Kwintessens
Geschreven door Ann De Buck en Lieven Pauwels
  • 477 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

25 juli 2024 Deel 10: Criminaliteit en de aanpak ervan. Is er plaats voor een evolutief perspectief?
Deel 10 – Waarom we vechten: status en verbondenheid
In een vorige bijdrage belichtten we een intrigerende paradox: groepsconflicten en oorlogen lijken haaks te staan op de principes van evolutie. Evolutie draait immers om overleven en succesvol voortplanten. Toch zien we dat groepsconflicten – van straatgevechten tot oorlogen tussen landen – door de geschiedenis heen en in alle samenlevingen wijdverspreid zijn, en vaak gepaard gaan met hoge sterftecijfers. In biologische termen noemen we dit negatieve selectiedruk. De paradox roept de vraag op: waarom vechten we eigenlijk?
Mogelijke antwoorden vinden we in het werk van de Britse wetenschapper Mike Martin. Als bioloog onderzoekt Martin de evolutionaire wortels van geweld en groepsconflicten. Samengevat komen zijn ideeën neer op de volgende drie punten.
Idee 1: Het verlangen naar status en verbondenheid zijn de twee belangrijkste evolutionaire (of ultieme) drijfveren van menselijk conflict. Status, of onze positie in de hiërarchie ten opzichte van anderen, speelt een belangrijke rol. Een hogere status helpt niet alleen om meer middelen te verwerven en om anderen te controleren, maar kan ook leiden tot meer en betere seksuele partners. Kortom, status is een indicator van kansen om de genen door te geven. Op neurologisch niveau speelt het hormoon testosteron een belangrijke regulerende rol in het streven naar status.
Ook het verlangen naar sociale verbondenheid heeft belangrijke evolutionaire voordelen. Mensen hebben van nature een sterke behoefte om deel uit te maken van een groep. Grotere sociale groepen bieden doorgaans meer bescherming tegen aanvallen van andere groepen. Hoe groter en hechter de groep, hoe veiliger en voordeliger deze is, wat een sterke motivatie creëert om bij zo'n groep te horen. De Amerikaanse psycholoog Jonathan Haidt noemt deze motivatie 'groupishness' of groepsgerichtheid. Net als het streven naar status fungeert het verlangen naar verbondenheid als een manier om bescherming, een breder scala aan partners en toegang tot middelen te verkrijgen – allemaal essentieel voor een succesvolle voortplanting. Het neuropeptide oxytocine speelt een belangrijke rol in het reguleren van deze behoefte aan verbondenheid. Beide onbewuste drijfveren – status en verbondenheid – evolueerden omdat ze, gemiddeld over de evolutionaire tijd heen, bijdroegen aan het ultieme evolutionaire doel: overleving en voortplanting.
Idee 2: In complexe sociale groepen waar individuen voortdurend met elkaar interageren, ontstaan vijf fundamentele problemen die de samenhang van de groep kunnen bedreigen en geweld binnen de groep kunnen veroorzaken. Deze problemen zijn gelinkt aan identiteit (wie behoort tot de groep, geniet van de groepsvoordelen en wie niet; hoe de eigen groep herkennen en andere groepen vermijden), hiërarchie (hoe wordt de rangorde in de groep bepaald en wie heeft de leiding), wederkerigheid (hoe gaan we om met verwanten en niet-verwanten; wat zijn de regels voor delen en ruilhandel tussen groepsleden), ziekte (hoe gaan we om met ziekteverwekkers) en bestraffing (wie in de groep bestraft regelovertreders en hoe streng). Onze voorouders ontwikkelden oplossingen voor deze adaptieve problemen: de groepsgerichtheid of de behoefte aan groepslidmaatschap, ondersteund door het oxytocine-mechanisme, helpt bijvoorbeeld bij het oplossen van identiteitsproblemen. Sociale emoties spelen ook een rol bij het aanpakken van andere interpersoonlijke problemen: trots en woede hangen samen met loyaliteit en verraad en motiveren mensen om stabiele coalities te vormen en te behouden. Verraad leidt tot woede en symbolen die de eigen groep identificeren, zoals vlaggen en territorium, wekken trots op. Vertrouwen, dankbaarheid, woede, schaamte en schuld spelen een rol bij wederkerigheid, walging helpt om ziekte te vermijden en wraak wordt ingezet om bestraffing af te dwingen.
Idee 3: Naast de sociale emoties die onze interacties met anderen reguleren, ontwikkelden we nog andere manieren om de vijf sociale problemen aan te pakken. De evolutie van ons vermogen om te redeneren en te delibereren, leidde tot de creatie van mentale denkkaders zoals morele codes, religies, en gedeelde ideologieën. Onder redeneren verstaan we het vermogen om feiten te verzamelen en te analyseren als basis voor besluitvorming. Deze denkkaders of cultuur, hebben een krachtige functie. Ze stellen ons in staat om in steeds grotere en complexere groepen (meestal) vreedzaam samen te leven door een oplossing te bieden voor de vijf fundamentele sociale problemen: vaststellen wie tot de groep behoort en deelt in de groepsvoordelen (identiteit), bepalen wie beslissingen neemt binnen de groep (hiërarchie), bepalen wie gestraft wordt, waarvoor en hoe streng.
Doordat mensen erin slagen de vijf groepsproblemen op te lossen, bijvoorbeeld door toepassing van wetten en regels, hoeven groepsleden niet naar geweld te grijpen om zaken zoals hiërarchie aan te vechten of problemen gelinkt aan ruilen en handel drijven op te lossen (bijvoorbeeld het overtreden van regels van wederkerigheid). Dit leidde tot minder intern geweld, waardoor grotere groepen aantrekkelijker worden om in te leven. Dankzij onze geëvolueerde denkvermogens kunnen we mentale kaders ontwikkelen die bijdragen aan een steeds gunstiger sociale omgeving. Dit is ook het (omstreden)  argument in Thomas Hobbes' boek Leviathan: door als rechter op te treden bij geschillen tussen burgers, vermindert de staat intern geweld. Dit betekent niet dat er helemaal geen intern geweld meer is, maar voor een hechte groep is het essentieel dat voldoende mensen het eens zijn over de oplossingen en zich vaak genoeg aan de afspraken houden.
De vijf fundamentele sociale problemen worden opgelost wanneer groepsleden met elkaar discussiëren of samen nadenken totdat ze een regeling vinden die de meeste mensen accepteren. Dit proces van culturele evolutie voltrok zich over duizenden generaties heen. Morele codes, religies en gedeelde ideologieën zijn ontstaan uit het denken en discussiëren van miljoenen mensen waarbij hun intuïties en verlangens onbewust een rol speelden. Hierdoor ontwikkelden ze beredeneerde denkkaders waarmee ze hun onbewuste motivaties – het streven naar status en verbondenheid – op een sociaal aanvaarde manier kunnen uiten. Hoe dat precies werkt, bespreken we in de volgende bijdrage. Eerst maken we nog een belangrijk onderscheid.
In een analyse van een conflict of oorlogssituatie is het onderscheid tussen leiders en volgelingen of aanhangers cruciaal. Deze groepen worden immers door verschillende motivaties gedreven.
Leiders voeren oorlog omdat ze, bewust of onbewust, status willen verkrijgen ten opzichte van andere leiders en/of hun status binnen hun eigen groep willen behouden/versterken. Status is immers een indirecte maatstaf voor biologische voordelen, zoals partners, voedsel en andere middelen die nodig zijn voor overleving en voortplanting – en het wordt bereikt door succesvolle competitie. Leiders hebben vaak meer toegang tot deze middelen, bijvoorbeeld door directe oorlogsbuit of grote harems, wat hun hoge status nog eens benadrukt. Groepsconflicten en oorlog, gemotiveerd door het streven naar status, zijn voor leiders voordelig in termen van fitness omdat ze aan de top van de hiërarchie staan. Voor de volgers of aanhangers in een conflict, is de balans echter vaak ongunstig.
Toch is er een sterke selectiedruk die volgelingen of aanhangers motiveert om oorlog te voeren: het behouden van hun plaats in de groep die hen beschermt, helpt partners te vinden en middelen efficiënter te gebruiken dan wanneer ze alleen zouden leven. Het weigeren om deel te nemen aan groepsactiviteiten, zoals geweld of oorlog, kan leiden tot uitsluiting. Gedurende bijna de hele menselijke evolutie was het verlies van lidmaatschap van een groep vrijwel gelijk aan een doodvonnis. Zonder bescherming van de groep zou je snel ten prooi vallen aan roofdieren of vijandige groepen.
In evolutionaire termen is het vechten om groepslidmaatschap te behouden een manier om de grotere dreiging van leven buiten de bescherming van de groep te vermijden. Dit betekent niet dat mensen die deelnemen aan oorlogen in moderne staten bewust angst hebben voor sociale uitsluiting. Het betekent dat het menselijk brein geëvolueerd is om strijd of vechten te motiveren wanneer anderen in de groep vechten, om zo het groepslidmaatschap te behouden, zelfs als dit persoonlijke kosten met zich meebrengt. Deze drijfveer is universeel en motiveert mensen tot vandaag.
Het is duidelijk hoe de dynamiek tussen leiders en volgelingen werkt: leiders presenteren groepsconflicten en oorlogen vaak als een verdediging van belangrijke waarden, zoals het vaderland, religie, of culturele identiteit. De zogenaamde war on terror bijvoorbeeld werd door de VS en diens bondgenoten gepresenteerd als een strijd ter verdediging van democratie en de bijbehorende waarden, terwijl islamitische extremisten het zagen als een aanval op de islamitische religie. Door het conflict te kaderen rond wat hun groepen bij elkaar houdt, creëren leiders een gevoel van verbondenheid onder hun volgelingen. Op hun beurt bieden volgelingen aan leiders de status die ze zoeken door hen te volgen en te ondersteunen in hun doelen.
In de volgende bijdrage gaan we dieper in op de relatie tussen de mentale denkkaders, zoals morele codes, religie en ideologieën, en de onbewuste motivaties voor groepsconflicten en oorlogen – het streven naar status en verbondenheid. We leggen uit hoe volgens Mike Martin deze denkkaders bijdragen aan het ontstaan van groepsconflicten door de onderliggende onbewuste drijfveren van status en verbondenheid te beïnvloeden.
Lees hier de eerdere delen van dit essay: deel 1, deel 2, deel 3, deel 4, deel 5, deel 6, deel 7, deel 8 en deel 9.
Kwintessens
Ann De Buck is doctor-assistente aan de Universiteit Gent. Haar onderzoek focust op de rol van morele emoties in de verklaring van antisociale gedragskeuzes. Lieven Pauwels doceert onder meer biologische antropologie en criminaliteitspreventie aan de Universiteit Gent.
_Ann De Buck en Lieven Pauwels Auteur
Meer van Ann De Buck en Lieven Pauwels

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws