14 januari 2025
Universiteit en kapitaal
Naast afgestudeerde studenten produceren universiteiten ook wetenschappelijk werk in de vorm van publicaties. Vroeger waren dat in de humane wetenschappen vooral boeken, maar in navolging van de 'harde' wetenschappen steeds meer artikelen in wetenschappelijke tijdschriften. De tijdschriften krijgen een waardering naargelang de belangrijkheid en dan kunnen de jongens en meisjes van de cijfers aan de slag om de waarde te bepalen van het aantal bedrukte bladzijden. Die cijfers maken het mogelijk om de productie (of output zoals dat vandaag heet) exact te bepalen. En dat is dan weer belangrijk voor je promotie en voor de subsidies aan je Universiteit.
Aan dit model schort heel wat, dat schreef ik al eerder (zie hier), maar het is allemaal nog veel erger. Het betaalmodel van de universiteiten biedt allerlei figuren de kans om een boel geld te verdienen op de ruggen van de onderzoekers en van de gemeenschap. In de eerste plaats is het zo dat wetenschappelijke tijdschriften niet door uitgevers worden gemaakt, maar door wetenschappers. Zij zorgen voor de selectie (met peerreview, een evaluatie door gelijken) en vaak ook nog eens de tekstverzorging. De uitgever is meestal een internationaal bedrijf met een heleboel tijdschriften die dat pakket veel te duur verkoopt aan de universiteiten, die daarvoor ook nog eens moeten betalen, opnieuw met overheidsgeld.
Maar het kan nog erger: de heel goede tijdschriften vragen hun auteurs om een bijdrage voor het voorrecht om hun werk in druk te zien; wie in de meest prestigieuze tijdschriften zoals Nature wil publiceren, betaalt daar tot € 10.000 voor. En in sommige disciplines moet je nog eens betalen om je artikel te laten evalueren, maar dat geldt alleen voor financiële en economische tijdschriften. Dat vind ik minder erg: zij hadden het kapitalisme maar niet moeten uitvinden. Maar voor iedereen geldt dat deze APC (article processing charge) wordt betaald door de wetenschapper zelf, door de subsidiërende instantie of door de universiteit.
Nogmaals: iemand verdient heel veel geld aan het wetenschappelijk werk van auteurs die zelf voor hun werk betaald worden met overheidsgeld. Elsevier, om hen niet te noemen, haalde op die manier in 2010 een winstmarge van meer dan 35%. En de wetenschappers hebben geen keuze: publiceren is een verplichting en dus moeten ze hun werk in de duurste tijdschriften proberen te plaatsen.
Misschien zijn sommige lezers zo ouderwets om te denken dat resultaten van wetenschappelijk werk voor heel de mensheid beschikbaar moeten zijn en daar heeft men ook iets voor gevonden dat niet toevallig weer een Engelse naam heeft: open access. Maar als je dat wil, moet de auteur ook daarvoor betalen, vaak nog eens zoveel als je al hebt opgehoest. En heb ik al gezegd dat je in de meeste van deze gevallen de auteursrechten afstaat?
Het is in die context dat ik mij een hele tijd geleden inschreef in Academia.edu, een platform waar je je eigen werk digitaal kon publiceren. Het leek een goed idee, ik zette zoveel mogelijk van mijn werk op de site en vond er ook interessante artikelen van collega's uit tijdschriften die niet altijd in onze bibliotheek te vinden zijn.
Maar zoals we ondertussen hadden kunnen weten, zo werkt de wereld niet. Eerst kreeg ik nog vriendelijke mails om te vragen of dit of dat artikel ook van mij was, zodat het mee kon worden opgenomen. En ik kon trefwoorden opgeven zodat ik snel op de hoogte werd gebracht als iemand relevant onderzoek publiceerde. Geen probleem. Maar dan kreeg ik ook mails om mij te vertellen dat er iemand in Maleisië mijn artikel over William Butler Yeats had gelezen. Soms al eens vijf mensen in China, of in Indië, of Ghana.
Mooie liedjes duren niet lang en de mails bleven maar komen: als ik een artikel las, kreeg ik te horen dat ze me een pakket met 57 artikelen over ongeveer hetzelfde onderwerp konden sturen. Of Academia meldde me dat er iemand in het departement geologie van Harvard mijn artikel over James Joyce en Metchnikoff had gelezen, en of ik niet wou weten wie dat was. Of dat mijn naam genoemd werd in meer dan 1300 artikelen. Ik kon het hele pakket krijgen, én de naam van de persoon die mij waarschijnlijk een eredoctoraat in Harvard kan bezorgen, én weten wie mij waar in de wereld citeert, maar dan moet ik eerst volwaardig lid worden van Academia. Dit alles voor de prijs van slechts € 121 per jaar.
Ondertussen is (een deel van) mijn werk nog altijd gratis te lezen over de hele wereld, maar ik weet niet wie me waar citeert. Descartes dacht nog dat hij bestond omdat hij twijfelde, maar wij postmodernen weten dat wij maar bestaan als we e-mails krijgen. De vorige alinea schreef ik 24 uur geleden: ik had toen net opgezocht hoeveel zo'n abonnement kost. Sindsdien stuurde Academia me zes mails: vier keer dat dit echt mijn laatste kans is om lid te worden aan deze uitzonderlijk aantrekkelijke voorwaarden en twee keer dat een zekere Gerald G. Smith mij heeft opgezocht in Google en of ik niet wil weten waarom hij dat deed?
Waarschijnlijk is er een zoals gewoonlijk heel ingewikkelde manier om mij helemaal uit te schrijven, maar ik ga dat toch maar niet doen. Dit is misschien mijn enige kans op onsterfelijkheid.
Meer van Geert Lernout