14 april 2021
Waarom het met COVID-19 nooit echt een kwestie is van 'samen uit, samen thuis'
Vanaf het prille begin van de coronacrisis wordt met het motto 'Samen uit, samen thuis' geschermd. Dat is een warme, troostrijke en solidaire boodschap, maar eigenlijk klopt ze niet helemaal. Alle maatregelen die tot nog toe werden doorgevoerd, gebeurden onder de vlag van risicobeperking. Sommige zijn voor iedereen strikt gelijk (bv. handen wassen, beperking van knuffelcontact etc.), andere zijn gedifferentieerd (bv. sommige sectoren worden gesloten, terwijl andere open blijven). Bijkomend is het zo dat de kosten van die maatregelen niet voor alle burgers gelijk zijn. Mensen die hun zaak noodgedwongen moeten sluiten, die extra hard moeten werken, die hun medische behandeling moeten uitstellen, die weinig bemiddeld zijn om tijd en ruimte te bieden aan hun kinderen, bevinden zich door de maatregelen duidelijk in een minder gunstige situatie dan diegenen die rustig van thuis uit kunnen blijven werken. Ook de jongeren hebben een extra inspanning geleverd, gezien zij in verhouding zelf het minste ziek worden wanneer ze met COVID-19 besmet zijn. Als zij zich dus aan de coronamaatregelen houden, dan vooral om geen anderen te besmetten. Volwassenen en ouderen houden zich wellicht niet enkel omwille van solidariteitsoverwegingen aan de regels, maar ook omdat ze zelf niet besmet willen worden, daar er met een besmetting meer kans op ziekte gepaard gaat.
Niet iedereen lijdt dus op eenzelfde manier en het is daarbij ook zeker niet zo dat diegenen met de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Dat kan oneerlijk aanvoelen, maar het lot maalt nu eenmaal niet om rechtvaardigheid. 'Strikte gelijkheid' en het volledig coronavrij houden van de samenleving is, zoals gezegd, nooit het streefdoel geweest. Het is bijvoorbeeld niet omdat de cultuursector werd gesloten, dat daarom andere sectoren moesten sluiten. Eerder het omgekeerde is het geval: we sluiten alleen wat echt nodig is om op die manier de kans op verspreiding van COVID-19 zoveel mogelijk te bedwingen. Die strategie van risicobeperking is redelijk en iedereen begrijpt daar wel de achterliggende logica van (wat niet belet dat er discussie kan zijn over de mate waarin steeds de 'beste' maatregelen werden getroffen). Deze logica lijkt nu plots minder vanzelfsprekend wanneer door de vaccinaties het einde van de pandemie in zicht is.
Nu er over exitstrategieën wordt nagedacht, lijken er twee opties tegenover elkaar te staan. Enerzijds wordt gesteld dat voor diegenen die gevaccineerd, coronavrij of corona-immuun zijn de teugels kunnen worden gelost (tenminste als dat de veiligheid niet in het gedrang brengt en dus het contact met niet-gevaccineerde, niet-coronavrije en niet-corona-immune mensen wordt vermeden). Anderzijds wordt gedacht dat iedereen zich uit solidariteit moet blijven houden aan de strenge maatregelen tot het voor iedereen voldoende veilig is. Wie deze laatste strategie verdedigt, verwijst graag naar het motto 'Samen uit, samen thuis'. Deze strategie is begrijpelijk, maar ze lijkt me niet wenselijk omdat er een onredelijke vorm van solidariteit wordt gevraagd: een levelling down. Dat betekent dat de situatie van zij die beter af zijn (de gevaccineerde, coronavrije en corona-immune personen) verslechtert (hun vrijheid wordt langer dan strikt noodzakelijk beperkt), zonder dat daardoor de situatie van diegenen die het slechter hebben (de rest) verbetert. Men kan denken dat het onthouden van die vrijheid de moraal van zij die nog niet gevaccineerd, coronavrij of corona-immuun zijn versterkt, maar dat is een zwaktebod, zeker wanneer zij die vrijer zouden zijn in eerste instantie de oudere en zwakkere mensen zijn voor wie de solidariteit primair is bedoeld.
Waar we het daarnet vanzelfsprekend vonden dat er niet naar 'strikte gelijkheid' wordt gestreefd, maar naar risicobeperking, zouden we daar nu plots wel op gericht horen te zijn? Sectoren die met andere woorden geopend kunnen worden (zij het dus steeds onder voorwaarden die de veiligheid garanderen) en zij die door de inenting en een negatieve coronatest opnieuw wat vrijer zouden kunnen leven, moeten hun 'onvrijheid' verlengen omdat nog niet iedereen 'vrij' kan zijn? Dat lijkt de wereld op zijn kop.
In een recent opiniestuk stelt Ignaas Devisch (De Morgen, 10 april 2021) nochtans dat het niet klopt dat je er zelf niet slechter aan toe bent, als anderen het beter stellen. 'Niet mogen doen wat anderen wel is toegestaan, heeft wel degelijk tot gevolg dat je er zelf slechter aan toe bent, omdat we vertrekken vanuit een zeer onrechtmatige situatie: het drastisch beperken van eerder verworven vrijheden en grondrechten van sommigen alleen omdat ze pas later mogen aanschuiven in de rij.' Maar, zij die slechter af zijn, zijn niet diegenen die door het lot misschien te lang onvrij blijven (men kan nu eenmaal niet iedereen op één dag het vaccin toedienen), maar zij die wel vrij kunnen zijn en dat desondanks niet mogen. Zoals aangegeven, werden de strategieën tot nog toe steeds verdedigd vanuit het principe van risicobeperking, eerder dan vanuit het principe 'samen uit, samen thuis'. Ik betwijfel dus of het klopt dat we nu plots de spelregels zouden veranderen. Het vaccin maakt dat we nu gewoon in een soort versnelling zijn terechtgekomen en wat meer kunnen differentiëren. Waarin ik Devisch wel volg, is dat van zodra de meest kwetsbaren beschermd zijn en het COVID-19 gevaar dus beperkt is, alle maatregelen moeten worden herzien: welke zijn nog nodig en welke niet?
Ook nu het licht aan het einde van de 'coronatunnel' in zicht is, lijkt het me belangrijk te begrijpen dat 'samen uit, samen thuis' in de feiten niet betekent dat iedereen zich in strikt gelijkaardige omstandigheden bevindt of gelijkelijk door COVID-19, de corona- en vaccinatiemaatregelen en de bijhorende gevolgen wordt getroffen. De exitsolidariteit die nu van mensen mag worden verwacht, is volgens mij vergelijkbaar met de situatie van twee studenten die allebei na de examens willen feesten. Student x heeft 'geluk' omdat zijn examenperiode reeds eindigt op 14 juni. Student y daarentegen heeft 'ongeluk' omdat het laatste examen maar op 30 juni plaatsvindt. Niemand zal van student x verwachten dat hij het 'feesten' uitstelt omdat student y nog aan het blokken is. Wat er wel wordt verwacht, is dat student y even de pijn verbijt en zijn medestudent het feesten gunt. Student x kan misschien beslissen om niet te feesten, maar die beslissing kan niet van hem worden verwacht. Student y stelt zijn eigen lot voorop wanneer hij van student x verwacht dat hij het feesten uitstelt. Wat wel van student x mag worden verwacht, is dat hij student y niet omwille van zijn onvrijheid jent. Hoewel beide studenten lange tijd samen hebben geblokt, bevinden ze zich niet langer in dezelfde situatie en beseffen ze daarom allicht best dat ze nu even niet met elkaar omgaan.
(tekst oorspronkelijk gepubliceerd in De Standaard, 13 april 2021)
Meer van François Levrau