Kwintessens
Geschreven door Max Schneider
  • 543 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

14 maart 2024 Het raadsel van de rede
Geld, liefde of vrije tijd, die kunnen op individueel vlak al eens onder schaarste lijden. Maar gezond verstand en rationaliteit, neen, dat zijn grondstoffen waaraan geen gebrek heerst en waarvan iedereen ruim voldoende voorraad heeft. Je hoort zelden iemand verzuchten: had ik maar wat meer gezond verstand of was ik maar iets redelijker. De anderen of 'de mensen' of politici ja, die zouden wel iets meer kunnen gebruiken. Maar wij? Neen, wij niet.
Ons redeneervermogen, onze capaciteit om via een individueel proces van logische stappen en coherente inzichten een consequente argumentatie op te bouwen en aan waarheidsvinding te doen, vinden we een van de meest indrukwekkende menselijke vermogens. Hoe komt het dan dat uitgerekend die belangrijke evolutionair gegroeide capaciteit zo ongelijk verdeeld is over de mensheid? Waarom vallen mensen niet te overtuigen van het feit dat ze de verkeerde politici en ideologieën achternalopen, dat ze denkfouten en verwerpelijke morele keuzes aaneenrijgen en, het meest trieste van al, dat ze zich, soms met de beste bedoelingen, contraproductief in eigen voet schieten? Merkwaardig toch? Zelfs de meest redelijken onder ons die eventueel bereid zijn om, mits voorlegging van niet te ontkennen wetenschappelijk bewijs, aan te nemen dat ze misschien hun mening moeten bijsturen, zelfs die wijken voor geen millimeter van hun rotsvaste overtuiging aan de juiste kant van de geschiedenis, als het over moraal gaat.
Hoe komt dat, vroegen cognitiewetenschappers Mercier en Sperber zich af in hun boek: The enigma of reason. Het perspectief dat zij innemen is gedurfd omdat het contra-intuïtief aanvoelt. Maar het is ook robuust, want veel uitputtender onderbouwd dan ik hier in dit beperkt verslag kan weergeven en heeft een sterk verklarend vermogen. De kern van hun positie komt erop neer dat ons redeneervermogen niet in de eerste plaats een waarheidszoekende, maar eerder een sociale functie heeft. De rede, een van de krachtigste cognitieve mechanismen waarover we beschikken, werkt niet zoals wij denken dat ze werkt. Vandaar het contra-intuïtieve en de weerstand tegen de stelling. Wij wéten toch wat we denken en hoe we dat doen. Dat is ons aanvoelen, maar helaas, de rede is slechts heel gedeeltelijk 'bedoeld' om op individueel niveau nuttige obstakels te overwinnen en conclusies te trekken via coherent opgebouwde logische stappen en afwegingen. De rede wordt eerder ingezet om onze inzichten en overtuigingen te kneden tot we beter in de groep passen en om ons gelijk tegenover onze peers te beargumenteren, zodat we daar beter functioneren, betrouwbaarder overkomen en vlotter aanvaard worden.
Een en ander wordt veel begrijpelijker als we het mechanisme toepassen op het fenomeen dat we maar al te goed kennen als de confirmation bias in dialogische context. Onze vatbaarheid voor bevestiging van wat we al menen te weten en de hardnekkige drang om tot in het absurde op zoek te gaan naar argumenten (cherry picking) die onze overtuiging bevestigen is al even erg als de koppige onwil om bewijsvoering of motieven te aanvaarden die onze overtuiging weerleggen. Op dat moment zie je pas – mocht je kunnen ontsnappen aan de eigen confirmation bias – hoeveel moeite ons redeneervermogen heeft met logische regels en hoe bevooroordeeld het is. Geef toe, het is toch een merkwaardige eigenschap dat wij in staat zijn om tegenover een overweldigende hoeveelheid bewijs van het tegendeel, met veel stelligheid een overtuiging niet alleen te kunnen verdedigen, maar ze ook nog eens oprecht geloven, terwijl we wéten dat het niet kán kloppen. Daar moest iets fundamenteels achter zitten.
Waarom zou de evolutie door natuurlijke selectie dat zo geregeld hebben? Beschouw het als een soort werkverdeling. We zijn bijzonder goed in het vinden van de sterkste argumenten die onze stelling onderbouwen en tegelijkertijd zeer slecht in het vinden van tegenargumenten. Als we in ons denken op iets stoten dat de eigen gekoesterde overtuiging lijkt tegen te spreken krijgen we zelfs last van een hevige jeuk in het hoofd die we cognitieve dissonantie noemen. Maar hetzelfde geldt natuurlijk ook voor jouw opponent. Het gevolg is dat de sterkste (tegen)argumenten aan beide kanten komen bovendrijven waarna selectiedruk de survival of the fittest idea toevoegt aan het voortschrijdend inzicht. Darwin dacht nog dat hij het over biologie, seks en uiteindelijk ook psychologie had. Maar het wordt intussen hoe langer hoe duidelijker dat 'zijn' mechanisme ook systeemtheoretisch in, onder andere, sociologie en cultuur werkzaam is (In dit geval zowel darwinistisch als Lamarckiaans). Groepsleven en de zo noodzakelijke samenwerking staat of valt met wederzijdse betrouwbaarheid. Vandaar, ook in andere situaties, onze grote achterdocht tegenover datgene en diegenen die we niet kennen, maar dat terzijde. De onverwachte sociologische functie van ons redeneervermogen zorgt ervoor dat we bij de communicatieve interacties binnen de groep die oprechtheid van de ander evalueren en tegelijkertijd onze eigen betrouwbaarheid proberen te benadrukken. Zowel u als uw opponent doen dat zeer kritisch omdat een foute inschatting desastreus kan uitpakken. Onze mentale attitudes en tendensen kunnen bijzonder hardnekkig zijn, zeker als ze ontstonden ten tijde van de menswording toen ze (over)levensbelangrijk waren.
Hoe komt het dan dat wij zo weinig voortschrijdend inzicht en zoveel dystopische conflictsituaties zien? Twee redenen: primo, een schaalkwestie. De conflicten spelen zich voor onze neus of in onze krant af en de vooruitgang zie je pas vanuit historisch perspectief (Pinker, Rosling e.a.) Secundo, veel erger nog: het is niet het enige natuurlijk geëvolueerd systeem dat oorspronkelijk in groepen van +/- honderd individuen prima adaptief werkte, maar vandaag voor zeer gevaarlijke miserie zorgt. Noteer trouwens de sterke analogie met andere magisteria zoals de godsdiensten. Evolutie door selectie werkt niet doeloorzakelijk. De schijnbare gerichtheid ontstaat door het feit dat al degenen die minder goed aangepast waren aan de omstandigheden zich niet of minder hebben voortgeplant. De zogenaamde adaptaties die dat mechanisme teweegbrachten hebben vaak ook 'onbedoelde' zijeffecten. De morele intuïtie 'help je naaste en werk samen' zorgde ervoor dat de groep die de regel het best onder de knie had het meest floreerde. Dat ging per definitie ten koste van de anderen omdat de hulpbronnen beperkt waren. Als de best aangepaste groepen dan, uitgerekend door die efficiënte samenwerking, exponentieel groter worden en uiteindelijk over kernkoppen beschikken heb je een aanvankelijk prima adaptatie met hetzelfde onderliggende ethische mechanisme die wel eens verkeerd zou kunnen uitpakken.
Kwintessens
Lid van de humanistische denktank Kwintessens
_Max Schneider -
Meer van Max Schneider

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws