23 juli 2021
De vrijheid van het individu staat op het spel
De uitspraak van Ihsane Haouach dat de scheiding tussen kerk en staat moet worden aangepast in functie van de veranderde demografie, veroorzaakte politieke deining en maakte dat ze ontslag nam als regeringscommissaris. Nochtans is ze niet de eerste met zo een analyse. Toen in Gent gestemd werd over het opheffen van het verbod op het dragen van uiterlijke kentekenen, zei voormalig burgemeester Termont eigenlijk hetzelfde: "Ik ben een voorstander van de scheiding van kerk en staat. Maar we leven in een maatschappij die de laatste jaren geweldig geëvolueerd is. We leven in een maatschappij met een grote diversiteit en waar in het straatbeeld veel vrouwen met een hoofddoek aanwezig zijn. Ik ben er als burgemeester van overtuigd dat je geen samenleving kan samenhouden door mensen te verbieden dingen weg te steken waarvan ze overtuigd zijn."
Wat de relatie is tussen een bepaalde kerk-staat-verhouding en de sociale cohesie is eigenlijk een empirische kwestie. In de Kamercommissie voor de Herziening van de Grondwet getuigde parlementslid Monica De Coninck over haar ervaringen met gesluierde ambtenaren. Toen zij schepen en OCMW-voorzitster was in Antwerpen had ze onderzocht wat het effect was van gesluierde ambtenaren: "Een ambtenaar aan een loket die een uiterlijk teken van een geloofs- of levensovertuiging draagt, kan volkomen neutraal werken, terwijl dat toch negatieve gevolgen heeft. Zo is gebleken dat gesluierde vrouwen aanschuiven voor de loketten die zelf bemand zijn door personen met een hoofddoek. In de praktijk ontstaat aldus een vorm van apartheid." Net zo goed uiteraard zullen sommige burgers de voorkeur geven aan een ambtenaar zonder hoofddoek wanneer ze daar de keuze toe hebben. Dat bleek uit een getuigenis van een medewerkster van de stad Gent die door de nieuwsdienst van de VRT werd geïnterviewd: "Als ik hier samen met mijn collega zit, dan is het al gebeurd dat mensen ons bekijken en toch bij mijn collega zonder hoofddoek gaan aanschuiven."
In het debat over de overheidsneutraliteit wordt soms verwezen naar het Verenigd Koninkrijk als voorbeeld van een geslaagde multiculturalistische invulling van die neutraliteit, zelfs politieagenten mogen er een hoofddoek dragen. Steevast vergeet men daarbij echter te vermelden dat dat beleid ook de levensbeschouwelijke segregatie in de hand werkt. Naar aanleiding van zijn documentaire Allah in Europa wees Jan Leyers in De Standaard nog op die segregatie (DS 2 september). Met name voor vrouwen is dat een slechte zaak: "Of je nu praat met een heel orthodoxe of een heel liberale moslim, ze hebben gemeen dat ze anders denken over de rechten en plichten van mannen en vrouwen dan wij. Dat heeft niet alleen met tradities te maken, maar ook met de basisteksten in de Koran. De vraag hoe we daarmee omgaan, is onvermijdelijk. Eigenlijk komt het erop neer dat je moet kiezen tussen solidariteit met een bepaalde cultuur of met het individu."
Met die analyse slaat hij de nagel op de kop. Zoals ik eerder betoogde biedt het multiculturalisme geen goede basis voor het samenleven in diversiteit, noch voor het vrijwaren van de rechten van individuen (DS 4 juni). Het wijst rechten toe op basis van cultureel lidmaatschap in plaats van op individuele waardigheid. Philippe Van Parijs vergist zich dan ook wanneer hij het dragen van een hoofddoek door ambtenaren omschrijft als een 'onschuldige praktijk' (DS 16 juli). Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens was in de zaak van Dahlab versus Zwitserland van mening dat de hoofddoek 'moeilijk met het principe van gendergelijkheid samengaat' en dat het 'niet zonder meer kan worden ontkend dat het dragen van de hoofddoek een soort proselitisch effect kan hebben'. In die zin is Van Parijs' verwijzing naar het schadebeginsel van John Stuart Mill relevant. Levensbeschouwelijke tekens kunnen door hun aard en door de specifieke context waarin burger en ambtenaar elkaar ontmoeten, een vrijheidsbelemmerend effect uitoefenen en dus de autonomie van het individu schaden (DS 2 september). Dat geldt niet alleen voor hoofddoeken maar voor alle levensbeschouwelijke, ideologische en bewegingstekens. Een hoofddoek, een eigen-volk-eerst-pin, een regenboog T-shirt moeten daarom bij ambtenaren verboden worden.
De inzet van het neutraliteitsdebat is dan ook niet de vrijheid van de moslima om altijd en overal haar hoofddoek te kunnen dragen, maar wel de vrijheid van individuele burgers om in hun contacten met de overheid hun rechten uit te oefenen en daarbij niet gehinderd te worden door levensbeschouwelijke en andere tekens.
In tegenstelling tot wat Haouach beweert, is de demografische evolutie geen reden om de scheiding tussen kerk en staat te herzien. In een pertinent rapport Lifting the Integration Veil maakt Dr. Tommaso Virgili duidelijk dat we precies het omgekeerde moeten doen: "Een staat heeft zowel het recht als de plicht om de waarden waarop ze berust te definiëren, en om een duidelijke lijn te trekken tussen die zaken die in een liberale rechtsstaat behoren tot de individuele gewetensvrijheid en die zaken die onaantastbaar zijn omdat ze de rechten van anderen en het samenleven garanderen."
(Een iets kortere versie van deze tekst werd oorspronkelijk gepubliceerd in De Standaard, 20 juli 2021. Overgenomen met toestemming van de auteur. Jurgen Slembrouck schrijft deze bijdrage in eigen naam.)
Meer van Jurgen Slembrouck