19 april 2021
Over free fights en zelfbeschikking
De laatste keer dat ik met iemand vocht, was ik dertien. Of veertien, ik weet het niet meer. Ik zat in elk geval ergens in het middelbaar, maar ben al lang vergeten wat de aanleiding van de vechtpartij was. Ik herinner me wel nog dat ik me daarna realiseerde dat het dwaas was om te vechten. Niet zozeer omdat ik een pak slaag kreeg, maar omdat er zinvoller methodes zijn om conflicten op te lossen. Of omdat ze vanzelf verdwijnen, of de moeite niet waard zijn om er aandacht aan te besteden, en al zeker niet om er een blauw oog voor te riskeren. Het laatste tweegevecht of duel dateert ook al van een poosje geleden.
Op de speelkoer van de lagere school kwamen er geregeld vechtpartijen voor. Toen zag ik het probleem nog niet. Het was een manier als een andere om te bepalen wie gelijk had en wie niet; een vernedering te wreken of een openstaande rekening te vereffenen (bij het knikkeren bijvoorbeeld). Er waren wel enkele meisjes die het vechten belachelijk vonden, wat dan weer op onbegrip stootte bij de jongens. Van de weeromstuit werd ook daarom gevochten. Je kon als jongen immers niet zomaar het standpunt van een meisje steunen.
Bovenstaande nostalgische bui overviel me toen ik de berichtgeving over de zogenaamde free fights las. Momenteel staan in Antwerpen 66 voetbalsupporters terecht. De aanklacht: deelname aan georganiseerde vechtpartijen op vooraf afgesproken locaties. De mogelijke straffen zijn niet mals: het Openbaar Ministerie vordert voor sommigen straffen van twee jaar tot dertig maanden cel. Of het hier over authentieke 'supporters' gaat, laat ik in het midden. Dat moeten we misschien eens vragen aan diegenen die zich enkel voor het voetbal zelf interesseren en hun trouw aan hun club op meer gangbare manieren illustreren. (Terzijde toch dit: het blijft merkwaardig dat hooliganisme en geweld blijven kleven aan het voetbal. Je hoort zelden over free fights tussen golf- of waterpolosupporters.)
Vroeger vonden de vechtpartijen meer spontaan plaats, in of rond het stadion. Dat had vaak vervelende neveneffecten voor de vechtersbazen, zoals een stadionverbod. Ook de aanwezigheid van de politie is een nadeel. Daarom spreekt men reeds jaren elders af, op een afgelegen parking, of in een bos. Het is een argument dat de advocaten van de fighters hanteren: niemand heeft er last van, behalve diegenen die er, geheel uit vrije wil, zelf aan deelnemen. Men kan het, nog volgens de advocaten, vergelijken met sadomasochisme: daar veroorzaakt men ook lichte tot matige verwondingen, en dat aanvaarden we. Men kiest er zelf voor, er is een vorm van geïnformeerde toestemming. Er zijn regels, limieten en afspraken, zoals over het aantal deelnemers, de leeftijd en het eventuele gebruik van wapens.
Ze kunnen hier nog aan toevoegen dat er ook meerdere sportdisciplines zijn die we zonder al te veel discussie politiek en maatschappelijk aanvaarden, zoals boksen en het zogenaamde Mixed Martial Arts. Er kan nochtans weinig twijfel over bestaan dat het beoefenen van die sporten ernstige schade kan toebrengen.
Meerdere andere sportieve activiteiten zijn ook niet bepaald risicovrij, maar niet verboden, noch strafbaar: wielrennen, bergbeklimmen, parachutespringen, diepzeeduiken enzovoort.
Wat moeten we dan denken van de free fights van de Antwerpse en andere voetbalsupporters? (Ik blijf hen voor het gemak supporters noemen, ook al heb ik er mijn vragen bij.) Hen vrijspreken en verdere vechtpartijen in de toekomst toelaten, mits ze een duidelijk reglement opstellen en zich aan de regels houden? Het is een van de aspecten van de aanklacht: er zijn wel regels, maar ze worden lang niet altijd gevolgd. Uit beelden blijkt dat iemand die op de grond ligt nog verder wordt geschopt en geslagen, of dat men iemand die wegloopt, achtervolgt om alsnog in elkaar te slaan. In de chaos die ontstaat wanneer tientallen mensen onder elkaar vechten, kan het gebeuren dat twee of drie mannen samen vechten tegen slechts één persoon enzovoort. Met andere woorden, het is vrijwel onmogelijk om zo'n free fight fair te organiseren, wat met officieel erkende gevechtssporten doorgaans wel lukt. Daar maakt men onder meer onderscheid in gewichtsklassen, er is een scheidsrechter die toeziet en tussenkomt wanneer nodig, deelnemers worden bestraft bij overtredingen et cetera. Men kan een wedstrijd op elk moment ook stil leggen, en er is telkens een arts aanwezig. Dit alles is bij bosgevechten niet het geval.
_Op tijd en stond een knokpartij
Nu is dit natuurlijk net de kick om deel te nemen: het gaat niet voor niets over free fights; vrije, onbelemmerde gevechten, niet gehinderd door al te veel betutteling. Er hoeft ook niet per se een aanleiding te zijn. Het gaat voornamelijk over het plezier (hoe dubieus ook) van het vechten op zich. De voorstanders beklemtonen: de deelnemers kiezen er zelf voor. Niemand dwingt hen ertoe, ze doen het geheel vrijwillig en ze weten maar al te goed wat de mogelijke gevolgen zijn. Wat moeten we daarvan denken?
Als kind en jonge tiener zag ik nog niet veel graten in een goede knokpartij op tijd en stond. Maar ik ben blij dat ik die fase achter mij kon laten. Er zijn wel meerdere activiteiten en fascinaties uit die tijd die ik ontgroeide, en ik ben daar niet echt rouwig om. Een mens ontwikkelt al opgroeiend interessanter en verrijkender passies dan diegene uit de kindertijd. Daar staat tegenover dat er niet noodzakelijk iets op tegen is, om als volwassene nog graag te knikkeren of wekelijks naar de greatest hits van nonkel Bob te luisteren. Maar wat met georganiseerde bosgevechten? Het zelfbeschikkingsargument is doorgaans tamelijk sterk. We aanvaarden min of meer probleemloos dat duizenden mensen de Mount Everest willen beklimmen, ook al eiste dat in de loop der jaren honderden doden.
Er zijn verhoudingsgewijs overigens nog gevaarlijker bergen. De Annapurna, de eerste berg boven de achtduizend meter waarvan men de top bereikte, is tot nog toe door 157 klimmers 'veroverd'. Maar 60 anderen verongelukten tijdens hun poging, wat neerkomt op een mortaliteit van 38%. Toch zal niemand, met uitzondering wellicht van mijn vriendin en mijn moeder (dat hoop ik althans), me tegenhouden, mocht ik het in mijn hoofd halen dat ik ook eens op zo'n bergtop wil staan. Stel dat het aantal fatale valpartijen in de wielersport oploopt tot een dergelijk hallucinant cijfer, we zouden er niet aan twijfelen dat men die sport moet verbieden.
De bosgevechten zijn verhoudingsgewijs veel minder riskant dan het beklimmen van bergen in de Himalaya. Wie eraan deelneemt, doet het uit vrije wil en kent de risico's, toch volgens de advocaten. Dus toelaten, of op zijn minst een soort gedoogbeleid voeren? Ik ben verre van overtuigd, ook al kan ik de aantrekkingskracht ervan ergens begrijpen (wat niet hetzelfde is als goedkeuren). Misschien zagen meerdere deelnemers een film zoals Fight Club (1999) van David Fincher, met Brad Pitt en Edward Norton. Het is best een ingewikkelde film, waarin de hoofdrolspeler zijn identiteit en eigenwaarde lijkt te hervinden door deel te nemen aan keiharde man-tegen-man free fights. Het is lastig om de film te analyseren, maar velen zagen er een ode in aan wat het betekent om een echte man te zijn; een kritiek op de maatschappij die niks meer toelaat en verdraagt en over alles en nog wat te soft is geworden, en een pleidooi voor vrijheid en voor het openstaan van authentieke emoties en gevoelens zoals woede en pijn.
Is het zoiets wat de bosvechters drijft? Vechtpartijen als een vorm van compensatie voor een saaie job; om echte mannelijkheid te ervaren (wat dat ook moge wezen); de belevenis van totale vrijheid, geheel vrij van regels en overheid? Een combinatie van dat alles? Het is mogelijk, al kan ik me zo voorstellen dat de fighters het zelf niet altijd goed weten. Niet omdat ze het niet goed kunnen verwoorden, maar omdat het complex is. Vele miljoenen mensen kijken naar filmpjes op YouTube van Mixed Martial Arts-gevechten. Een klein percentage daarvan doet meer dan louter kijken: ze vechten ook zelf, in het echt. Ik kan me wel ergens iets voorstellen bij de kick die dat geeft. Misschien voelt iemand zich tijdens het vechten meer levend dan ooit, ook al krijgt hij serieuze klappen. Wellicht geeft het sommigen een overweldigend gevoel om iemand neer te slaan, ik zou het niet weten.
_Het nut van geritualiseerd vechten
De ene verklaring sluit de andere niet uit. Jonathan Gottschall, een Amerikaanse literatuurwetenschapper die ook vertrouwd is met evolutiepsychologie, transformeerde zichzelf van wetenschapper tot kooivechter.
In zijn boeiende boek erover, The Professor in the Cage: Why Men Fight and Why We Like to Watch (2015), analyseert hij de vraag waarom we nog steeds zo sterk geboeid zijn door geweld. In de prehistorie was geweld, of in elk geval de bereidheid ertoe, adaptief en lonend. Een groep die zich te pacifistisch opstelde, had weinig kans te blijven bestaan. Ook na de neolithische revolutie bleef geweld tot het leven behoren. Een stad veroveren had zo zijn voordelen: het leverde grondstoffen, voorraden, territorium, vrouwen en slaven op en schakelde concurrenten uit. Het is pas de voorbije twee eeuwen dat het geweld vrij sterk is afgenomen, ondanks twee wereldoorlogen en meerdere genocides. (Wat ons iets leert over de mate van geweld in de eeuwen en millennia daarvoor.) De menselijke natuur is evenwel niet in een paar eeuwen drastisch veranderd. We zijn nog steeds tot extreem geweld in staat, en hebben er nog altijd een zeer bijzondere interesse voor. Gottschall meent dat kooigevechten en de variaties erop ons in staat stellen om daar op een relatief veilige, geritualiseerde manier mee om te gaan. Zonder geaccepteerd en geregulariseerd geweld, zoals in boksen en Mixed Martial Arts, zou de wereld een gevaarlijker plek zijn.
Hij kan gelijk hebben, maar de afname van geweld toont ook onze maakbaarheid aan (wat Gottschall niet tegenspreekt). Er zijn volgens Gottschall positieve aspecten aan georganiseerde, geritualiseerde vechtpartijen: ze scheppen een soort natuurlijke hiërarchie, versterken de groepscohesie en zorgen voor een sterk gevoel van kameraadschap. Ze maken het mogelijk om je moed te tonen, en verlopen doorgaans vrij eerlijk. Je kunt immers moeilijk doen alsof. Vechten is een betrouwbaar signaal dat je eerlijk en loyaal bent, naar diegenen die aan jouw kant staan. Maar is dit alles niet vooral waardevol in tijden die gelukkig reeds lang zijn vervlogen? De hiërarchieën in onze samenleving bijvoorbeeld, baseren we die niet beter op andere criteria, zoals expertise en relevante verdienste? Dat de professor een kooigevecht aangaat (wat inderdaad moed vergt), betekent niet dat, als hij verliest, de winnaar in zijn plaats mag doceren. Daar zijn andere kwalificaties voor nodig. Kunnen we kameraadschap ook niet op talloze andere manieren bekomen? En zijn er niet veel betere manieren om je moed en je groepsloyauteit te tonen, als supporter van een voetbalclub? Stel dat een groep bosvechters, ter ere van hun club, een heel weekend zwerfvuil opruimt. Zou het niet kunnen dat zoiets nog meer moed vergt dan deel te nemen aan een gevecht, terwijl de positieve effecten ervan veel groter zijn? Ook zwerfvuil opruimen kan een eerlijk signaal zijn van loyauteit naar de groep toe. Het is niet eenvoudig om uit vrije wil die stap te zetten. Het feit dat het bijna als een ridicuul voorstel klinkt, toont net dit punt aan. (Stel je de doorgewinterde free fighter voor die aan medevechters laat weten dat hij volgende zaterdag na de match niet deelneemt aan het gevecht achteraf, maar samen met andere vrijwilligers het afval in en rond het stadion helpt opruimen.)
_Het zwaartekrachtsveld van een bosvechtersclub
Voor sommige mannen kan deelnemen aan free fights een uitlaatklep zijn, of een belangrijk onderdeel van hun identiteit; misschien van hun zelfwaardering en van het bepalen van hun positie in een gemeenschap. Maar er zijn evidente gevaren aan verbonden. Anders dan bij boksen of Mixed Martial Arts-gevechten, zijn de regels veel minder duidelijk, of kunnen ze veel makkelijker overtreden worden. Het argument dat deelnemers er autonoom voor kiezen, is betwistbaar. Niemand oefende enige druk uit op Jonathan Gottschall om kooivechter te worden. Integendeel, zijn vrienden, collega's en vrouw verklaarden hem gek. Hij ondervond niet bepaald groepsdruk. Zijn motivatie kwam uitsluitend vanuit zichzelf: hij had het gevoel professioneel op een dood spoor te zitten en ervaarde min of meer een midlifecrisis. Hij had zich evengoed een motorfiets kunnen aanschaffen (overigens ook niet zonder gevaar). Maar de bosvechters, ook al verwijzen hun advocaten naar autonomie en zelfbeschikking, kunnen wel degelijk aan een gevecht deelnemen omwille van groepsdruk. Wie niet meedoet, is niet loyaal, niet moedig, geen echte man, en bovenal geen betrouwbare supporter. Wie in het zwaartekrachtsveld van zo'n groep terechtkomt, zal er moeilijk aan kunnen ontsnappen. Dat gaat niet van vandaag op morgen. Er zijn ongetwijfeld meerdere tussenstappen van doordeweekse supporter naar bosvechter. Maar eens men het pad richting geweld betreedt, is het moeilijk om terug te keren. Ook de vergelijking met sadomasochisme is betwistbaar. Diegene die de onderdanige rol heeft, houdt de touwtjes in handen. Met een stopwoord of een afgesproken teken, kan hij of zij het spel onmiddellijk stilleggen. Het is weinig waarschijnlijk dat een bosgevecht met tientallen deelnemers er even gedisciplineerd aan toe gaat. Ook anders dan in een sadomasochistisch spel is er bij free fights geen dominante versus een onderdanige partij. Iedereen wil domweg hetzelfde: de tegenstander, die trouwens geen amoureus-erotische partner is, maar een vijand, zo veel mogelijk schade toebrengen. Er zijn trouwens meerdere risico's: het geweld kan ontsporen en escaleren, en er kunnen cycli van wraak en wederwraak ontstaan. Ook van belang: de vechtpartijen vinden plaats op het publieke domein, ook al gaat het om een afgelegen bos of parkeerplek. Toevallige passanten of spelende kinderen kunnen ongewild met de vechtpartij geconfronteerd worden. Ik kan me voorstellen dat zoiets bijzonder intimiderend kan zijn.
Het alternatief om de clubloyauteit te tonen door zwerfvuil op te ruimen zal wellicht niet aanslaan, of toch niet in de nabije toekomst. Maar illustreren hoe trouw men is aan de club kan op duizend en een manieren, die er niet toe leiden dat je voor een rechter moet verschijnen, en meer waardering opleveren van de club zelf. Dan heb ik het nog niet eens over het voorbeeld dat bosvechters geven aan jongere voetbalsupporters, of aan hun kinderen.
Wie de behoefte heeft om te vechten, kan lid worden van een erkende vechtsportclub. Die zijn niet moeilijk te vinden, en ze hebben hun plaats in de sport en de maatschappij (ook al is dat niet evident). Bij sommige vormen van toegelaten kooigevechten gaat het er reeds behoorlijk heftig aan toe, dat zou een voldoende alternatief moeten zijn voor wie een compulsieve nood en behoefte voelt om op iemands gezicht te slaan (en bereid is om daarbij zelf ook klappen te krijgen, of daar zelfs naar verlangt). Ik ben zeer benieuwd naar de uitkomst van het proces in Antwerpen.
Meer van Johan Braeckman