9 september 2021
Vierde brief van Johan Braeckman aan Ronald Soetaert
Beste Ronald
Je verwijst in je brief naar het probleem van de vrije wil.
Er zijn weinig kwesties mooier dan die, om voor te leggen aan een filosoof. Daar staat tegenover dat ik niet veel vraagstukken ken waarop ons beperkte verstand zich zo hardnekkig te pletter lijkt te denken. Ook Immanuel Kant geraakte er niet aan uit. Hij was zeer goed vertrouwd met de natuurwetenschappen zoals die zich ontwikkelden in de zeventiende en achttiende eeuw. Die toonden onverbiddelijk aan dat alles in de werkelijkheid causaal bepaald is. Uit het een vloeit automatisch het ander voort. Pierre-Simon Laplace drukte het glashelder uit met zijn verhaal over de demon, die één moment lang alles wat zich voordoet in de werkelijkheid in zich opneemt. Aangezien de demon vertrouwd is met de natuurwetten en inzicht heeft in oorzaak-gevolgrelaties, ziet hij meteen ook alles wat zich in de toekomst nog zal voordoen. Evenmin kent het verleden nog geheimen voor hem. De natuurwetten zijn immers even geldig in beide richtingen. Hij weet precies wanneer zich een zonsverduistering voordeed, achtendertigduizend of zevenenveertig miljoen jaar geleden, net zoals hij het exacte tijdstip kan voorspellen van al diegene die nog te gebeuren staan. De demon van Laplace lijkt tot op zekere hoogte op wat de wetenschap vandaag vermag. Zonsverduisteringen voorspellen, gaat vrijwel moeiteloos. Hetzelfde geldt voor tal van andere fenomenen. Dankzij steeds krachtiger computers, slaagt men er alsmaar beter in om complexe verschijnselen zoals migratiegedrag van dieren, demografische evoluties en zelfs het weer wetenschappelijk te beheersen. De voorspellingen die men eruit afleidt, blijken steeds beter te kloppen. Armand Pien, de legendarische weerman uit mijn jeugd, kreeg niet toevallig de bijnaam 'Pien de leugenaar'. Hij zat er vaak geheel naast, maar compenseerde het gebrek aan rekenkracht van de computers van het KMI met humor: "Mijn weerberichten kloppen altijd, alleen het weer houdt zich er niet aan". Vandaag kloppen de weervoorspellingen vaak makkelijk een week vooruit. Al zijn vergissingen nog lang niet uit te sluiten: er spelen immers tal van factoren mee, het aantal mogelijke interacties is potentieel immens. Sommigen menen dat de weervoorspellingen nooit perfect zullen zijn, omdat het weer een chaotisch systeem is. Dat laat zich niet geheel vangen in mathematische modellen, luidt het, om het even hoeveel data we ter beschikking hebben. Toch geeft ook de chaostheorie aan dat exactheid mogelijk is. Chaotische systemen zijn net zozeer gedetermineerd door causaliteit als andere systemen.
Terug naar Immanuel Kant. Met de chaostheorie was hij niet vertrouwd, maar hij begreep zeer goed dat de wetenschappelijke visie op de werkelijkheid ons voor een immens metafysisch probleem plaatst. Alles in de kosmos is causaal bepaald. We voorspellen met enorme preciesheid zonsverduisteringen en allerlei andere natuurlijke verschijnselen. Dat lukt nog niet zo goed voor pakweg aardbevingen, vulkaanuitbarstingen en pandemieën, maar dat is eerder een praktisch probleem. In principe, met voldoende data en computervermogen, slagen we op termijn ook daarin. Filosofen zoals Thomas Hobbes en Julien Offray de La Mettrie redeneerden dat die deterministische visie op de werkelijkheid ook op de mens van toepassing is. We zijn net zoveel een onderdeel van de kosmos als de zon, de planeten en de maan. Ons lichaam is een materialistisch object, het kan zich niet onttrekken aan de werking van de natuurwetten. Dat geldt evengoed voor ons brein, dat onze gedachten produceert. Kortom, ons denken en gedrag is net zozeer causaal gedetermineerd als de baan van de komeet van Halley dat is. Welnu, vroeg Kant zich af, waar ergens situeert zich dan de vrije wil? Binnen een deterministisch wereldbeeld, waartoe ook de mens behoort, lijkt die onbestaande. Spinoza, een voorganger van Kant, trok reeds die conclusie. Kant kon dat niet volgen. Hij dacht dat Spinoza's filosofie fatalistisch was, net omdat ze het bestaan van de vrije wil ontkende. Kant vergiste zich daarin, ik kom daar straks nog op terug. In elk geval, zoals Kant terecht beklemtoont: we kunnen er moeilijk om heen dat we zeer sterk de indruk hebben over zoiets als een vrije wil te beschikken. Ik kan straks een essay van Montaigne lezen, maar ik kan me net zo goed nog eens verdiepen in de belijdenissen van Augustinus. Of iets helemaal anders doen. Wat ik nu doe, en alles wat ik eerder deed en wat ik hierna zal doen tot ik een beslissing neem, bepaalt mijn keuze niet. Tot vlak ervoor ben ik helemaal vrij om voor het een of het ander te kiezen. Er is geen ketting van oorzaak-gevolgrelaties die er zou voor zorgen dat het nu reeds onwrikbaar vastligt wat ik straks zal doen: Montaigne of Augustinus lezen. Of een wandeling maken of in mijn bed kruipen. Of misschien is die ketting er wel, maar dankzij mijn vrije wil kan ik die naar believen doorbreken. Althans, dat lijkt zo toch. Kant redeneerde: het lijkt niet enkel zo, het is ook zo. Mijn aanvoelen over een vrije wil te beschikken, klopt. Maar die vrije wil behoort niet tot de fenomenale wereld, de realiteit zoals we ze zintuiglijk waarnemen en die we wetenschappelijk kunnen doorgronden. De vrije wil komt uit de noumenale wereld, een werkelijkheid die voor altijd verborgen blijft voor onze zintuigen.
Kants visie was zeer invloedrijk, maar ook van meet af aan omstreden. Is het niet veel redelijker, ook al klinkt het contra-intuïtief, om het bestaan van de vrije wil te ontkennen, zoals Spinoza deed? Als alles causaal is bepaald, dan evengoed het menselijk denken en gedrag. De zogenaamde vrije wil is een illusie die voortkomt uit onwetendheid, aldus Spinoza. We verwijzen ernaar als we niet weten wat ons denken en gedrag veroorzaakt. De angst dat Spinoza's visie tot fatalisme zou leiden, is onterecht. Er is geen vrije wil, maar er zijn gradaties van vrijheid, van autonomie. Hoe beter en redelijker we geïnformeerd zijn, hoe meer we in staat zijn om alle minder goede opties uit te sluiten. Daarin schuilt uiteindelijk de kern van vrijheid: op basis van de best mogelijke informatie redelijke keuzes maken. Anders uitgedrukt: zo doen we aan zelfdeterminatie. We bepalen ons eigen denken en gedrag, en uit die vorm van determinisme komt vrijheid voort. Wie zichzelf laat determineren door foute informatie, door externe dwang of door een verslaving, is onvrij. Wie zichzelf causaal bepaalt, is vrij. Of in elk geval meer vrij, want totale vrijheid kunnen we niet bekomen. Er zijn steeds factoren waarop we geen invloed hebben. Enkel god, wat voor Spinoza hetzelfde betekent als de natuur, is volkomen vrij, want volledig van binnenuit gedetermineerd.
Excuus voor die lange uitleg, Ronald. Ik wil het eigenlijk met je hebben over de relatie tussen onze opvatting over de vrije wil enerzijds, en het humanisme anderzijds. Dat is op zich natuurlijk een vreselijk breed thema, dus ik zal er straks iets uitlichten, om verder over na te denken. Laat ik eerst mijn positie over de zogenaamde vrije wil aangeven. Ik volg Spinoza: de vrije wil is een pseudoverklaring voor gedrag waarvan we de oorsprong niet begrijpen. Ze hoort thuis in het rijtje achterhaalde opvattingen en concepten zoals de lichaamssaptheorie (humores), phlogiston, het vitalisme, de ziel, entelechie, het freudiaanse onbewuste enzovoort. Velen vinden zo'n positie verontrustend, niet in het minst omdat ze de verantwoordelijkheid voor onze handelingen lijkt onderuit te halen. De volkswijsheid dat daden gevolgen hebben, impliceert natuurlijk dat we over onze daden kunnen en moeten nadenken, want we zijn immers verantwoordelijk voor de gevolgen ervan. Maar wat als we niet in staat zijn om een effect uit te oefenen op ons denken en ons gedrag, en niet tot spinozistische zelfdeterminatie komen? In onze min of meer verlichte tijden zijn we het er doorgaans over eens dat iemand die aan een psychose lijdt, niet verantwoordelijk is voor de daden die hij stelt. Als zo iemand een misdaad begaat, hoort hij in een psychiatrisch ziekenhuis thuis en niet in de gevangenis. Toch zijn in België meerdere van dergelijke patiënten veroordeeld als criminelen, en opgesloten in plaatsen waar ze niet thuishoren. Nochtans hebben ze verzorging nodig, geen straf. Ik denk dat het een door en door humanistische positie is om daarop te wijzen en om ervoor te ijveren dat hierin verandering komt. Maar er zijn lastiger casussen. Hoe moeten we redeneren over iemand die zich seksueel tot kinderen voelt aangetrokken? De dichteres Delphine Lecompte had het onlangs in Humo (3/8/2021) over pedofilie. Ze riep, in haar eigen onnavolgbare stijl, op tot meer begrip en aanvaarding, waarop ze in een mediastorm terechtkwam en zelfs politiebescherming nodig had. Het is erg lastig in het post-Dutroux-tijdperk om het op een serene manier over pedofilie te hebben. Lecompte vergoelijkte geen kindermisbruik. Ze wees er in essentie op dat niemand controle heeft over zijn of haar seksuele voorkeur.
Een pedofiel, of in minder beladen termen iemand die zich tot minderjarigen aangetrokken voelt, heeft volgens de huidige psychiatrische inzichten een psychoseksuele stoornis. Dat maakt hem of haar niet tot een crimineel. Niemand kiest ervoor om pedofiel te zijn. Wie overgaat tot pedoseksualiteit, en dus seks heeft met minderjarigen, maakt zich wel schuldig aan een misdaad, met name kindermisbruik. Dat onderscheid is tamelijk duidelijk. Maar het roept ook allerlei lastige vragen op. We kunnen er redelijkerwijs van uitgaan dat een pedofiel weinig of geen controle heeft over zijn gedachten, zijn fantasieën en verlangens, net zomin als een homo-, bi- of heteroseksuele persoon. Controle over handelingen daarentegen, achten we wel mogelijk. Ik kan wel over van alles en nog wat fantaseren, maar ik hoef niet te handelen op basis van die fantasieën. Ik kan de causaliteit van gedachten naar handelingen doorbreken. Dat maakt me vrij. Maar de pedofiel, toch volgens een bepaalde denkstroming in de psychiatrie, heeft een stoornis. Dat maakt het ongetwijfeld moeilijker om de relatie tussen denken en gedrag te beïnvloeden. Niet in dezelfde mate zoals dat bij de psychoticus het geval is, maar de kloof tussen denken en handelen is wel smaller dan bij de meeste mensen. De gangbare redenering luidt dat de pedofiel niet verantwoordelijk is voor zijn gedachten, maar wel voor zijn misdaden (en dan noemen we hem een pedoseksueel). Ik ben het daar mee eens, maar geef ook toe dat ik niet meteen een oplossing heb voor alle filosofische vraagstukken die daar dan weer aan vasthangen. Denk bijvoorbeeld aan mensen die met een verslavingsproblematiek kampen, of aan een dwangstoornis lijden, of compulsief gedrag vertonen. Is de alcoholicus die reeds vijf jaar droog staat ten volle verantwoordelijkheid als hij, bijvoorbeeld door een stresserende gebeurtenis, 'hervalt'? Hoe te redeneren over de compulsieve kleptomaan die iets steelt uit de supermarkt? Zeker, het maakt in dit soort kwesties een verschil of iemand al dan niet in therapie gaat, of zich al dan niet op een of andere wijze laat behandelen: een effect uitoefenen op een ongewenste causale keten om ze te doorbreken. Wie verslaafd is, kan zichzelf meer vrij maken door de kloof tussen verlangen en handelen te vergroten. Odysseus liet zich aan de mast vastbinden om te weerstaan aan de verleiding van de sirenen: hij beperkte zijn vrijheid, om zijn autonomie te vergroten. Bij sommige mensen gaat dat ver. Er zijn pedofielen die, mocht het kunnen, bereid zijn om een riskante hersenoperatie te ondergaan, omdat ze voortdurend in angst leven dat ze tot daden zullen overgaan, die ze zelf ook als misdaden beschouwen.
Verdomd lastige materie, niet? Het wordt nog lastiger als we pedofilie louter als een geaardheid zien, in plaats van een psychiatrische aandoening. Dat roept weer talloze andere morele vraagstukken op, waar we het misschien later nog over hebben. Er valt hierover zoveel te zeggen, en het is uitermate belangrijk om zo genuanceerd mogelijk te zijn. In elk geval, uit de commotie rond het stuk van Delphine Lecompte blijkt dat alles wat met pedofilie te maken heeft nog steeds spontaan heftige emoties, regelrechte agressie en ondoordachte reacties losweekt. "Zet ze tegen de muur en knal ze af", dat soort oprispingen. Moeten we als humanisten niet op de eerste plaats trachten te begrijpen, alvorens te oordelen? En is een wetenschappelijk gefundeerd inzicht, taboeloos en aangestuurd door hoogstaande ethische principes, niet de beste optie die we hebben om misdaden en lijden te voorkomen?
Ik kijk uit naar je reactie.
Beste groeten
Johan
Meer van Johan Braeckman