Kwintessens
Geschreven door Ann De Buck en Lieven Pauwels
  • 53 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

6 oktober 2025 Bedenkingen over oorlog en vrede (deel 4)
Historische tijden: oorlog, staatsvorming en religie
In de voorgaande delen van deze tekst zagen we hoe geweld zich ontwikkelde van kleinschalige conflicten in jager-verzamelaarsgroepen tot grootschalige oorlogen in samenlevingen met staten. Oorlog bleek geen natuurgegeven, maar een cultuurproduct dat vooral door elites werd ingezet als instrument voor macht, rijkdom en hiërarchie.
Deze dynamiek kreeg haar volle kracht met de opkomst van de eerste staten. Hun fundament was een landbouw die overschotten genereerde, waardoor elites rijkdom konden monopoliseren. Staten ontstonden via drie mechanismen: controle over kennis en handel, gecentraliseerde en bureaucratisch georganiseerde arbeid, en bevolkingsdruk in productieve maar afgebakende gebieden. Vooral de combinatie van de laatste twee bleek duurzaam. Waar staten autonoom oprezen, spreken de auteurs van primaire staatsvorming.
Succesvolle staten straalden hun invloed uit naar omliggende gebieden. De honger van elites naar luxegoederen, hulpbronnen, arbeiders en soldaten zorgde voor economische stimulans bij buurregio’s, die vaak rijkdom vergaarden door handel en het voorbeeld van de staten volgden. Zo ontstonden nieuwe koninkrijken in de periferie van Egypte en Mesopotamië, een proces dat leidde tot secundaire staatsvorming. Een netwerk van concurrerende staten groeide, die dankzij hun overschotten legers konden onderhouden. Deze wedloop werkte als motor voor innovatie: nieuwe wapens, tactieken, logistiek en tijdsregulering ontstonden om legers efficiënt en langdurig inzetbaar te maken.
Voor de meeste mensen betekende dit weinig vooruitgang. Hun arbeid en belasting dienden de belangen van de staat en de heersende klasse. Rechtspraak draaide om harde straffen, elites benutten hun privileges ook biologisch via harems en reproductieve strategieën. Staten functioneerden als oorlogsmachines: militaire uitgaven werden terugverdiend via buit, belastingen en dwangarbeid. Slaven en krijgsgevangenen waren onmisbaar in dit systeem. Oorlog en dwang bepaalden het dagelijks leven van de meerderheid.
Zo ontstond een geschiedenis waarin staten groeiden, concurreerden en elkaar bevochten, telkens nieuwe imperia voortbrachten en uiteindelijk weer ten onder gingen, van Akkadiërs en Assyriërs tot Romeinen en Perzen. De voortdurende interactie tussen landbouw, bureaucratie, elites en oorlog vormde de basis van de moderne wereld, waarin vrijwel iedereen in staatsverband leeft. Tegelijkertijd bracht deze militarisering technologische en organisatorische vooruitgang: betere wapens, georganiseerde bevoorrading, bureaucratie en administratie. Staten investeerden hierin niet alleen om rijkdom en arbeid te controleren, maar ook om oorlog systematisch te plannen en te voeren. Uit diezelfde drang groeiden de eerste stappen richting regelgeving en diplomatie. Verdragen zoals tussen de Hettieten en Egyptenaren, te situeren in de 13e eeuw v.o.t., suggereren dat zelfs in tijden van voortdurende dreiging elites manieren zochten om conflicten te reguleren. Wat begon als instrument van elitebelang, evolueerde zo tot mechanismen die samenwerking en handel mogelijk maakten, een patroon dat de hele menselijke geschiedenis blijft beïnvloeden.
Oorlog beperkte zich echter niet tot het slagveld. Het tastte ook de sociale orde en genderverhoudingen aan. Een bijzonder duister aspect was het systematisch inzetten van seksueel geweld. De auteurs benadrukken dat vrouwenroof en verkrachting geen natuurlijke gedragingen zijn, maar producten van patriarchale beschavingen. In jager-verzamelaarsgroepen en matrilineaire samenlevingen waren genderverhoudingen evenwichtiger en werd seksueel geweld bestraft. Met de opkomst van staten veranderde dit radicaal: verkrachting werd een instrument van oorlog en overheersing, een daad van terreur die seksuele, sociale en politieke doelen diende. Vrouwen werden eigendom van de overwinnaar, hun lichamen bezegelden de nederlaag van de vijand en bevestigden de macht van elites. Het geweld verlamde gemeenschappen en dwong hen tot overgave. Voorbeelden lopen van Grieken en Romeinen tot de tragedie in de Duitse stad Demmin in 1945 op het einde van WOII, waar vrouwen uit angst voor verkrachting massaal zelfmoord pleegden om te ontkomen aan de wreedheden door de Sovjettroepen. Soms boden vrouwen verzet, zoals de Bijbelse Judith, die (volgens de overlevering) het hoofd van Holofernes afhakte en zo haar gemeenschap redde.
Ook religie speelde een cruciale rol in de legitimering van geweld. In vroege beschavingen zoals Mesopotamië lag absolute macht bij despootachtige heersers, die hun gezag ritueel versterkten. Met de opkomst van het christelijke monotheïsme ontstond een nieuw legitimatiemodel: koningen regeerden 'bij de gratie Gods’. De alliantie tussen troon en altaar stelde hen in staat interne macht te consolideren en externe oorlogen te voeren onder het mom van een goddelijke opdracht. Zoals de Duitse historicus Alexander Demandt stelt, werd deze 'christelijke monarchie’ een van de meest stabiele staatsvormen van Europa, maar ook een voedingsbodem voor godsdienstoorlogen en kettervervolgingen, voortbouwend op de erfenis van de oosterse despoten.
Een vergelijkbare dynamiek voltrok zich in de islam. Volgens islamwetenschapper Heinz Halm slaagde de islam, gedragen door een sterke monotheïstische traditie, erin stammen te verenigen en een machtig staatsverband te creëren. De veroveringen van de zevende en achtste eeuw – van Spanje tot diep in Azië – tonen hoe religie als machtsnarratief oorlog legitimeerde en staatsvorming mogelijk maakte. Voor zowel christendom als islam gold dat militair succes gold als bewijs van goddelijke steun. Zo ontstond een complete 'oorlogsmatrix’, waarin oorlog, staatsmacht en religie elkaar wederzijds versterkten.
Oorlog is daarmee diep in de menselijke geschiedenis verankerd. Toch is oorlog, volgens de auteurs, geen onvermijdelijk lot. Homo sapiens is van nature sociaal en egalitair; gewapend conflict ontstaat pas onder specifieke omstandigheden. Door de eeuwen heen hebben ideologieën, religie, politieke macht en sociale structuren bepaald of vrede of oorlog de overhand kreeg. Zoals historici als Ian Morris hebben betoogd, ontstaat oorlog vooral waar staten hiërarchie, monopoliseren van middelen en culturele legitimatie combineren met externe concurrentie. Daartegenover blijkt vrede mogelijk wanneer gemeenschappen samenwerken, informatie delen en sociale ongelijkheid terugdringen.
De auteurs sluiten hun boek af met twaalf lessen die een lens bieden om hedendaagse conflicten te begrijpen. Ze nodigen uit tot reflectie over de rol van elites, de invloed van religie, de constructie van genderrollen, de rol van democratie en onderwijs, de werking van oorlogsinstellingen en de sociale voorwaarden voor duurzame vrede. Elk historisch voorbeeld, van Mesopotamië tot de moderne tijd, benadrukt dat oorlog geen natuurlijk gegeven is maar een menselijke uitvinding en dus ook kan worden beperkt.
_Kritische overwegingen
Het boek Waarom we vrede willen, maar oorlog voeren schetst een optimistischer beeld van de menselijke natuur en van het verlangen naar vrede dan in vroegere tijden gebruikelijk was, en doet in die zin denken aan de benadering van Frans de Waal. Maar het roept ook belangrijke kritische vragen op.
Over de menselijke natuur: zijn mensen werkelijk van nature vreedzaam, of wordt ons vermogen tot agressie te veel gerelativeerd? Hoewel het idee van een 'oorlogsinstinct’ wordt verworpen, erkennen de auteurs dat mensen tot geplande, doelgerichte agressie in staat zijn. Het onderscheid tussen spontane, reactieve agressie en strategische, proactieve agressie is daarbij belangrijk. Interessant is dat samenwerking en agressie vaak hand in hand gaan: onze capaciteit om samen te werken binnen groepen maakt het mogelijk om collectief geweld te organiseren, zoals in conflicten tussen groepen of georganiseerde oorlogen. Oorlog ontstaat daarmee uit een complexe interactie van biologische aanleg, sociale structuren en culturele omstandigheden.
Het boek maakt gebruik van analogieën met chimpansees en bonobo’s om vroegmenselijk gedrag te illustreren. Zulke vergelijkingen zijn waardevol als referentieel model, dat wil zeggen als concreet voorbeeld om een conceptueel raamwerk te toetsen. Conceptuele modellen bieden een abstracte theorie over hoe oorlog en samenwerking ontstaan, terwijl referentiële modellen helpen om deze theorie concreet te maken. Het gevaar ligt in het letterlijk interpreteren van gedrag van niet-menselijke primaten als gedrag van onze voorouders; chimpansees en bonobo’s zijn evolutionaire neven en hebben hun eigen evolutionaire pad gevolgd. Hun gedrag illustreert mogelijkheden en patronen, maar vervangt geen historisch bewijs.
Naast evolutionaire en structurele inzichten benadrukt het boek ook de psychologische dimensie van oorlog, al geraakt dit in de loop van de tekst ondergesneeuwd. Oorlog wordt door individuen uitgevoerd, wiens emoties, strategieën en morele afwegingen het verloop van conflicten mede bepalen. Angst, woede, afkeer, empathie beïnvloeden zowel de rechtvaardiging als de uitvoering van geweld. Dehumanisering, vaak gevoed door afkeer, maakt wreedheid mogelijk, terwijl empathie en moreel besef remmend kunnen werken. Tegelijk wegen mensen voortdurend hun acties af tegen sociale consequenties, status en reputatie, en zijn zij vatbaar voor zelfdeceptie, waardoor motieven verkeerd kunnen worden ingeschat of gerationaliseerd. Neurowetenschappelijke inzichten tonen dat emoties een cruciale brug vormen tussen biologische aanleg en culturele context, waardoor ze mede sturen wanneer en hoe geweld ontstaat.
Het begrip vrede roept eveneens kritische vragen op. Bedoelen de auteurs enkel de afwezigheid van oorlog, of ook bredere concepten zoals rechtvaardigheid, gelijkheid en sociale veiligheid? Wordt vrede nagestreefd voor iedereen, of vooral voor de eigen groep? Evolutionaire theorieën over verwantenselectie en wederkerig altruïsme suggereren dat morele voorkeuren vaak beperkt blijven tot de in-group. De titel van het boek, Waarom we vrede willen, maar oorlog voeren, suggereert een universeel verlangen naar vrede, terwijl Waarom we geen oorlog willen misschien accurater zou zijn, omdat het de morele ambiguïteit van menselijke motieven beter weerspiegelt.
Het boek sluit aan bij eerdere analyses van evolutionaire oorzaken van oorlog. Voormalig militair en conflictonderzoeker Mike Martin beschreef in Why We Fight hoe status en verbondenheid de belangrijkste evolutionaire drijfveren van menselijk conflict vormen, en hoe sociale emoties en culturele denkkaders helpen deze conflicten te beheersen. De econoom Christopher Blattman benadrukt juist de praktische kant: vrede maken vraagt contextspecifieke, geleidelijke stappen en voortdurende reflectie op wat daadwerkelijk werkt. Waar Blattman richtlijnen biedt voor toepassing in complexe sociale omgevingen, legt Waarom we vrede willen maar oorlog voeren de diepere theoretische en evolutionaire fundamenten bloot.
Samen bieden deze werken een complementair perspectief: het ene benadrukt inzicht in de menselijke natuur en evolutionaire drijfveren van conflict, het andere praktische strategieën voor vrede en conflictbeheersing. Voor de lezer betekent dit niet alleen begrip van waarom conflicten ontstaan, maar ook inspiratie om op realistische manieren bij te dragen aan vrede, door kennis, reflectie en bewuste acties.
Waarom we vrede willen maar oorlog voeren combineert indrukwekkende theoretische diepgang met zorgvuldig gedocumenteerde voorbeelden uit archeologie en etnografie. Het laat zien dat oorlog geen biologisch lot is, maar een complex samenspel van biologische aanleg, culturele structuren, emoties en sociale dynamiek. De analyse van groepsvorming, ontmenselijking, wij-zijdenken, seksueel geweld en de rol van religie en macht biedt concrete aanknopingspunten om hedendaags geweld en radicalisering beter te begrijpen. Daarmee legt het boek een stevig fundament voor verdere reflectie en discussie over oorlog en vrede, en verdient het onmiskenbaar respect en erkenning.
Lees hier deel 1 van deze tekst, hier deel 2 en hier deel 3. 
_Verder lezen
Blattman, C. (2022). Why we fight. The roots of war and the paths to peace. Viking.
 
Boehm, C. (1999). Hierarchy in the forest. The evolution of egalitarian behavior. Harvard University Press.
 
Crook, D. P. (1994). Darwinism, war and history: The debate over the biology of war from the'origin of species' to the First World War. Cambridge University Press.
 
De Waal, F.B.M. (1996). Good natured. The origins of right and wrong in humans and other animals. Harvard University Press.
 
Fiske, A.P., & Rai, T.S. (2015). Virtuous violence. Hunting and killing to create, sustain, end, and honor social relationships. Cambridge University Press.
 
Flannery, K., & Marcus, J. (2012). The creation of inequality. How our prehistoric ancestors set the stage for monarchy, slavery, and empire. Harvard University Press.
Fry, D. P. (2007), Beyond War: The Human Potential for Peace. Oxford University Press.
 
Fukuyama, F. (2012). The origins of political order. From prehuman times to the French Revolution. Profile Books Ltd.
 
Gintis, H., van Schaik, C., & Boehm, C. (2015). Zoon politikon: the evolutionary origins of human political systems. Current Anthropology, 56(3), 327-353.
 
Glowacki, L. (2024). The controversial origins of war and peace: apes, foragers, and human evolution. Evolution and Human Behavior, 45(6), 106618.
 
Hrdy, S.B. (2016). Een kind heeft vele moeders. Hoe de evolutie ons sociaal heeft gemaakt. Nieuw Amsterdam Uitgevers.
 
Kelly, R.L. (2013). From the peaceful to the warlike. Ethnographic and archaeological insights into hunter-gatherer warfare and homicide. In D.P. Fry (Ed.), War, peace, and human nature. The convergence of evolutionary and cultural views (pp. 151-167). Oxford University Press.
 
Lopez, A. (2020). Evolutionary psychology and warfare. In T. K. Shackelford (Ed.), The Sage handbook of evolutionary psychology:Applications of evolutionary psychology. Sage.
 
Martin, M. (2021). Why we fight. Hurst & Co.
McBride, M. (2025). Early hominins and the reversal of dominance hierarchy. Evolution and Human Behavior, 46(3), 106688.
 
Meller, H., Michel, K., & van Schaik, C. (2025). Waarom we vrede willen, maar oorlog voeren. Een geschiedenis van de mensheid. Pelckmans Uitgevers.
Overty, R. (2024) Why War? Pelican.
 
Richerson, P.J., & Christiansen, M.H. (Eds.) (2013). Cultural evolution. Society, technology, language, and religion. MIT Press.
 
Scheidel, W. (2017). The Great Leveler. Violence and the history of inequality from the Stone Age to the twenty-first century. Princeton University Press.
Shackelford, T. K., & Weekes-Shackelford, V. A. (Eds.). (2012). The Oxford handbook of evolutionary perspectives on violence, homicide, and war. Oxford University Press.
 
Tooby, J., & Cosmides, L. (2025). The evolution of war and its cognitive foundations. Evolution and Human Behavior, 46(3), 106687.
 
Van Schaik, C.P. (2004). Among orangutans. Red apes and the rise of human culture. Belknap Press.
 
Van Schaik, C., & Michel, K. (2014). Levenslessen van de oermens. Hoe wij van onszelf vervreemd raakten en wat we daaraan kunnen doen. Uitgeverij Balans.
 
Wilson, M. L. (2025). Evidence and conceptual models for the evolution of war: a response to Glowacki (2024) and Fry (2025). Evolution and Human Behavior, 46(3), 106685.
 
Wrangham, R. W. (2021), De goedheidsparadox. Deugen de meeste mensen wel? Hollands Diep.
Kwintessens
Ann De Buck is doctor-assistente aan de Universiteit Gent. Haar onderzoek focust op de rol van morele emoties in de verklaring van antisociale gedragskeuzes. Lieven Pauwels doceert onder meer biologische antropologie en criminaliteitspreventie aan de Universiteit Gent.
_Ann De Buck en Lieven Pauwels Auteur
Meer van Ann De Buck en Lieven Pauwels

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws