Kwintessens
Geschreven door Anton van Hooff
  • 758 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

18 oktober 2024 Doden dieren zichzelf?
Steeds meer valt het mensdier van zijn voetstuk. De ethologie, de studie van dieren en hun gedragspatronen, heeft het unieke van de mens meer en meer gerelativeerd. De onlangs overleden primatoloog Frans de Waal toonde aan hoe verwant mensapen en wij zijn. Zij en andere dieren vervaardigen en gebruiken instrumenten, blijken intelligent te zijn, hebben empathie, zijn altruïstisch, tonen rouwgedrag bij de dood van een naaste en vertrekken hun gelaat tot een grimas die veel weg heeft van een (glim)lach.
Doen ze ook aan religie? Er is wel ritueel gedrag, maar komt dat voort uit het instinct of uit een levensbeschouwing? 
Hoe dan ook wordt het steeds moeilijker iets uniek menselijks aan te wijzen. Of toch: is de mens niet het enige dier dat een einde aan het eigen bestaan kan maken?
_Goden kunnen het niet
Antieke denkers vermeien zich in de gedachte dat wij in ons vermogen tot levensbeëindiging machtiger zijn dan de goden, die tragisch tot eeuwigheid zijn gedoemd. De frivole dichter Ovidius speelt met dat goddelijk onvermogen als hij in zijn Metamorphoses de mythe van Io behandelt. Die is door de haatdragende Juno van Jupiters geliefde veranderd in een koe. Vader Inachus is diepbedroefd en verzucht: 'Kon ik maar een einde aan mijn leven maken, maar als god kan ik dat nu eenmaal niet'.
_Polemiek met Jeroen Brouwers
Toen ik indertijd – in 1990 – mijn monografie over antieke eigendoding publiceerde, raakte ik verwikkeld in een polemiek met schrijver Jeroen Brouwers (1940-2022). Hij had in 1993, Een literaire geschiedenis van zelfdoding van Nederlandstalige schrijvers gepubliceerd (758 bladzijden) en was ervan overtuigd dat ook dieren zich verdeden. Ik was en ben dat niet.
_Ook dieren doen het niet
Ook de oudheid, mijn geestelijk domein, twijfelde. Toen Flavius Josephus in het jaar +67 zich te Jotapata in een krocht verscholen hield voor de Romeinen, probeerde hij zijn lotgenoten af te brengen van collectieve eigendoding. Hij putte uit een arsenaal van argumenten: ziel en lichaam mochten alleen door god gescheiden worden – zoals Plato al betoogd had. 'Stel dat een van uw huisdieren zichzelf zou doden', laat die Sokrates zeggen in de dialoog Phaidôn, 'zonder dat ge uw toestemming daarvoor hebt gegeven. Zoudt ge dan niet boos zijn en het dier willen straffen, als u kon?' De mens die zich doodt, weet dus zijn plaats niet. Als een voortvluchtige slaaf besteelt hij zijn goddelijke meester.
Terug naar Josephus in de benarde situatie te Jotapata. Hij voert nog aan dat zichzelf ombrengen laf was: zo gedroeg zich een stuurman die bij dreigende schipbreuk het schip verliet. En nog een argument: zelfdoders werden in veel culturen op schandelijke wijze begraven. Ten slotte komt de belangrijkste reden tegen eigendoding: zij was een tegennatuurlijke handeling, want onder dieren was er niet een dat weloverwogen naar de dood verlangde of zichzelf die aandeed.
_Antieke dierenzelfmoord
Als Josephus' kornuiten in de antieke geschriften belezen waren geweest, hadden ze wel gevallen kunnen aanvoeren die het tegendeel aantoonden. Toevallig kom ik ze weer tegen nu ik het bestand van antieke suïcide bijwerk. In 1990 had ik 960 gevallen, nu zijn het er 1358. Daaronder zijn veertien voorbeelden van dieren die volgens zegslieden de dood zochten.
Zo vertelt Aristoteles van een paardenfokker die een jonge hengst met zijn moeder wilde laten paren. Het dier weigerde en liet zich ook niet om de tuin leiden toe de fokker het hoofd van de merrie in een zak had gestoken. In vertwijfeling sprong het jonge paard in een afgrond.
Zichzelf van een hoogte – rots, brug – werpen was onder mensen na zich doodsteken (of dat laten doen) en zelfverhanging de derde methode, veel frequenter dan vergif, dat als een laffe exit werd beschouwd (en dat, zoals nog steeds geldt, geen 'succes' garandeerde; daarom zie ik niets in pillen).
Je zou zeggen dat de strop voor dieren niet beschikbaar was, maar in de pedante tafelgesprekken van Athenaeus weet een geleerde disgenoot te melden dat de purperkoet (Grieks: porphyrion, Engels: purple coot) de vrouwenvertrekken scherp in de gaten houdt en zo'n grote opmerkingsgave heeft dat het aan de heer des huizes een vermoeden van ontrouw meldt, door met de strop het leven te beëindigen. Hoe men zich de daad van deze gevleugelde zedenpolitie moet voorstellen, wordt niet uit de doeken gedaan: zocht de vogel in het riet een lusvormig groeisel? Maar hoe kon de bedrogen echtgenoot er dan weet van hebben? Het is typische borreltafelpraat van intellectuelen die elkaar overtroeven met sterke verhalen, die ter plaatse toch niet te controleren zijn.
Ongeloofwaardig klinken ook de anekdotes van Plinius de Oudere in zijn Natuurlijke Historie. Hij tekent kritiekloos op wat hij los en vast heeft gevonden. Trouwe honden, paarden en een olifant weigeren voedsel na de dood van hun baas. Zulk wegkwijnen is ook in de moderne tijd wel gesignaleerd, maar gaat het wel om suïcide, dat wil zeggen om een gewilde dood? Dezelfde twijfel is ook gerechtvaardigd als iemand na de dood van een levenspartner zich ten dode toe verwaarloost: wilde die wel dood?
Plinius weet ook nog het roerende verhaal te vertellen van de vriendschap tussen een jongen van het eiland Iasos en een dolfijn. Regelmatig maakte de knaap een tocht op de rug van het zeedier, maar bij een storm viel hij ervan af en stierf. De trouwe dolfijn bracht het lijk naar de kust  'en scheidde niet van het lichaam tot hij stierf'. Zo schuldig voelde hij zich. Op munten werd de band tussen jongen en dolfijn vastgelegd.
De veelweter Plinius, die zijn nieuwsgierigheid naar de uitbraak van de Vesuvius in 79 met de dood bekocht, meldt ook nog dat een adelaar die door een meisje was getemd, zich in het vuur van haar brandstapel stortte. Hetzelfde rouwmisbaar vertoonde de arend van koning Pyrrhos –  die van de vruchteloze overwinning. Dit laatste bericht komt van Ploutarchos, die ook niet wars was van een goed verhaal.
Dan is er nog het oncontroleerbare vissersverhaal van de murene. Als die door de karabos (een niet nader omschreven kreeftachtige) in het nauw wordt gebracht, werpt het dier zich prompt op diens stekelige rug en spietst zich zo dood.
Deze geschiedenissen, behalve die van de murene, worden natuurlijk verteld om de mens de spiegel van trouw voor te houden, niet om de vraag te beantwoorden of dieren ook aan eigendoding deden. Dat was in de oudheid net zomin een probleem als bij mensen: suïcide was gewoon een van de voorhanden uitwegen uit het leven. Het was wel zaak met een stijlvolle mors voluntaria het leven te bekronen.[1]
_Schlemielenmoraal van de fabel
Lieden die de vijand meenamen in de dood, konden zich vinden in Aisopos' fabel van de wesp en de slang: de wesp had zich op de kop van het serpent genesteld en 'voortdurend met de angel stekend overwinterde hij'. Toen de slang geen kans zag zich van zijn vijand te ontdoen, kroop ze naar de weg. Ze zag een wagen aankomen en stak haar kop onder het wiel. Ik lees de fabel als een verwijzing naar de wraak der machtelozen: je gaat er misschien zelf aan, maar je hebt de vernedering betaald gezet.
Heel vaak bieden fabels zo'n schlemielenmoraal, zoals in de vertelling van de hazen. Die verachtten zichzelf zo om hun lafheid dat ze besloten om collectief van een rots te springen. Ze stonden al op een hoogte, vanwaar ze neerkeken op een poel. 'Toen de kikkers daar beneden het geruis van de hazenvoeten hoorden, doken ze diep onder. Bij de aanblik daarvan zei een haas tot zijn makkers: "Laten we maar niet springen, want kijk, er bestaan nog laffere dieren dan wij". Zo is ook voor mensen het ongeluk van anderen een bemoediging in eigen ellende.' De laatste zin geeft de moraal van het verhaal.
Zulke levenswijsheden maken de fabel tot een kostelijke bron voor de mentaliteitsgeschiedenis. Voor wat eigendoding betreft, zeggen deze twee fabels natuurlijk niets over de zelfgekozen dood van mensen.
_Bestaat dierenzelfdoding?
De oudheid biedt dus wel sterke verhalen, maar zoals aangeduid, ze zijn allesbehalve solide. Aan dezelfde zwakheid lijden de moderne rapportages over zelfdodende dieren. Dat de zelfopoffering van lemmingen uit de Disney-studio komt, moet onderhand als filmbedrog van White Wilderness (1958) wel bekend zijn, al pikte de vervalsing in op een nepverhaal dat al eerder circuleerde. Ja, bij het jachtige zoeken naar een nieuw domein, verzuipen er een stel, maar dat is geen altruïstische zelfvernietiging om ruimte te maken voor de soortgenoten.
Het Wikipedia-artikel Animal suicide is heel terughoudend in het erkennen van suïcidaal gedrag bij niet-menselijke dieren. Dat vereist naast een hoger niveau van bewustzijn dan tot nu toe is vastgesteld, een bedoeling en een concept van het zelf en de dood. Er zijn, net als in de oudheid, heel wat anekdotes over dieren die onder spanning of verdriet weigeren te eten. Was de orka Morgan erop uit om te sterven, toen zij uit het bassin sprong en lang op het droge bleef liggen, wat de dood door uitdroging zou brengen?
De drie voorwaarden, zelfbewustzijn, doodsbesef en begrip van toekomst zijn afzonderlijk wel bij dieren vastgesteld. Zo toont de spiegeltest aan dat bepaalde dieren wel degelijk weten wie ze zijn. En dieren kunnen ook wel handelen met het oog op de nabije toekomst. Maar hebben ze een notie van de dood? Onder termieten en mieren komt zelfopoffering in een bedreigende situatie wel voor, maar dit moet instinctief gedrag zijn. En is de honingbij, die bij steken haar angel en het leven verliest, uit op het eigen einde?
Het hoogste in de orde van zelfdodende dieren staan voorlopig kleine aapjes, de spookdiertjes. Het zijn uiterst gevoelige leden van de orde der primaten. Gevangenschap kunnen ze niet aan. De spanning die ze ervaren door opgesloten te zijn, door verlichting en ongewilde aanraking, maakt dat ze slecht eten. Als ze dan in 'overspanning' raken, gaan ze met de kop tegen harde oppervlaktes beuken, wat tot de dood leidt. Maar wilden ze die?
_Wij leven met de dood
Voor het moment kunnen we ons tenminste in één opzicht als toppunt van de schepping beschouwen: vanaf de kleutertijd weten we dat ons bestaan eindig is. We moeten leven met de dood. Als ouder herinner je je het moment dat je kind naar aanleiding van de dood van een huisdier of een grootouder vraagt: 'Ga ik ook dood?' Een van mijn dochtertjes pakte bij het slapen gaan opeens mijn pols en zei: 'Jij en ik gaan niet dood, hè pap? Want dan kan ik je niet meer voelen.' Ontkennen van dat levensfeit zou bedrog zijn, dus zei ik dat het nog heel lang zou duren. Eerst gingen de opa's en oma's, dan papa en mama en pas na een heel lange tijd zij. Voor het moment was dat voldoende, maar het kinderbrein had zich de boodschap aangetrokken. Een tijdje later zaten zij en haar zus in de bus tegenover een bejaarde dame. Als eeneiige tweeling waren ze onweerstaanbaar en raakten dus in gesprek. Opeens hoor ik vragen: 'Heb jij een kunstgebit?' Toen de vrouw het beaamde, was de reactie: 'Oh, dan ga je al gauw dood'. 
Door ons bewustzijn van individualiteit, het besef van tijd en de waarneming dat al het leven sterft, hebben we het exclusieve vermogen om gewild een einde te maken aan ons bestaan. Tenzij er onweerlegbaar bewijs voor dierenzelfdoding komt, zijn wij het unieke animal suicidale.
_Noten
[1] Zie mijn Sterven in stijl. Leven met de dood in de klassieke oudheid, Ambo/Anthos, Amsterdam 2015

Io als koe herkend door haar vader Inachus, Victor Honoré Janssens (1658–1736)
 
Jongen op dolfijn, munt van Iasos
Kwintessens
Anton van Hooff is classicus, vrijdenker, republikein en heeft in die hoedanigheden allerlei functies bekleed. Naast vele krantencolumns, artikelen en bijdragen aan bundels, publiceerde hij 15 boeken over een waaier van onderwerpen: liefde, democratie, dood en eigendoding in de oudheid, Romeinse keizers, vroege kritiek op het christendom, Spartacus en het Plakkaat van Verlatinghe.
_Anton van Hooff auteur
Meer van Anton van Hooff

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws