11 april 2025
Brief aan Khalid Benhaddou (4 april 2025)
Beste Khalid
Ik was aanwezig in de Zebrastraat in Gent op de voorstelling van je boek, De monsters van onze tijd, dat ik ondertussen ook gelezen heb.
Je snijdt er identieke stellingen in aan die ikzelf in 2021 te berde heb gebracht in mijn essay Het belang van verhalen. Ik citeer hieruit: 'Het onderricht in onze scholen heeft zich volledig aangepast aan de economische markteisen van onze maatschappij. En daarin staat individualisme nu eenmaal centraal. Het wegvallen van een godheid is vooralsnog niet ingevuld door enig alternatief dat ons het gevoel geeft bij een groep te horen, aan een gezamenlijk project te werken.' En verder noteerde ik: 'Een nieuwkomer in ons land verzuipt in een berg administratie en raakt hopeloos verdwaald in onze gefragmenteerde maatschappij waarin het ieder voor zich is. Steun vindt hij daarentegen wel in zijn eigen vertrouwde gemeenschap, met een bindend verhaal dat geïmporteerd werd vanuit zijn geboortegrond.'
Deze beide opvattingen werk jij uit zoals ik je in de loop der jaren heb leren kennen: veel diepgaander en erudieter. Uit de mails die ik je eerder schreef, weet je hoezeer ik jou waardeer. Ik volg je al sinds 2017 en heb je in je opeenvolgende uiteenzettingen weten evolueren naar een imam die zijn geloofspunten almaar meer tracht te verzoenen met de seculiere Westerse waarden.
Niettemin zou ik enkele vraagtekens willen plaatsen bij bepaalde standpunten die jij naar voren brengt.
Over migratiegolven zeg je dat de echte verandering pas kwam na de Tweede Wereldoorlog en dat België overeenkomsten sloot met landen zoals Italië, Griekenland, Spanje … maar ook met Marokko en Turkije. Deze laatste stromen uit islamitische landen dateren echter van later, zoals beschreven door Tom Naegels in het bekroonde Nieuw België. Een migratiegeschiedenis. Ze waren een rechtstreeks gevolg van de mijnramp in Marcinelle uit 1956, toen Italië de sluizen dichtdeed, het contract met ons land opzegde en dus geen 'gastarbeiders' meer wilde leveren. De eerste bus uit Ankara vertrok pas op 1 mei 1963.
Zelf woonde ik sinds 1965 in Genk en ik heb nooit een moslimtoevloed genoteerd. Die gebeurde dan ook veel later, en vooral druppelsgewijs. Dat de Belgische regering zich wel degelijk realiseerde dat er in de toekomst problemen konden opduiken, blijkt uit de woorden van de Belgische ambassadeur, Robert Fenaux, die in 1961 – dus nog voordat de eerste moslims in de mijnstreek toekwamen – zijn bezorgdheid reeds uitsprak voor een 'te grootschalige aanwerving' vanwege 'het achtergestelde niveau van Anatolië': 'Er moeten voorzorgsmaatregelen genomen worden om ons te verzekeren van hun integratie en hun discipline'. Ook Paul-Henri Spaak, minister van Buitenlandse Zaken, was zich bewust van deze cultuurkloof en liet er – toen al! – geen twijfel over dat deze situatie waarschijnlijk tot problemen ging leiden.
Op het ogenblik dat ik nog in Limburg woonde, zat ik niet op een eliteschool, maar volgde 'officieel onderwijs', dus samen met de kinderen van de kompels die uit alle windhoeken van Europa naar hier waren geëmigreerd. En inderdaad, mijn ouders hadden geen contact met mensen van andere nationaliteiten – die woonden afgezonderd in zogenaamde cités – maar ik denk dat het vooral de taal was die hiervoor een barrière vormde. Want ik daarentegen telde Italiaanse, Spaanse, Griekse, Oekraïense, Poolse vriendjes en vriendinnetjes, bij wie ik aan huis kwam en omgekeerd. En hoe sterk het samenhorigheidsgevoel wel was dat alle inwoners van Genk met elkaar verbond, los van welke nationaliteit dan ook, ervoer ik in 1966 tijdens de mijnstaking bij de sluiting van Zwartberg. Onlangs heb ik er nog met vroegere klasgenoten over gesproken: we worden er nog altijd emotioneel van als we die solidariteit van toen voor ogen krijgen! Ik schreef er teksten over, zie hier en hier.
En een soortgelijke vorm van solidariteit heb ik ook jaren later ervaren in Gent: met moslims deze keer. Toen ik in 1980 met een huisartsenpraktijk begon, vlakbij de Brugse Poort, woonden de nieuwkomers gewoon te midden van de andere Belgen in een ordentelijk huis met dezelfde accommodatie als wij allemaal. Wij waren buren! En met een reeks Gentenaars die hier al generaties lang woonden, trokken wij naar de les om in de Sleepstraat Turks te leren en contact te leggen met de nieuwe Belgen.
In die jaren bestond er nog niet zomaar dat wij-zijgevoel. We zochten toenadering met elkaar. Toen Mehmet zijn vrouw en drie kinderen verloor bij een auto-ongeluk, rouwden wij allen mee. We leerden gebruiken kennen waarvan we eerst te kijken stonden, zoals de Ramadan – een maand lang overdag niet eten of drinken, jongens toch! – de iftar, het Suikerfeest en de lekkernijen die Menekşe in de straat ronddeelde. We feestten samen.
Waar is het nadien fout gelopen? Want de Zwarte Zondag van 1991 had ik niet zien aankomen. Waarom trokken de moslims weg om zich te gaan concentreren in bepaalde wijken als de Brugse Poort? Omdat ze op die plaatsen hun taal en cultuur konden behouden? Het kende wel een gevolg: de mensen die er al decennialang leefden, voelden zich niet meer thuis in hun eigen wijk, want rondom hen sprak men een taal die ze niet begrepen en ze trokken weg uit de buurt.
Het is dus niet zomaar correct, Khalid, dat men de islamitische inwijkelingen in verkrotte woningen onderbracht; ik zag vaak het omgekeerde gebeuren: met de komst van de Turken en de Maghrebijnen zette zich de verloedering van de wijk juist in. In de jaren 80, vóór jouw geboorte en vóór die van Tina De Gendt, toonde de Wondelgemstraat zich als een zeer levendig en commercieel centrum, vol neringdoeners, waar dames kwamen flaneren en bij zelfstandige uitbaters hun merkkleding kopen. Voor de grote winkelketens moest je in de Veldstraat zijn! Vergeten we niet de beroemde braderie, de drukbezochte kermis en het vermaarde wielercriterium. Ik heb er al eens naar verwezen, zie hier.
Let wel: ik zeg niet dat de teloorgang van deze wijk de schuld is van de nieuwkomers, want een correlatie staat niet synoniem voor causaliteit. De samenhang valt me alleen maar op. En ik stel me de vraag: waar is het fout gelopen? Wat hebben wij verkeerd gedaan? Wij allemaal! Want de empathie van de plaatselijke bewoners deemsterde weg recht evenredig met de exponentiële toestroom van het aantal inwijkelingen en met hun lokale concentratie. De oorspronkelijke huurders en eigenaars voelden zich verdrukt en trokken weg. De meesten althans. Blijven deed alleen de oudere, minder mobiele populatie.
Tegelijk constateerde ik dat de kennis van het Nederlands er flink op achteruitging. Mijn patiënten hadden opeens allemaal een tolk nodig. En opvallend vond ik dat in eenzelfde gezin de oudere kinderen – van wie er sommigen zelfs het Gentse dialect machtig waren – onze taal heel wat beter spraken dan de jongere.
Nogmaals: waar is het fout gelopen? We zijn alleszins niet goed bezig. Hoeveel volkscafés blijven er nog over waar men een kaartje kan leggen? Waar zijn de bankfilialen, de geldautomaten, de krantenwinkels, de postkantoren, de ziekenfondsen? Hoeveel blijven er nog over in dit dichtstbevolkt gebied van Gent? Waar is de apotheek van de Vooruit naartoe? En de socialistische partij zelf, die in de Meibloemstraat Daniël Termont voor een volle zaal liet spreken, terwijl Frank Beke en minister Johan Vande Lanotte dat op hun beurt deden in de Wondelgemstraat?
Ik hoop dat we deze regio's niet aan hun lot overlaten, om dezelfde weg op te gaan als in Zweden of in Kuregem, waar deze apolitiek geleid heeft tot broeihaarden van criminaliteit, zie ook hier. Het sociaal weefsel – de bindkracht – ziet zich gereduceerd en de connectie met het centrum van de stad blijft uit. Er vormen zich eilandjes.
Onderwijs is belangrijk, Khalid, maar je moet ook in eigen boezem durven te kijken. Natuurlijk mag ik mijn eigen huisartsenpraktijk niet zomaar extrapoleren en er statistische besluiten op baseren. En ongetwijfeld is ons Belgisch systeem verre van ideaal. Toch heb ik de indruk dat het belang van onderwijs bij een groot deel van de islamitische bevolking nog altijd miskend wordt. Er heerst een mentaliteitsprobleem. Kinderen worden te vaak thuisgelaten en te vlug van school gehaald. Men gaat voor het snelle geldgewin, maar heeft geen oog voor de latere repercussies ervan. Ik moest te veel afwezigheidsattesten uitschrijven – ook soms onder druk van de school, omdat de leerlingen een of ander quotum niet behaalden en de ouders daardoor dus financiële ondersteuning en toelages zouden mislopen.
En neen, je mag niet veralgemenen: er bestaan ook mensen die het gemaakt hebben! Jij bijvoorbeeld. Precies zoals er langs de andere kant van de 'barrière' mensen te vinden zijn die zich in de vernieling hebben gereden. Vandaar ook dat ik er niet altijd van overtuigd ben dat de plaats die iemand inneemt binnen onze samenleving per se te maken heeft met zijn religie of zijn herkomst, maar veeleer met de sociale klasse waartoe hij behoort.
De toestroom van moslims in België gebeurde veelal vanuit achtergestelde agrarische gebieden. Sta me dus toe de vergelijking te maken met de fabrieksarbeiders, dokwerkers en kompels hier te lande. Tot in de jaren 80 beschikte mijn familie en vriendenkring evenmin allemaal over een badkamer of een apart toilet. Hetgeen in het begin van mijn huisartsenpraktijk net zo goed opgaat voor mijn patiënten in de Brugse Poort en op de Muide – sommigen hadden zelfs geen stromend water! Tegenwoordig zijn we misschien geneigd die groep het cachet van 'arm' te geven, maar we leefden in heel andere tijden: iedereen in de nabije buurt beschikte over dezelfde 'karige' middelen. En omdat iedereen rondom op die manier leefde, viel het niet op dat er mensen waren die over een grotere slagkracht beschikten. Met rijkelui bestond geen direct contact – die leefden ook niet in de suburbs, maar in villawijken als Brasschaat of Latem. Daar kwamen deze werklui niet. Puissant kapitaalkrachtigen zag men alleen in de films of op tv.
Toen mensen van vreemde origine zich in de jaren 80 kwamen vestigen in de Brugse Poort, deden ze dat in dezelfde huizen als de oorspronkelijke bewoners en erfden ze dus dezelfde faciliteiten. Al de dingen die wij tegenwoordig als basisbehoeften bestempelen, bestonden toen nog niet of waren simpelweg niet voorhanden.
Beste Khalid, misschien wekt heel deze brief de indruk dat ik niet akkoord ga met de strekking van je boek. Quod non. Bedoeling is alleen een correctie aan te brengen in verband met de periode vóór jouw geboorte en de toenmalige evolutie die jij over het hoofd hebt gezien.
Vriendelijke groet
Rudy
Meer van Rudy Van Giel