto zapt zich een weg door het landschap en alles gaat voor de inzittenden te snel om te zien wat daar allemaal ligt. Verplet en vermangeld, geplukt en uiteengerukt zie ik de eekhoorns, eenden, duiven en egels, katten en ratten, reeën en vossen. Sommigen beweren dat het de snelheidsduivels zijn die dat op hun geweten hebben, maar ieder zit nietsvermoedend in dat coconnetje, dat mobiel en knus salonnetje rustig roekeloos snel te rijden. Om dood te rijden hoef je helemaal geen snelheidslimiet te overtreden. In Vuurvlieg, mier en vlinder. Het verborgen leven van insecten schrijft Petra Vijncke dat wetenschappers tot schattingen kwamen die aangeven dat 'elk jaar 228 biljoen insecten worden gedood op de 36 miljoen kilometer aan wegen die onze wereld telt'. Elk jaar worden dat er minder, maar dit duidt jammer genoeg niet op beterschap … Hoe dan ook, je mag vinden dat elke levensvorm belangrijk is en gerespecteerd moet worden, je mag dit met hart en ziel uitkraaien, maar deze mening is waardeloos en van geen tel eenmaal je achter het stuur van een auto kruipt.
Want elke auto waar ook doodt, dat is het weten waard, in dorp en stad, op ’t platteland, op elke weg op aard, dus rijd maar snel of traag en weet van Damokles zijn zwaard.
Meer van Dirk Ooms
Want elke auto waar ook doodt, dat is het weten waard, in dorp en stad, op ’t platteland, op elke weg op aard, dus rijd maar snel of traag en weet van Damokles zijn zwaard.