Kwintessens
Geschreven door Fons Mariën
  • 6780 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

16 april 2020 Kan een belediging een geschenk zijn?
'Een geschenk kan een belediging zijn.' Zo begint mijn recent verschenen novelle 'April'. Op die beginzin volgen de nodige beschouwingen over deze gedachte. Mijn boek eindigt in december (op een epiloog na die hier niet ter zake doet) met de vraag 'Kan een belediging een geschenk zijn?'. Waarna er dus geen overpeinzingen hierover volgen. In deze bijdrage tracht ik toch zinvolle beschouwingen bij die vraag te maken.
In haar boek De verovering van de vrijheid wijdt auteur Alicja Gescinska een deel van een hoofdstuk aan de vrijheid van meningsuiting. Ze schrijft: 'Er zijn regelmatig pleidooien voor een absolute vrijheid van meningsuiting. Elke beperking daarop is fout en zou ons terugkatapulteren naar de censuur van tsaristisch Rusland. Maar is het echt zo wenselijk als we alles kunnen zeggen, eender waar, eender wanneer? Hebben we nood aan een absolute vrijheid om onzin te verkopen, een vrijheid om te beledigen en zelfs een vrijheid om te discrimineren?' Los van het feit dat censuur niet alleen kenmerkend was voor het tsaristisch regime, maar in bepaalde regimes ook vandaag nog bestaat, wil ik hierbij enkele bedenkingen formuleren. In het hele stuk dat volgt, argumenteert Gescinska waarom volgens haar die negatieve vrijheid niet absoluut mag zijn. Dus moeten er beperkingen zijn op de vrijheid van meningsuiting. Maar er zijn hierbij bedenkingen te maken die we bij Gescinska niet lezen. Wie oordeelt immers over die beperkingen? Op grond van welke regels? Wat met de subjectiviteit? De ene persoon voelt zich door een uitlating niet beledigd, maar de andere heeft langere tenen en voelt zich door dezelfde uitlating diep beledigd. Mogen we de vrijheid van meningsuiting inperken door het subjectieve gevoel beledigd te zijn? Als je deze stelregel volgt, kom je uit bij een vrijheid van meningsuiting die beperkt is tot dat wat diegenen met de langste tenen kunnen verdragen. En dat kan heel weinig zijn. Of de reactie kan heel fel zijn, denk maar aan de moord op Theo Van Gogh (2004), die volgens zijn moordenaar de profeet iets te veel beledigd had. De raid op de redactie van Charlie Hebdo (2015) door fanatieke islamisten is een ander bekend voorbeeld van de botsing tussen vrijheid van meningsuiting (de Mohammedcartoons) en de gekrenkte gevoelens van gelovigen.
Ik draai de klok zo'n zestig jaar terug en kom bij de jaren '60 van de vorige eeuw. Die waren gekenmerkt door een jongere generatie die steeds meer de toenmalige wereldlijke en kerkelijke gezagsdragers in vraag begon te stellen. Door vernieuwende popmuziek en lange haren werden het goed fatsoen en de burgerij uitgedaagd. Grenzen werden verlegd doordat studenten, maar ook kunstenaars, schrijvers, journalisten en cartoonisten provoceerden. Op de toen nog heersende censuur, zeker waar het de goede zeden betrof, werd ingebeukt. Het is niet verwonderlijk dat een magazine als Charlie Hebdo zijn wortels heeft in deze tijd. En dat botste soms met de gevestigde machten. De voorbeelden zijn legio. Denk bij ons aan het toneelstuk Masscheroen van Hugo Claus, dat eind december 1967 opgevoerd werd en waarin drie naakte mannen de rol van Heilige Drievuldigheid vertolkten. Wegens openbare zedenschennis werd Claus zes maanden later veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, die na beroep voorwaardelijk werd. Hij moest wel een boete van 10 000 frank betalen.
Bijzonder belangrijk in de jaren zestig was het zogenaamde 'ezelproces' tegen schrijver Gerard Reve. Die had in zijn boek Nader tot U (1966) in een passage beschreven hoe God hem in de gedaante van een ezel bezocht, waarna Reve deze goddelijke ezel 'drie keer achter elkaar langdurig in Zijn Geheime Opening (zou) bezitten'. Ongetwijfeld zullen vele mensen in Nederland zich diep gekrenkt of beledigd gevoeld hebben door deze 'godslastering'. Getuige hiervan de interventie van SGP-kamerlid (een protestantse partij) Van Dis die van de overheid een proces tegen Reve eiste, daarbij verwijzend naar artikel 147 van het Wetboek van Strafrecht , waarin wordt veroordeeld 'hij die zich in het openbaar of bij geschrift of afbeelding, door smalende Godslastering op voor godsdienstige gevoelens krenkende wijze uitlaat'. Gerard Reve werd daarna aangeklaagd op grond van dit wetsartikel stammend uit 1932. In eerste aanleg werd hij vrijgesproken van 'smalende godslastering', hoewel er volgens de rechter wel sprake was van godslastering. Hierop ging Reve in beroep en verdedigde hij zichzelf. Hij argumenteerde onder meer dat zijn tekst paste in een eigen godsbeeld en dat er discriminatie bestond omdat de goden van godsdiensten zoals het hindoeïsme niet door de wet beschermd werden. Reve werd uiteindelijk in 1968 in beroep vrijgesproken. Deze rechterlijke uitspraak was van groot belang, want de vrijheid van meningsuiting werd hierdoor de facto uitgebreid, ook al waren sommigen – ook in de politieke wereld – diep gekwetst door Reves proza.
Grenzen worden niet verlegd door braaf de wet te volgen. Niet voor niets is de benaming Provo's afgeleid van provocatie. Door al dat provoceren, protesteren, uitdagen, tegen heilige huisjes aanschoppen, kan het niet anders dan dat sommige, wellicht zelfs vele mensen zich in die tijd beledigd voelden. Nochtans is het net dat wat in de jaren '60 grenzen verlegde en gezorgd heeft voor meer openheid op talrijke terreinen waar voordien taboe en censuur nog overheersten. Het bilan van die woelige periode is zeker niet eenzijdig positief, maar enkel een rabiate conservatief kan willen terugkeren naar de jaren '50, toen vrouwen weinig in de pap te brokken hadden, homo's in de kast moesten blijven, over seks niet gepraat kon worden en de kerk nog een zware stempel drukte op de zeden.
'Beledigen' (in ruime zin) heeft dus toch zijn belang, alvast op het maatschappelijke vlak. Autoriteit en gezag in het Westen hebben zich grotendeels, kwaadschiks of goedschiks, aangepast aan de nieuwe zeden en omgangsvormen. Overheden zullen nu meer dan voorheen maatregelen motiveren, zullen argumenten aandragen waarom die zinvol of nodig zijn. In deze coronatijden zien we dat burgers in grote mate de afgekondigde maatregelen volgen: we worden immers geïnformeerd en gemotiveerd. Nu zomaar rebelleren om te rebelleren heeft geen zin en is contraproductief.
Er is natuurlijk een verschil tussen het maatschappelijke vlak en het individuele niveau. In het algemeen is respect voor de andere aangewezen en impliceert het dat men de andere niet nodeloos beledigt. Dat is een kwestie van beleefdheid. Nochtans zijn er situaties denkbaar waarin het zinvol kan zijn eens 'goed zijn gedacht te zeggen'. Koppel dit aan een zin als 'de waarheid kwetst' en je komt uit bij een belediging die zinvol kan zijn, ook in persoonlijke relaties. Een dergelijke belediging kan uiteraard frustratie en wrok tot gevolg hebben. Maar evengoed kan het een moment zijn om jezelf in vraag te stellen, na te denken over 'die waarheid die kwetst' en kan het aanleiding geven tot een nieuw inzicht. In die zin kan een belediging zelfs een geschenk zijn.
Kwintessens
Fons Mariën is auteur van 'Ik ben geen witte man. Over racisme en woke-activisme', uitgave in de reeks Kwintessens-cahiers.
_Fons Mariën Auteur
Meer van Fons Mariën

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws