4 juni 2021
De persoon en de functie
In het debat over de neutraliteit van de ambtenaar huldigt Karel D'huyvetters een andere mening dan die van Jurgen Slembrouck. Volgens Karel D'huyvetters brengt het dragen van culturele of religieuze tekens de scheiding van Kerk en staat niet in gevaar.
Lees hier 'Sterke neutraliteit is ware solidariteit', het stuk van Jurgen Slembrouck waarnaar Karel D'huyvetters verwijst.
Mensen die een functie bekleden, hebben nogal de neiging om zich met die functie te vereenzelvigen. Een politieagent wordt een politieagent in alle doen en laten, ook buiten het dienstverband. De voorbeelden zijn oneindig, omdat zowat elke functie aanleiding geeft tot deze identificering. Dat heeft zijn goede kanten, maar ook kwalijke. Het is goed dat men de eigen functie ernstig neemt, dat men zich erin inleeft, dat de functie iets wordt dat men is. Overigens heeft dat ook maatschappelijke voordelen voor de betrokkene: aan een functie is meestal ook enig aanzien verbonden, dat men niet heeft zonder die functie. Een dergelijke identificering is dan ook te verkiezen boven een al te afstandelijke en vrijblijvende houding, waarbij de functie slechts een taak is die men louter uitvoert omdat men ervoor betaald wordt. Dat leidt er immers weleens toe dat men zich veeleer ervan afmaakt. De identificering houdt evenwel het onmiskenbare gevaar in dat men werkelijk de functie wordt, en alleen nog denkt en handelt vanuit de functie, en niet meer als een autonoom individu. De functie wordt immers omschreven en gedefinieerd en ook gesanctioneerd door een hoger gezag. In extreme gevallen leidt dat tot de ontmenselijking van de persoon die een opgelegde functie uitoefent, zoals in de vernietigingskampen van het naziregime.
Het moet echter niet tot dergelijke extremen komen om toch goed fout te zijn. We zien een dergelijke verenging van het individu tot een functie ook in andere, minder gruwelijke, maar daarom nog niet totaal onbelangrijke maatschappelijke contexten. Ik denk daarbij concreet aan de kwestie die in de media en ook op deze blogpagina's recentelijk ter sprake is gekomen, en die de politieke wereld in ons land en ver daarbuiten uitermate beroert: het samenleven van mensen met een herkenbare verschillende achtergrond. Het valt telkens weer op dat men in deze discussie steevast de individuele personen herleidt tot een bepaalde meer algemene identiteit: man, vrouw of nog iets anders, christen, moslim, wit, niet-wit, autochtoon, allochtoon, burger, ambtenaar, leraar, leerling, extreemrechts of -links enzovoort. De beoordeling gebeurt dan bijna uitsluitend vanuit dat ene etiket dat men opgespeld krijgt. Dat men daarnaast nog allerlei andere kenmerken heeft, en dat elke persoon veel complexer is dan onder één etiket kan gevat worden, verliest men daarbij al te gemakkelijk uit het oog.
Zo is er de categorie 'burger', die te pas en te onpas ingeroepen wordt. Voortbouwend op de regel dat alle burgers van een land gelijk zijn voor de wet, meent men dan alle individuen te moeten verplichten om volkomen te beantwoorden aan dat begrip, en wel zoals men het zelf ingevuld wil zien. Extreemrechts vindt dat in Vlaanderen alleen Vlamingen thuishoren, en dat alle migranten dus de plicht hebben om zich aan te passen aan dat burgermodel, of anders maar moeten vertrekken, of zelfs verwijderd worden. Maar ook verdedigers van een grotere verscheidenheid bezondigen zich weleens aan een dergelijke bedenkelijke houding, bijvoorbeeld wanneer zij eisen dat religieuze kentekens, zoals een hoofddoek, verboden worden voor ambtenaren, leraren in het gemeenschapsonderwijs en voor leerlingen in die koepel wanneer zij in de klas zijn. Men geeft dan aan een uiterlijk teken een overdreven belang en herleidt het individu tot de drager ervan. Iemand met een keppeltje, een hoofddoek, een veelkleurige sjerp, een kruisbeeld, een speldje met de Vlaamse Leeuw enzovoort is alleen nog dat, en wordt daarop beoordeeld.
Op grond van de vereiste neutraliteit van de ambtenaar, eist men dan dat de staat dergelijke zaken voor hen verbiedt. We moeten ons echter altijd bewust blijven van de reden waarom de neutraliteit van de ambtenaar en van de staat zo belangrijk is. In deze context gaat het om de scheiding van Kerk en staat, een verworvenheid van de Verlichting die al door Spinoza glansrijk verdedigd werd. De staat hoeft zich niet te mengen in theologische disputen, noch een of andere godsdienst als staatsgodsdienst te propageren, of te verbieden. Daartegenover staat dat de Kerken zich niet mengen in het staatsbestel. De neutraliteit van de ambtenaar beperkt zich tot deze context. Er is geen enkele reden om de staat of de ambtenaren te verplichten tot een absolute neutraliteit, en dat is ook niet mogelijk. De beoogde neutraliteit is dus geen doel op zich, noch een vastgelegde norm, maar een streefdoel in het kader van een algemene regel, namelijk de scheiding van Kerk en staat. Zolang die niet in het gedrang komt, is er voldoende neutraliteit.
De discussies over wat die neutraliteit in de praktijk inhoudt, lopen echter hoog op. Dat is best vreemd. Ik ben 75 geworden en heb in mijn hele leven, waarvan ik veertig jaar als ambtenaar doorbracht, nog nooit enig probleem gehad met gelijk welke uiterlijke verschijning van een ambtenaar. Met hun karakter en hebbelijkheden daarentegen … Ambtenaren worden geacht zich neutraal op te stellen. Me dunkt dat dit evengoed mogelijk is met een keppeltje op, met een hoofddoek, een kruisbeeld en een speldje met de Vlaamse Leeuw, het fakkelsymbool van de georganiseerde vrijzinnigheid, als zonder. Onze maatschappij is multicultureel in vele opzichten, op de ene plaats al meer dan op de andere weliswaar, maar toch vrijwel overal. Dat is een gegeven, en we kunnen er maar beter mee leren leven, want het zal niet meer weggaan en veeleer nog toenemen dan uitsterven. Als we om ons heen kijken, ook over de landsgrenzen, stellen we vast dat allerlei groepen hun identiteit ten minste gedeeltelijk behouden, en dat alle dure pogingen om te komen tot de homogene groepen die men in het verleden zogezegd had, op weinig of niets uitdraaien. Zogezegd homogeen, want ook honderd of vijftig jaar geleden was die homogeniteit bijvoorbeeld in Vlaanderen grotendeels denkbeeldig; er waren toen allicht minder migranten, maar de verscheidenheid onder de Vlamingen was een harde realiteit, al was het maar omwille van de verregaande verzuiling.
Het blijkt dus weinig zin te hebben te 'eisen' dat de staat de uiterlijke neutraliteit afdwingt bij haar ambtenaren. Zeker, dat uiterlijk zal weleens enige invloed hebben op sommige gebruikers van overheidsdiensten, maar dat is nu ook al zo. Sommige mensen verkiezen een man boven een vrouw, een oudere persoon boven een jongere, een baardloze boven een gebaarde, een vrouw met een prominente boezem of juist niet. Door alle ambtenaren te ontdoen van alle zaken die de neutraliteit ook maar enigszins zouden kunnen in het gedrang brengen, maak je geen betere ambtenaren, maar wel een hele groep ontevreden en gefrustreerde ambtenaren, en ontzeg je de facto de toegang tot de ambtenarij aan mensen die vasthouden aan bepaalde kenmerken. De mensheid is divers en dat zie je. Waarom zou je die diversiteit bannen bij de ambtenaren? Ze worden er niet minder divers om, en een nurk blijft een nurk, een feeks een feeks.
Hoe ver kan je overigens gaan bij het verbieden van uiterlijke kenmerken om die inhoudelijke neutraliteit te vrijwaren (alsof dat al het geval zou zijn)? Geen hoofddoek, geen keppeltje, geen kruisteken, geen Leeuwen of Hanen of Irissen, geen fakkeltjes, geen LGBT-kleuren. Geen tatoeëringen, geen juwelen, geen decolletés, geen minijurken, hotpants, strakke jeans? Geen pijpenkrullen (voor mannen!), geen dreadlocks, geen hanenkam? Maar wel alle huidskleuren, alsof sommige gebruikers en politici daar helaas géén problemen zouden mee hebben. En wat met het taalgebruik? Mag dialect? Of een accent? Mag iemand stotteren? Wat is de uiterlijke neutraliteit die men wil bereiken? Alle abtenaren in uniform, of met een boerka? De vervanging van alle loketten door automaten?
Wat mij betreft mag de ambtenarij er net zo uitzien als de rest van de samenleving, aangezien ze in wezen ook net zo is. En elke ambtenaar mag eruitzien zoals die is of er wenst uit te zien. Misschien draagt dat bij tot het vermijden van overdreven identificering met hun functie, en blijven ze ondanks hun functie toch altijd een autonoom persoon, die oog heeft voor de persoon die ze voor zich hebben, hoe die er ook uitziet. Het is veel belangrijker dat elke ambtenaar een zelfstandig denkend en handelend mens blijft, die verder kijkt dan wat de functie vereist en oplegt of verbiedt. Dat zou ertoe kunnen bijdragen dat ambtenaren wat menselijker zijn en minder zweren bij strikte naleving van de letter van het reglement. Zo vermijdt men uiteindelijk eveneens dat er 'neutrale' ambtenaren zijn die ter verontschuldiging van hun wandaden Befehl ist Befehl inroepen en elke persoonlijke verantwoordelijkheid en schuld voor hun misdaden afwijzen.
Het belang van allerlei uiterlijke kentekenen wordt in de felle discussies even fel overdreven. In bijna alle gevallen zijn ze vrij onopvallend of weinig uitzonderlijk, en op zich niet aanstootgevend of strafbaar. Ook voor degenen die ervan gebruik maken, zijn ze zelden essentieel, maar gewoon een keuze die men maakt. Veeleer dan te verbieden, zou men beter aan die verscheidenheid, die er hoe dan ook toch is, leren wennen. Als het vanzelfsprekend wordt dat ook een ambtenaar uiting mag geven aan de eigen cultuur, godsdienst of overtuiging, zolang de dienstverlening correct verloopt, zal de samenleving uiteindelijk leefbaar kunnen zijn. Het is juist door het afdwingen van een uiterlijke neutraliteit dat men uiterlijke kentekenen belangrijker maakt dan de kwaliteit van de dienstverlening, en dat men mensen herleidt tot de kentekenen die ze verkiezen te gebruiken. Zo stopt men mensen in hokjes veeleer dan ze te betrekken in de samenleving als volwaardige burgers.
Het valt me op dat de mensen die het vaakst en het luidst hun stem verheffen in dit debat niet zelden precies het soort van ambtenaren zijn die zich vereenzelvigen met hun functie, en nog enkel vanuit hun functie denken, en gaandeweg blind geworden zijn voor zowel de wereld om hen heen, als de elementaire redelijkheid zelf. De scheiding van Kerk en staat lijkt me niet meteen in groot gevaar doordat een ambtenaar zelfs bij het uitoefenen van het ambt een of ander cultureel of religieus teken draagt. En de samenleving is veel meer gebaat met verregaande verdraagzaamheid dan met overdreven regelneverij.
Meer van Karel D'huyvetters