15 juni 2021
Tweede brief van Ronald Soetaert aan Johan Braeckman
Beste Johan
1.
Jouw brief is Gefundenes Fressen. Je had het over de boekdrukkunst en en passant over Erasmus. Twee onderwerpen die mij stof tot nadenken geven. Vaak ben ik het eens met jou, maar ik ben waarschijnlijk lichtzinniger en wie weet zelfs sceptischer. Misschien postmoderner, hoewel ik ook daar eerder sceptisch over ben. Veel vrije wil om te schrijven heb ik niet aangezien ik graag wil reageren op jouw bedenkingen. En zo heb ik een bruggetje gemaakt naar het probleem van de vrije wil waarover je het had. Opnieuw ben ik nogal sceptisch, zowel over de bewering dat we een vrije wil hebben als over de bewering dat de vrije wil een illusie is.
Mijn mening hangt af van de stemming waarin ik verkeer en tegen wie ik spreek. Kenneth Burke schreef daarover: 'I don't trust my moods'. Met andere woorden, ik vertrouw mijn stemmingen en meningen niet. Laat staan mijn vrije wil. Maar vandaag kan ik best leven met de gedachte dat die vrije wil beperkt is, maar dat er toch ergens in ons brein een zolderkamertje bestaat (ik schrijf je letterlijk vanop mijn zolder) waar we over onszelf kunnen nadenken en wie weet onszelf min of meer kunnen scheppen (naar eigen beeld en gelijkenis). De boeken die mij omringen, doen me dan wel weer twijfelen, want sociologie, psychologie, filosofie, biologie en last but not least hersenonderzoek leren ons dat we niet te hoog van de toren mogen blazen. Je hebt gelijk als je schrijft dat het onderzoek via hersenscans ons iets bijbrengt over het hedendaagse humanisme en inderdaad, 'daar moeten we het later nog over hebben'.
Jouw brief is Gefundenes Fressen. Je had het over de boekdrukkunst en en passant over Erasmus. Twee onderwerpen die mij stof tot nadenken geven. Vaak ben ik het eens met jou, maar ik ben waarschijnlijk lichtzinniger en wie weet zelfs sceptischer. Misschien postmoderner, hoewel ik ook daar eerder sceptisch over ben. Veel vrije wil om te schrijven heb ik niet aangezien ik graag wil reageren op jouw bedenkingen. En zo heb ik een bruggetje gemaakt naar het probleem van de vrije wil waarover je het had. Opnieuw ben ik nogal sceptisch, zowel over de bewering dat we een vrije wil hebben als over de bewering dat de vrije wil een illusie is.
Mijn mening hangt af van de stemming waarin ik verkeer en tegen wie ik spreek. Kenneth Burke schreef daarover: 'I don't trust my moods'. Met andere woorden, ik vertrouw mijn stemmingen en meningen niet. Laat staan mijn vrije wil. Maar vandaag kan ik best leven met de gedachte dat die vrije wil beperkt is, maar dat er toch ergens in ons brein een zolderkamertje bestaat (ik schrijf je letterlijk vanop mijn zolder) waar we over onszelf kunnen nadenken en wie weet onszelf min of meer kunnen scheppen (naar eigen beeld en gelijkenis). De boeken die mij omringen, doen me dan wel weer twijfelen, want sociologie, psychologie, filosofie, biologie en last but not least hersenonderzoek leren ons dat we niet te hoog van de toren mogen blazen. Je hebt gelijk als je schrijft dat het onderzoek via hersenscans ons iets bijbrengt over het hedendaagse humanisme en inderdaad, 'daar moeten we het later nog over hebben'.
Per slot van rekening zijn we ook maar dieren onder de warmbloedigen, maar wel beesten die de boekdrukkunst hebben uitgevonden. Je hebt ook gelijk door daar veel aandacht aan te besteden. En die interesse delen we, want op mijn zolder heb ik een aparte kast met boeken over de boekdrukkunst. Inderdaad, misschien moeten we het daarover ook nog eens hebben.
In elk geval, in mijn beschrijving van de mens kies ik voor: een dier dat taal – symbolen – gebruikt. Het verschil met dieren zit op een continuüm. Maar toch, zonder onze complexe taal en cultuur geen humaniteit en dus geen Humanistisch Verbond. Dat vertellen zelfs de biologen.
2.
Via de boekdrukkunst kwam jij bij de Prins der Humanisten terecht. Ook ik was nieuwsgierig naar die nieuwe biografie van Erasmus. Uit vrije wil zal ik de turf waarschijnlijk niet lezen, ook al omdat ik ondertussen een aantal recensies en interviews verorberd heb, waardoor ik kan doen alsof ik het werk gelezen heb. Trouwens, bedankt voor de samenvatting. Iemand zei me ooit: als je een goede samenvatting hebt van wat je wil zeggen, publiceer dan de samenvatting.
Via de boekdrukkunst kwam jij bij de Prins der Humanisten terecht. Ook ik was nieuwsgierig naar die nieuwe biografie van Erasmus. Uit vrije wil zal ik de turf waarschijnlijk niet lezen, ook al omdat ik ondertussen een aantal recensies en interviews verorberd heb, waardoor ik kan doen alsof ik het werk gelezen heb. Trouwens, bedankt voor de samenvatting. Iemand zei me ooit: als je een goede samenvatting hebt van wat je wil zeggen, publiceer dan de samenvatting.
De figuur van Erasmus spreekt me zeker aan. Inderdaad door wat jij schrijft: 'Je kunt je niet voorstellen dat Luther een boek als Lof der zotheid kon schrijven'. Over de humor van Erasmus vertelt Sandra Langereis in een interview in Knack iets interessants over zijn ontdekking van de Griekse antieke literatuur, en vooral van komedieschrijvers als Loukianos: ‘Die hadden hem doen inzien dat ironie het ideale middel was om, in een laat-middeleeuws, ascetisch, kleingeestig en onderdrukkend tijdsgewricht, je tegendraadse standpunten kenbaar te maken zonder vervolgd te worden. Lof der zotheid was zijn manier om te hekelen hoe zijn tijdgenoten met geloof, theologie en Bijbel omgingen.' (A propos bestaat er een Lof der Zotheid over het humanisme?)
Ik ben een paar dagen met die passage bezig geweest (ik zal dus toch die biografie moeten lezen). Loukianos kende ik niet, maar toevallig botste ik op zijn naam bij Karel Van de Woestijne in een artikel over Jules De Bruycker (ik schrijf een boek over Jules, vandaar). Van de Woestijne beschrijft een figuur als volgt: 'Zonder Loukianos gelezen te hebben, was hij iets als Menippos geworden'. Geef toe, een duistere zin die ik probeerde op te klaren. Een lang verhaal kort verteld: Loukianos of Lucianus (ca. 125 - ca. 180) was heel populair in het begin van de boekdrukkunst. En nu behoort hij niet langer tot de canon van de Griekse literatuur, vertelden classici mij. Wat zo interessant is aan de canon is schrijvers te vinden die er niet in opgenomen zijn. Stiekem koop ik nu nog boeken als een soort Tegengeschiedenis van de Filosofie – een titel van een project van Michel Onfray. Samengevat in de ondertitel: 'Filosofen die niet kunnen lachen, moeten we mijden als de pest'. Het gaat om denkers die onder het tapijt werden geveegd: cynici, sofisten etc. Ergens heb ik het vermoeden dat we daar de 'ware humanisten' zullen vinden. Zo blijft een mens bezig.
3.
Wat me dus nog altijd bezighoudt, is het creëren van mijn Torentje met boeken die ik wil bewaren om te herlezen. 'Het Torentje' zou ook de naam van een café kunnen zijn waar ik graag vertoef met gelijkgezinden. Door Erasmus te vermelden, confronteer je mij met het feit dat ik vergeten was hem te inviteren. Uitgaande van het principe dat de vrienden van mijn vrienden ook mijn vrienden zijn, citeer ik Stephen Toulmin die in Kosmopolis iets schrijft dat mij al lang fascineert: 'Als wij aan de hemelpoort komen en de kans krijgen ons voor eeuwig te vestigen op dezelfde wolk als Erasmus en Rabelais, Shakespeare en Montaigne, zullen (denk ik) maar weinigen van ons eisen dat we in plaats daarvan voor altijd worden opgesloten met René Descartes, Isaac Newton en de exact-denkende, maar minder vrolijke genieën van de 17de eeuw'. En zo heb ik Montaigne nog eens vermeld. Verder klinkt het citaat nogal onvriendelijk voor de exacte denkers onder mijn vrienden van wie ik trouwens veel vrolijke vriendschap krijg. Tot slot denk ik dat het verkeerd is te veel onder gelijkgezinden te vertoeven, maar kom, wie maalt daar nog om in de hemel?
Wat me dus nog altijd bezighoudt, is het creëren van mijn Torentje met boeken die ik wil bewaren om te herlezen. 'Het Torentje' zou ook de naam van een café kunnen zijn waar ik graag vertoef met gelijkgezinden. Door Erasmus te vermelden, confronteer je mij met het feit dat ik vergeten was hem te inviteren. Uitgaande van het principe dat de vrienden van mijn vrienden ook mijn vrienden zijn, citeer ik Stephen Toulmin die in Kosmopolis iets schrijft dat mij al lang fascineert: 'Als wij aan de hemelpoort komen en de kans krijgen ons voor eeuwig te vestigen op dezelfde wolk als Erasmus en Rabelais, Shakespeare en Montaigne, zullen (denk ik) maar weinigen van ons eisen dat we in plaats daarvan voor altijd worden opgesloten met René Descartes, Isaac Newton en de exact-denkende, maar minder vrolijke genieën van de 17de eeuw'. En zo heb ik Montaigne nog eens vermeld. Verder klinkt het citaat nogal onvriendelijk voor de exacte denkers onder mijn vrienden van wie ik trouwens veel vrolijke vriendschap krijg. Tot slot denk ik dat het verkeerd is te veel onder gelijkgezinden te vertoeven, maar kom, wie maalt daar nog om in de hemel?
4.
Terug naar de aarde. In mijn bibliotheek vind ik een paar boeken van Erasmus met hier en daar wat potloodstreepjes als bewijs van gesprekken die we ooit voerden. Maar ik zie ook boeken die ik niet eens uitgelezen heb. Ik bleek een voorkeur te hebben voor de brieven van Erasmus – een genre dat we beiden koesteren. De criticus Carel Peeters beschreef hem als een 'compulsief twitteraar'. Dat lees ik in een recensie die ik bewaard heb om het volgende citaat: 'Erasmus' blik was altijd op iets gericht dat verder lag dan waar de strijdende partijen zich druk over maakten: hij zocht naar een gemeenschappelijke noemer, die bovendien beter, redelijker, nuttiger, christelijker en vooral: universeler was, voor meer mensen gold en tegelijk voor meer vrijheid voor de geest zorgde'. Geef toe, een mooie definitie van de Ware Humanist die bij 'Doe de Test' van het Humanistisch Verbond zou mogen worden opgenomen.
Terug naar de aarde. In mijn bibliotheek vind ik een paar boeken van Erasmus met hier en daar wat potloodstreepjes als bewijs van gesprekken die we ooit voerden. Maar ik zie ook boeken die ik niet eens uitgelezen heb. Ik bleek een voorkeur te hebben voor de brieven van Erasmus – een genre dat we beiden koesteren. De criticus Carel Peeters beschreef hem als een 'compulsief twitteraar'. Dat lees ik in een recensie die ik bewaard heb om het volgende citaat: 'Erasmus' blik was altijd op iets gericht dat verder lag dan waar de strijdende partijen zich druk over maakten: hij zocht naar een gemeenschappelijke noemer, die bovendien beter, redelijker, nuttiger, christelijker en vooral: universeler was, voor meer mensen gold en tegelijk voor meer vrijheid voor de geest zorgde'. Geef toe, een mooie definitie van de Ware Humanist die bij 'Doe de Test' van het Humanistisch Verbond zou mogen worden opgenomen.
Er blijken vele Erasmussen te zijn (sommigen vind ik minder interessant), maar in mijn herinnering leeft hij verder als de geestige dwarsdenker. Als ik het goed heb, was Erasmus een priester zonder vrouwen in zijn leven. Hij verkoos het gezelschap van slimme mannen. Stel dat men onze briefwisseling later vindt, zou men dat van ons ook kunnen denken, waarmee ik aanneem dat jij mij ook wel een slimme man vindt. Verder meen ik dat het niet verstandig is zonder slimme vrouwen samen te komen.
Tot slot moet het ook een geestig gezelschap zijn. We moeten beseffen dat veel ernst al vlug gedateerd blijkt, terwijl humor die de ernst bespot van alle tijden blijkt te zijn. Inderdaad, ik moet Lof der Zotheid herlezen (volgens mijn exemplaar las ik het vijftig jaar geleden als verplichte lectuur). Als je ouder wordt, kan je een dosis zotheid gebruiken, zoals de Zotheid adviseert:
'Als de mensen zich nu eens geheel en al zouden onthouden van alles wat verstandig is en gedurende hun hele leven naar mij zouden luisteren, dan zou er zelfs helemaal geen sombere oude dag bestaan, maar zouden ze het geluk smaken van een eeuwige jeugd.'
'Als de mensen zich nu eens geheel en al zouden onthouden van alles wat verstandig is en gedurende hun hele leven naar mij zouden luisteren, dan zou er zelfs helemaal geen sombere oude dag bestaan, maar zouden ze het geluk smaken van een eeuwige jeugd.'
Verder zoekend naar sporen van Erasmus, vraag ik me af waar ik hem nog geciteerd heb. Bingo. In een boekje over literatuuronderwijs had ik het over het verschil tussen letterlijk en literair lezen. Ik suggereerde dat de letterlijke lectuur van de bijbel bekritiseerd werd in het humanisme en belachelijk gemaakt werd door Erasmus. En ik citeerde Erasmus die advies geeft aan een jongeman die zich op basis van bijbellectuur wilde wijden aan het celibaat – ook Jezus was immers niet getrouwd, dat was volgens de jongen dus de wil van God. Erasmus reageerde: 'Er horen toch zeker talloze dingen bij Christus die we eerder moeten vereren dan imiteren'. Hij haalde zijn argumenten uit de klassieke literatuur. De vertaler-inleider Harm-Jan van Dam schrijft dat de leerling na het lezen van de tekst zou hebben gezegd dat hij onmiddellijk wilde trouwen. En Erasmus zou geantwoord hebben: 'Stel je beslissing uit tot je het tegenbetoog hebt gelezen'. Hoewel van Dam de historische waarheid van deze anekdote betwijfelt, blijft het een mooi verhaal om een kritische literaire houding te illustreren. Maar het is uiteraard maar een verhaal ... Hoewel, een van de bloemlezingen van het werk van Erasmus heeft als mooie titel: Ik geef liever adviezen dan dogma's. Een titel die me als motto aansprak bij het lesgeven, hoewel ik moet toegeven dat ik zelf met adviezen spaarzaam was, en zeker sceptisch gezien ik ze zelf nooit echt opvolgde. In elk geval, de anekdote over Erasmus als adviseur spreekt me in hoge mate aan. Als ik een mening hoor of heb, dan reageer ik met: lees nog een boek.
5.
Zo kan ik een handig bruggetje maken naar de boekdrukkunst waar je het in jouw brief over hebt. Wat me al jaren interesseert, is de vraag hoe een technologie – een medium – een mensbeeld bepaalt. Of vertaald binnen onze conversatie: hoe de boekdrukkunst het humanisme creëerde. Een beetje overdreven schreef Marshall McLuhan: 'the medium is the message'. Wat ik me daarbij afvraag, is hoe het humanisme verandert door de digitalisering en virtual reality. Tussen haakjes: kan ik virtueel lid worden van het Humanistisch Verbond? We moeten het daar eens over hebben.
Zo kan ik een handig bruggetje maken naar de boekdrukkunst waar je het in jouw brief over hebt. Wat me al jaren interesseert, is de vraag hoe een technologie – een medium – een mensbeeld bepaalt. Of vertaald binnen onze conversatie: hoe de boekdrukkunst het humanisme creëerde. Een beetje overdreven schreef Marshall McLuhan: 'the medium is the message'. Wat ik me daarbij afvraag, is hoe het humanisme verandert door de digitalisering en virtual reality. Tussen haakjes: kan ik virtueel lid worden van het Humanistisch Verbond? We moeten het daar eens over hebben.
Brief van RS aan JB
Meer van Ronald Soetaert