14 december 2023
Deel 1: Criminaliteit en de aanpak ervan. Is er plaats voor een evolutief perspectief?
Deel 1 – De malaise: een schier eindeloze stroom van perspectieven.
_Over de aard van de mens en criminaliteit
Criminaliteit en de aanpak ervan beroeren de geesten, en deden dat wellicht altijd al. Zowel burgers, beleidsmakers als wetenschappers hebben er een mening over. Dat de vraag naar oorzaken van criminaliteit en goede praktijken bij de aanpak en preventie ervan, ook in de sociale wetenschappen leeft, is geen verrassing. Psychologen, economen en sociologen ontwikkelden in de loop der jaren hun eigen theorieën en in vele landen bestaan autonome opleidingen 'criminologie’ waar deze thematieken uitvoerig aan bod komen.
Een goed geïnformeerde aanpak van criminaliteit dient rekening te houden met de meest adequate kennis van het moment omtrent de aard van de mens en de aard van criminaliteit. Dit wil zeggen betrouwbare kennis over de menselijke natuur, de oorzaken van criminaliteit gedurende de levensloop, het verloop van een criminele carrière, het bestaan van individuele verschillen in betrokkenheid bij criminaliteit, en de reacties van individuen, groepen, instituties tegenover criminaliteit. De manier waarop een samenleving denkt over de menselijke natuur en criminaliteit heeft immers praktische gevolgen voor preventie van en reactie op daders en slachtoffers van criminaliteit.
Aan verklaringsmodellen en perspectieven is er geen gebrek. Integendeel, er is een overdaad aan verklaringen en sommige spreken elkaar ronduit tegen. Francis Cullen, een succesvol criminoloog, actief op het gebied van zowel de etiologie van crimineel gedrag als de maatschappelijke reactie erop, merkte ooit op dat er zodanig veel theorieën zijn, dat de criminologie in een 'preparadigmatisch’ kader leeft. Anderen gaven de zoektocht naar oorzaken al lang op, vanuit het argument dat crimineel gedrag eenvoudigweg strafbaar gedrag is waarvan de strafwetgever de inhoud bepaalt. Iets wat een bewegend doelwit is, kan echter nooit een afdoende verklaring krijgen, laat staan afdoende aangepakt worden. Dat is dan ook de reden waarom vele criminologen zich bezighouden met de sociale constructie van criminaliteit. Het lijkt een bloeiende onderneming, maar ze kampt met exact hetzelfde probleem: er is een veelheid aan benaderingen, de een al minder empirisch onderbouwd dan de andere.
De vraag naar een coherente verklaring of kritiek op de afwezigheid ervan steekt af en toe de kop op. Dit is niet anders in de sociologie en de psychologie. Vele prominente wetenschappers klagen over het feit dat er in elke studie wel een mooi coherent verhaal te vinden is, maar dat er weinig samenhang is tussen de studies onderling en dat de veelheid aan benaderingen eerder een teken van onkunde is dan van een positief begrepen pluralisme. Wat nog het meest opvalt is dat nagenoeg elke grote theoretische stroming vertrekt vanuit een eigen mensbeeld, een eigen visie op de natuur van de mens. Volgens de ene theorie is de mens puur egoïstisch, volgens de andere stroming een lamme goedzak die door de samenleving wordt geperverteerd en in de criminaliteit gedreven. Nog een andere benadering ziet de mens als een onbeschreven blad, een tabula rasa of als een hyperrationele beslisser zonder emoties. Al die mensbeelden waren ooit een reflectie van de stand van zaken in een bepaald onderzoeksdomein. Ondertussen is wel duidelijk dat de mens een stuk complexer is. Nieuwe inzichten uit onder meer de neuropsychologie nuanceren het beeld van een puur rationele beslisser. Toch blijven deze opvattingen bestaan in de vakliteratuur, met potentieel ernstige praktische gevolgen. Bijvoorbeeld: wat als maatschappelijke reacties op daders van criminaliteit, zoals straffen of bepaalde maatregelen, gebaseerd zijn op een foutief mensbeeld?
Geïntegreerde verklaringsmodellen blijken nauwelijks een oplossing te bieden voor de bestaande problemen want ze gooien veeleer kenmerken bijeen in de hoop tot betere (statistische) verklaringen te komen. Er zijn tientallen zo niet honderden psychologische en sociologische verklaringsmodellen waarmee academische tijdschriften en criminologiehandboeken gevuld worden. Theorieën worden zelden of nooit gefalsificeerd of weerlegd door observaties of experimenten. Onderzoekers lijken zich vaak te bedienen van een beschermende gordel, een idee afkomstig van de wetenschapsfilosoof Imre Lakatos: ofwel zijn de operationaliseringen van de centrale concepten beperkt, ofwel zijn er problemen in de steekproef of met de data in het algemeen.
Het klinkt misschien wat cynisch maar het lijkt wel alsof theorieën bedacht worden door invloedrijke wetenschappers, die hun theorie als hun kind beschouwen en tegen kritieken willen indekken. Die praktijk werd al eerder gehekeld door wetenschapsfilosofen zoals Larry Laudan en door Thomas Kuhn. Naast theoretici heb je degenen die onderzoek doen naar de toepasbaarheid van theorieën die door anderen zijn bedacht. En zo vult zich een bijna eindeloze put van onderzoekartikelen, doctoraten, en noem maar op. Het ontwikkelen van theorieën en het testen ervan is big business met een sterke competitie om de hoogste impactfactor. Er wordt te weinig voortgebouwd op de schouders van reuzen. De kost van deze praktijk is ongetwijfeld groot, de baten eerder onbekend. Het lijkt er dus wel op dat objectwetenschappen zoals de criminologie gedoemd zijn om althans op dit vlak te mislukken. Met objectwetenschappen bedoelen we dat een fenomeen zoals criminaliteit vanuit verschillende disciplines bestudeerd wordt. Beleidsmakers blijven met lege handen achter als ze advies vragen aan wetenschappers want iedereen tovert enkele risicofactoren of beschermingsfactoren uit de hoed.
Vandaag, in het tijdperk van theoretische interdisciplinariteit, wordt het echter nog duidelijker dat we met een wirwar van risico- en beschermingsfactoren opgezadeld zitten, die in vele theorieën een (verschillende) rol spelen. Daarbij komen nog semantische problemen: wetenschappers in verschillende disciplines die dezelfde kenmerken anders benoemen, of eenzelfde term anders invullen. Vaak leidt deze spraakverwarring tot debatten of geschillen waar er eigenlijk geen meningsverschillen zijn, of de illusie van overeenstemming wanneer er wel degelijk geschillen zijn. Een zeer verwarrende situatie die wetenschappelijke vooruitgang belemmert.
Kan men dan net zo goed een sterrenwichelaar om raad vragen? Dat pessimisme is niet aan ons besteed. Evenmin is onze kritiek gericht op specifieke scholen of theorieën. Het vergt behoorlijk wat werk en tijd om theorieën te ontwikkelen. Bovendien zijn we lang niet de eersten die deze wat ongemakkelijke stand van zaken opmerken. Want het is heus niet alleen in de criminologie dat deze malaise sommigen behoorlijk dwars zit. De cruciale vraag: is er een oplossing voor deze schier eindeloze stroom van perspectieven over de aard van de mens, criminaliteit en de aanpak ervan?
Lees hier de volgende delen van dit essay: deel 2, deel 3, deel 4, deel 5, deel 6, deel 7, deel 8, deel 9 en deel 10.
Meer van Ann De Buck en Lieven Pauwels