23 juli 2021
Gettovorming en djellaba's in het straatbeeld (deel 2)
In het eerste deel van dit essay kaartte ik al aan welk een ongezonde situatie het is, als mensen van eenzelfde origine samen gaan hokken in bepaalde wijken van een stad. In dit tweede deel ga ik verder in op deze gettovorming.
De Gentse Wondelgemstraat van toen … Waar is de tijd? Het was ooit een van de prominente invalswegen naar het centrum van de Arteveldestad, waar inwoners uit Evergem en omgeving kwamen shoppen. In de jaren '80 stond ze nog bekend als de Tweede Veldstraat, want je kon er zowat alles vinden: klederen voor volwassenen en voor kinderen, lingerie, schoenen, kappers, schrijfmachines, bloemen, wijnen, kaashandel, zuivelwinkel, vis, meubelen, gordijnen, 'inlandse' bakkers en restaurants – ik citeer nu gewoon lukraak uit het hoofd … Je trof er zomaar eventjes drie slagerijen aan die ook 's zondags open waren, drie apotheken en zelfs drie zaken voor grammofoonplaten. Er bevond zich een grote feestzaal, De Torekens, waar menig jubileum, huwelijk of communie gevierd werd. En als bekroning werd er in de zomer de jaarlijkse braderie gehouden met zijn kermisattracties als schietkraam, botsauto's, draaimolens … Terzelfder tijd vond er een wielercriterium plaats, waar men van heinde en verre naartoe kwam. Het was er iedere keer weer over de koppen lopen. Wat is er van dit alles geworden? De pralinewinkel, doopsuiker Renard, ja, die heeft standgehouden, terwijl bijna al de andere handelspanden verdrongen werden door Turkse en Bulgaarse families die er met minieme ingrepen woonhuizen van maakten, naast een vijftal fruitwinkels, zes kuaförs, zeven döner kebabs, tien restorans … enfin het klassieke Ottomaanse aanbod. En toegegeven, ook enkele grootwarenhuisketens sprongen in het gat: Kruidvat, Zeeman, Proxy …
Wat mij hierbij vooral verwondert, is dat heel deze metamorfose zich in amper één generatie kon voltrekken. Natuurlijk kan je met deze ontwikkeling op zich geen problemen hebben, maar je mag je toch afvragen of dit een gezonde stedenbouwkundige evolutie is, in hoeverre dit bijdraagt tot co-existentie, tot sámenleven. Liggen hier meteen ook niet de wortels van het populisme? Je zal als werkman maar een huisje hebben aangeschaft in deze buurt! En dan hoor je de politici op televisie pleiten voor een extra pijler naast je wettelijke pensioen, bijvoorbeeld een eigen woning, terwijl je de waarde ervan jaar na jaar ziet dalen: je zuurverdiende centen blijken bezig in rook op te gaan …
En je ergert je blauw! Want hier geldt een heel andere verkeerscode dan in de rest van de stad. Eenrichtingsstraten worden gebruuskeerd, dubbel parkeren is legio, wegen worden geblokkeerd om gezellig een babbeltje te slaan, bevoorradingen gebeuren op de meest uiteenlopende uren van de dag …
Tijdens een eerste vergadering met de politiehoofdcommissaris worden deze problemen in alle toonaarden ontkend. Het is slechts een perceptie. Hij oogst er veel bijval mee onder de Belgen van nieuwe origine, terwijl hij de generatie die al jaren in deze buurten woont tegen de haren strijkt. Maar enkele jaren later, op een volgende buurtsamenkomst, erkent de burgemeester dat er wel degelijk moeilijkheden bestaan. De zaken durven benoemen is een eerste stap naar een oplossing.
Zo had een schepen van Open Vld hier oren naar en organiseerde hij een buurtbijeenkomst. Alleen jammer dat al deze problemen niet tot zijn bevoegdheden behoorden; hij ging de signalen echter doorspelen aan zijn collega van Groen. Hij beloofde bij hem meer controle te bepleiten, net als een hardere aanpak van het dubbel parkeren en een vaste tijd voor leveringen …
Vermoedelijk hebben beide heren nog geen tijd gevonden om elkaar te spreken.
Wie zou er nu wat tegen kunnen hebben, tegen traditionele kledij uit het moederland? Het verleent onze steden een kosmopolitisch karakter en het geeft kleur aan ons straatbeeld. Eindelijk een beetje variatie: naast die verzuurde gezichten die iedere dag drukdoende zijn zich naar huis of naar hun werk te haasten, duiken sierlijke gewaden op, langzaam voortschrijdend, spelend met hun kralen – hun tashbih – om ons te leren hoe waardevol het kan zijn van tijd te genieten.
Ik hoopte in 2018 alleen dat er achter de plots opduikende djellaba geen ideologie schuilging, dat hij geen vlag werd die een explosieve, intolerante lading dient toe te dekken. Want een samenleving kan het zich niet veroorloven meningen te accepteren die haar principes willen ondergraven en afschaffen. Religie weet zowel het beste als het slechtste in iemand naar boven te halen. Het welslagen van een radicalisering is altijd gebaseerd op een hele kleine groep die zich strijdbaar opstelt en die kan terugvallen op een achterban die bereid is hen al dan niet stilzwijgend te steunen. Socioloog Ruud Koopmans schreef in het Algemeen Dagblad: 'Je moet vaststellen dat van het miljard moslims bijna de helft een intolerante vorm van de islam aanhangt, waarbinnen haat jegens afvalligen en homoseksuelen en het schenden van vrouwenrechten normaal zijn. Van die 500 miljoen mensen, blijkt uit onderzoek, is tien tot twintig procent bereid om geweld te accepteren – ook tegen burgers – om de islam te verdedigen.'
Misschien wek ik de indruk, en vooral vanwege het citaat van Koopmans, dat ik heel erg ongerust ben. Laat ik benadrukken dat dat niet het geval is. Twee bedoelingen liggen aan de basis van dit artikel. Enerzijds vragen stellen waarom moslims zich in 2018 anders begonnen te gedragen … En anderzijds vaststellen dat er door het beleid – of door het gebrek eraan – van de integratieaanpak een potje is gemaakt. We zijn duidelijk niet goed bezig en hollen mogelijk onze eigen samenlevings- en tolerantiewaarden uit, waarbij ik me zorgen maak of we het tij nog kunnen keren. Hoe we het dan precies moeten aanpakken, dat is andere koek en daar heb ik geen antwoord op. Maar het wordt hoog tijd dat we erover nadenken en de problematiek niet zomaar begraven in de zoveelste commissievergadering en conferentiebespreking waar niemand beter van wordt, tenzij de deskundologen na afloop bij het opstrijken van hun zitpenningen.
Lees hier het eerste deel van dit artikel.
Meer van Rudy Van Giel