14 december 2023
Deel 2: Criminaliteit en de aanpak ervan. Is er plaats voor een evolutief perspectief?
Deel 2 – Update van de aard van de menselijke natuur en criminaliteit
In een vorige bijdrage brachten we het probleem ter sprake van een schier eindeloze stroom van theorieën en hun varianten ter verklaring van de menselijke aard en criminaliteit en de maatschappelijke reactie erop. Een probleem waaraan de in 2021 overleden Harvard-wetenschapper en evolutiebioloog E.O. Wilson in het boek Consilience.The unity of knowledge (1998) uitgebreid aandacht besteedt. Wat Wilson in zijn zoektocht naar een oplossing voor de malaise betoogt, is het samenbrengen van observaties en feiten uit verschillende studiedomeinen om een samenhangend systeem van kennis te creëren.
Een krachtig raamwerk voor de synthese van kennis is het gen-cultuur co-evolutionair perspectief, omdat het kennis integreert uit verschillende wetenschappelijke disciplines zoals de genetica, gedragsecologie, paleontologie, de primatologie, cultuurevolutie, gedrags- en neurowetenschappen. Toch blijkt dit nu net het raamwerk te zijn dat niet alleen in de meeste criminologische handboeken simpelweg genegeerd wordt, maar waartegen ook lange tijd bezwaren werden geuit vanuit de sociale wetenschappen. Velen herinneren zich nog de zogenaamde science wars. De term verwijst naar conflicten in academische kringen die Wilson trouwens zelf aan den lijve ondervond toen hij de idee opperde om evolutionaire principes toe te passen ter verklaring van menselijk gedrag en dit vanuit een sociobiologisch kader. De sociobiologie bestudeert de biologische oorsprong van sociaal gedrag. Op zich is daar niks mis mee, maar het spook van het sociaal darwinisme en de erfenis van misbruik van de biologie indachtig, kreeg de sociobiologie veel kritiek, vooral op sociaalpolitieke en ethische gronden. Trouwens, ook de criminologie kreeg met biofobie te maken, zie de affaire Buikhuisen. De bekende Nederlandse-Amerikaanse primatoloog Frans de Waal herinnert zich deze periode als heel deprimerend. In 2006 werd Wouter Buikhuisen in ere hersteld en sedertdien is er zeer zeker toegenomen aandacht voor biologische componenten in hedendaagse verklaringsmodellen voor criminaliteit. Toch zijn er tot vandaag nog mensen die de biologische basis van gedrag ontkennen, stelt Frans de Waal met verbazing vast.
De evolutiebiologische benadering blijft een relatieve onbekende in de 21ste -eeuwse criminologie. In handboeken wordt er nauwelijks aandacht aan besteed. Als dat al gebeurt, dan is het bijna uitsluitend met aandacht voor de grove fouten en het misbruik uit het verleden. Het klopt dat de biologische criminologie, maar bij uitbreiding ook de psychologie en sociologie in de 19de eeuw een fatalistisch mensbeeld schetsten. Individuen kon men herleiden tot een tweedeling van wetsgetrouwe versus criminele mensen, met de verstokte recidivist als voorbeeld bij uitstek. Dergelijk reductionisme en fatalisme, zo eigen aan het 19de-eeuwse positivisme, hield tot diep in de 20ste eeuw stand.
Een statisch dichotoom mensbeeld – wetsgetrouwen versus criminelen – staat volledig haaks op een evolutief mensbeeld. Dat wisten zelfs de vroege pragmatische scholen. Het interactieve mensbeeld van de voorlopers van het symbolisch interactionisme (o.a. George Herbert Mead, James Cooley), werd er sterk door beïnvloed. Ten gevolge van een scholenstrijd werd vooral in de sociale wetenschappen (en dan vooral de maatschappijkritische en postmoderne tradities) bijzonder sceptisch gekeken naar de bijdrage van de (evolutie)biologie en de studie van menselijk anti)sociaal gedrag. Met als gevolg dat generaties studenten in de sociale wetenschappen, criminologie inbegrepen, niet op de hoogte bleven van ontwikkelingen in de evolutiebiologie.
Hoewel er zeker nog steeds mensen om ideologische redenen weerstand blijven bieden tegen een naturalistische benadering van de mens en diens sociaal en antisociaal gedragsrepertoire, zijn er helaas ook nog veel inhoudelijke misverstanden.
Een eerste misverstand betreft het feit dat evolutiebiologen en criminologen verklaringen bieden op verschillende niveaus. Een evolutionair geïnspireerd perspectief is gebaseerd op het idee dat evolutionaire processen alleen kunnen werken met de gevolgen van gedrag, niet met de motivatie of de intenties erachter. Hieruit volgt dat uiteindelijke oorzaken – waarom een gedrag zich over vele generaties heeft ontwikkeld – moeten worden onderscheiden van directe oorzaken – wat een gedrag nu heeft getriggerd en hoe het tot stand komt. Uiteindelijke oorzaken (functie van gedrag) en directe oorzaken (motivatie van gedrag) vullen elkaar aan en geven beide informatie. Prof. Mark Nelissen merkte ooit terecht op: aan alle bestaande verklaringsmodellen voor criminaliteit schort wel wat. Een complementair perspectief kan dus echt geen kwaad.
Een tweede misverstand betreft de opvatting dat een naturalistische evolutionaire verklaring deterministisch-fatalistisch zou zijn. Niets is minder waar. In de hedendaagse context van de gedragsbiologie en neurowetenschappen wordt de complexe interactie benadrukt van biologische, genetische, en socioculturele omgevingsfactoren die ons gedrag beïnvloeden. Om de visie van de Amerikaanse evolutionaire neurobioloog Robert Sapolsky toe te passen op de criminologie: een evolutionair-biologische benadering van criminaliteit (en bestraffing) maakt geen onderscheid tussen aspecten van gedrag die als 'biologisch’ of 'psychologisch’ of 'cultureel’ kunnen worden omschreven. Beide aspecten van gedrag zijn volledig met elkaar verweven, utterly intertwined. Het gen-cultuur co-evolutieve verklaringsmodel voor sociaal gedrag van Sapolsky is trouwens zeer ambitieus, volledig empirisch onderbouwd, en zeer relevant voor het criminologische onderzoeksdomein.
Centraal is de notie dat elk aspect van het menselijke gedrag – zowel prosociaal als antisociaal – beïnvloed is door voorafgaande oorzaken, startend in de seconde die voorafgaat aan het gedrag met de activiteit in neuronen die er direct aanleiding toe gaven. Vervolgens in de seconden tot minuten daarvoor waarin die neuronen geactiveerd werden door een interne of externe prikkel. Vervolgens in de uren tot dagen voordat het gedrag plaatsvond, waarin hormonen in de bloedsomloop de gevoeligheid van de hersenen voor bepaalde omgevingsprikkels veranderen. En verder terug in de tijd, in de maanden tot jaren ervoor wanneer ervaring en omgeving veranderden hoe de neuronen functioneerden en nieuwe verbindingen maakten. Nog verder terug in de tijd, tijdens de adolescentie en kindertijd, waarin de invloed van socialisatie en acculturatie de bouw van de hersenen beïnvloedt. Steeds verder terug zijn er de invloeden tijdens de prenatale ontwikkeling tot de invloed van de genen en hun effecten op gedrag. Opgelet, dit is geen naïef geloof in het bestaan van bijvoorbeeld een 'gen voor agressie’. Dat zou onzinnig zijn. Genen coderen immers voor eiwitten, niet voor gedrag. Meer zelfs, de nadruk ligt volledig op de genetische en culturele basis van factoren die sterk en robuust blijken samen te hangen met betrokkenheid bij criminaliteit, zoals daar zijn empathische bezorgdheid, angstgevoeligheid, morele emoties, impulsiviteit. Hedendaagse biologische benaderingen ter verklaring van criminaliteit zijn op geen enkele manier verbonden aan een fatalistisch beeld van de menselijke natuur. Al die voorafgaande oorzaken vormen de individuele geschiedenis en zijn bepalend voor gedrag, hier en nu. Een grondige kennis ervan betekent dat we als samenleving kunnen inspelen op (het voorkomen van) negatieve invloeden met het oog op gedragsverandering in de toekomst.
Hoewel we het volledig eens zijn met het soms zeer arbitraire karakter van de criminalisering, kunnen we niet anders dan vaststellen dat sociaal gedrag overal en altijd zeer variabel is, en ja ook zijn donkere kanten heeft. Het is inderdaad zo dat de evolutionaire theorie niet schuwt om de 'donkere’ kant van de menselijke natuur bloot te leggen. Enerzijds legt ze agressie, bedrog en zelfzucht bloot als geëvolueerde hulpmiddelen met als ultiem, dus als evolutionair 'doel’ reproductief succes nastreven. Anderzijds zijn positieve menselijke eigenschappen, zoals altruïsme en empathie, ook geëvolueerde kenmerken omdat ze ons hebben uitgerust met waardevolle sociale vaardigheden voor samenwerking. De hedendaagse evolutionair-biologische kennis mag niet ontbreken in de sociale wetenschappen, en dus ook niet in de criminologie. Meer nog, de hedendaagse inzichten vanuit een gen-cultuur co-evolutionair perspectief vormen een belangrijk wapen tegen een raciale pseudowetenschap van criminaliteit en seksistische verklaringen over criminaliteit. Dit laatste is niet nieuw. Prof. Robert Cliquet besteedde er zijn volledige carrière uitvoerig aandacht aan.
Wat een hedendaags gen-cultuur co-evolutionair perspectief herhaaldelijk aantoont, is de complexiteit van de menselijke natuur en van sociaal gedrag (criminaliteit inbegrepen): de mens is tegelijkertijd de meest destructieve soort op deze planeet en de meest altruïstische en empathische soort. In de ene context kunnen mensen enorme schade toebrengen aan de omgeving (andere mensen inbegrepen). In een andere context kunnen mensen enorm zorgzaam zijn. Hetzelfde gedrag kan in de ene context antisociaal zijn en in de andere context prosociaal. Voor de aanpak van criminaliteit betekent dit dat het essentieel is om deze ogenschijnlijke tegenstrijdigheden te begrijpen, tenminste als we willen voorkomen dat elke preventie- of interventiemaatregel gedoemd is om te mislukken.
Lees hier de andere delen van dit essay: deel 1, deel 3, deel 4, deel 5, deel 6, deel 7, deel 8, deel 9 en deel 10.
Meer van Ann De Buck en Lieven Pauwels