23 februari 2021
Het voordeel van het oudezakkenschap
In de Engelse literatuurgeschiedenis had je ooit de generatie van de 'angry young men', die wild tegen alle beschikbare schenen schopten, een kwarteeuw voor de eerste punker een veiligheidsspeld door zijn kaak stak. Zoals dat bij elke Sturm-und-Drang-beweging gaat, liep het met die boze jongens niet goed af. En met de punkers ook niet. Na verloop van tijd werden Kingsley Amis en zijn vrienden steeds minder jong en almaar kwader, maar nu om andere redenen: ze waren niet langer links en maakten zich nu enorm boos op dezelfde welvaartsstaat die hen de kans had gegeven om te gaan studeren en om schrijver te worden: de 'angry old wankers' vonden nu dat het vroeger beter was en dat al die jonge mensen vreselijk in de weg liepen.
Ik was elf jaar oud, toen The Who My Generation uitbrachten, met het beroemde zinnetje 'I hope I die before I get old'. Dus ik behoor ook niet tot de generatie van Roger Daltrey, en toen punk eraan kwam en ik al wel wist wat een generatie was, was ik alweer te oud. Intergenerationeel wrakhout, ben ik dus eigenlijk.
Maar ik voelde me voor het eerst echt oud, toen ik door een vertraagd vliegtuig uit Toronto vijftien uur in het gezelschap doorbracht van twee verwende West-Vlaamse jongens, vijf jaar jonger en net als ik studenten aan een Canadese universiteit. Maar zij studeerden zonder studiebeurs iets nuttigs (voor het bedrijf van hun vader) en na een half uur bleek dat ze in het kielzog van Thatcher en Verhofstadt een filosofie aanhingen die toen nog 'reagonomics' heette. Ik was nog helemaal geen dertig, maar die dag (of beter die veel te lange nacht) wist ik dat ik een oude zak (m/v) was geworden en dat is niet meer veranderd.
De nadelen van het oudezakkenschap lijken duidelijk: voor jonge mensen ben je de vijand en dat is altijd zo geweest, van de angry young men tot de generatie die denkt dat de uitdrukking 'OK boomer' een rationeel argument is in een discussie. Maar omdat elke nieuwe generatie weer een andere reden vindt om boos op ons te zijn, heeft de intelligentere oude zak niet alleen geleerd om daarmee te leven: we kunnen ermee lachen.
En meer dan dat: meer en meer wordt dat nadeel juist een voordeel, want zolang we maar niet dood gaan, winnen wij op de duur elk nieuw generatieconflict. Onze tegenstanders denken de ene dag dat ze nog jong zijn, en dezelfde namiddag zijn zij zelf oude zakken. Maar wat het voor oude zakken echt leuk maakt, is dat wij alles beter weten dan steeds nieuwe groepen van jonkies die allemaal denken dat ze uniek zijn.
Vanuit dat besef vermoed ik dat er maar één echte generatie bestaat, die van mijn ouders, net een generatie waarvoor geen woord bestaat en die nagenoeg hun hele leven niet hebben geweten dat ze een generatie waren, tenzij toen het allemaal te laat was en wij hen moeten vertellen dat ze behoorden tot 'de oudere generatie'.
Maar mijn ouders hadden wel de oorlog meegemaakt en hoe ouder ze werden, hoe belangrijker dat werd. Net als hun eigen ouders, maar in tegenstelling tot hun kinderen hadden ze namelijk wel iets wereldschokkends meegemaakt en ze wisten dat wij dat nooit zouden begrijpen. Met hun eigen ogen zagen ze de joden die van het station van Mechelen naar de Dossinkazerne werden gebracht, ze overleefden het bombardement van Mortsel, of dat van Dresden. Mijn generatie had de maanlanding en de val van de Berlijnse muur, maar dat was op de televisie en alleen al daarom anders.
Gebeurtenissen worden nu gefilmd (anders bestaan ze niet), en ze zijn al geduid voor ze goed en wel voorbij zijn. Toen waren er alleen de gebeurtenissen zelf, als je er zelf slachtoffer of getuige van was en voor zover je ze met je eigen ogen kon zien, want de radio en de kranten brachten alleen propaganda. Mijn vader moest in Mortsel na het bombardement tussen de lijken lopen met een brief om de ooms en tantes in het verre Geluwe gerust te stellen dat iedereen het overleefd had. Vandaag worden er per dag wel twee of drie dingen door de nieuwsdienst 'historisch' genoemd die overmorgen terug vergeten zijn.
Wat hebben mijn en alle volgende generaties het hier goed. Voor ons was oorlog iets in de krant of op tv. Wij kunnen het ons echt niet voorstellen hoe dat was voor mijn ouders, toen er geen computers en smartphones bestonden.
Tot vandaag. Nu zitten we middenin een crisis die niemand zich iets meer dan een jaar geleden kon voorstellen. Vanop veilige afstand, in 2030 of zo, moeten we maar eens achterom kijken om te zien of we met zijn allen, alle overlevende generaties samen, nog trots zijn op hoe we de eerste pandemie van dit millennium hebben aangepakt. Want dan zullen we ons schamen, hoop ik, dat er mensen zijn die wat we nu meemaken een oorlogssituatie noemen of die het over trauma hebben als ze niet naar de kapper kunnen gaan.
Ook oude zakken weten echt wel dat het vroeger niet beter was. Maar de generatie van mijn ouders heeft het toen met veel minder middelen veel beter gedaan dan wij vandaag met zijn allen. Door de oorlog af te schaffen, door een bijna geheel verwoest Europa terug op te bouwen, door de welvaartsstaat op te bouwen en te onderhouden. En daarom, uit het diepst van mijn hart, maar in de woorden van een andere generatie, niet de mijne: Respect.
Meer van Geert Lernout