19 januari 2022
Vijfde brief van Johan Braeckman aan Ronald Soetaert
Beste Ronald
Mijn oprechte dank voor je heerlijke brief van 8 december, vorig jaar.
Je geeft me bijzonder veel stof tot nadenken. Maar ik blijf deze keer maar bij één kwestie hangen, anders wordt het te lang en te ingewikkeld. Ik citeer jou: 'Geen woorden maar daden. Ik geef toe dat ik als retoricus meer iets uitstraal van geen daden maar woorden. Maar retorici menen dat woorden ook een soort daden zijn.'
Ik kan de retorici volgen. Woorden zijn vaak niet onschuldig. Ze hebben gevolgen, die net zoals alle andere daden lovenswaardig of schadelijk kunnen zijn, met alle variatie daartussen. Wellicht zijn ze zelden neutraal. 'Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt', schrijft Jeroen Brouwers in zijn roman Bezonken rood. Misschien is dat niet helemaal waar. Er zal wel een of ander ding in de ruimte rondzweven dat nooit tegen iets anders aanbotst. Er is daar tenslotte behoorlijk veel plaats. En ik heb me laten wijsmaken dat neutrino's doorheen de aarde kunnen vliegen zonder een ander deeltje te raken. Maar we weten wat Brouwers bedoelt. We kunnen hem parafraseren: 'Elke uitgesproken gedachte brengt een andere voort'. En aan gedachten kunnen gevoelens en emoties gekoppeld zijn.
De te vroeg gestorven Britse filosoof John L. Austin (1911-1960) heeft het in zijn postuum verschenen klassieker How to Do Things With Words over speech acts: woorden en zinnen die we uitspreken die niet enkel iets feitelijks beschrijven, maar ook een verandering in de realiteit zelf teweegbrengen. Als de weervrouw zegt dat het de hele dag regende, is dat een ander soort zin dan een rechter die iemand tot een gevangenisstraf veroordeelt. De weervrouw doet een uitspraak die iets over de werkelijkheid zegt en waar of vals kan zijn, maar de rechter zijn uitspraak brengt iets teweeg in de realiteit. Ze is niet waar of vals, ze heeft een rechtstreeks feitelijk gevolg, toch voor de veroordeelde en zijn omgeving. Austin had het meer specifiek over 'performatieve uitspraken', zoals in een huwelijksceremonie op het juiste moment 'ja, ik wil' zeggen. Speech acts en performatieve uitspraken zijn niet neutraal: ze brengen iets teweeg, door iets te vragen, te weigeren of te beloven, door te klagen, te beledigen of te vleien, te bestendigen of te veranderen enzovoort.
Ik moet bekennen dat ik die taalfilosofie zoals ze in de decennia na de Tweede Wereldoorlog is ontwikkeld, nogal aan de saaie kant vind. Het boek van Austin – dat uit een collectie teksten van lezingen bestaat – is eerder taai en technisch, en lang niet steeds interessant. Maar het doet me niettemin denken aan het tienermeisje in Gent dat zelfdoding pleegde omdat ze gepest werd, nu tien jaar geleden. De woorden die haar pestkoppen uitspraken, waren dramatische speech acts.
Er is een merkwaardig Engels kinderliedje waarin deze woorden voorkomen:
'Sticks and stones may break my bones
But words shall never hurt me.'
But words shall never hurt me.'
Het zal wel goed bedoeld zijn: laat ze maar zeggen wat ze willen, het glijdt toch van me af. Ik sta er boven, ik ben sterker dan dat, ze kunnen me niet raken. Zoiets. Helaas, zo werkt het niet. De menselijke natuur zit anders in elkaar. Wie geen olifantenhuid heeft, kan niet anders dan geraakt worden door racistische, seksistische en andere beledigende uitspraken. Die zijn daar overigens ook voor bedoeld: we zouden elkaar niet uitschelden, mochten we niet weten dat woorden pijnlijk kunnen zijn.
En het gaat verder dan dat, veel verder. Aan elke genocide gaat doorgaans hate speech vooraf, denk aan hoe Hitler en de nazi's over de joden praatten, of hoe de Rwandese, Hutu-gezinde Radio Télévision Libre des Mille Collines de Tutsi's verbaal ontmenselijkte, onder meer door hen kakkerlakken te noemen. Jazeker, woorden zijn ook een soort daden, of ze kunnen ons er in elk geval toe aanzetten. Ongetwijfeld ben je vertrouwd met het boek van de Duits-Joodse filoloog Victor Klemperer: LTI. De taal van het Derde Rijk, gepubliceerd in 1947. Klemperer bestudeerde tijdens de periode van het zogenaamde Derde Rijk de manier waarop de nazi's taal gebruikten om de waarheid te verdraaien en de geesten te vergiftigen. Zo zou de oorlog Hitler zijn opgedrongen door de joden. Voor deportaties bestond het werkwoord aufnorden (meer nordisch maken); een Sonderbehandlung sloeg op marteling of moord, en Duitse soldaten die wegvluchtten, hadden zich 'losgemaakt van de vijand'. Alles wat de Führer deed, kreeg al snel het label historisch opgekleefd, en wat het Duitse volk presteerde kon enkel in superlatieven worden beschreven. Klemperer steekt ook de draak met de vele afkortingen die de nazi's introduceerden, denk aan SA (Sturmabteiling), Gestapo (Geheime Staatspolizei), SS (Schutzstaffeln), enzovoort. Zijn gebruik van de afkorting LTI, wat staat voor Lingua Tertii Imperii, is eerder sarcastisch bedoeld. Het Derde Rijk verarmde en verengde de taal, verhulde linguïstisch de gruwel en maakte het gaandeweg onmogelijk om genuanceerd te praten en te denken. Ironie, humor, discussie en interpretatie verdwenen steeds meer uit het dagelijks taalgebruik, de journalistiek en de literatuur. De Duitse woordenschat vergleed naar een mengeling van hyperbolen en ambtenarees, een vorm van Orwelliaanse Newspeak, maar dan gruwelijk echt.
Wat ik tot hiertoe neerschreef, is allicht niet erg controversieel. Maar ik moet er nog een bedenking aan vastknopen. Woorden zijn inderdaad daden, ze kunnen wel degelijk kwetsen. Ze kunnen mensen zowel tot zelfdoding als tot moord aanzetten. Een vernederende opmerking kan decennialang sporen nalaten. Hoe moeten we daarmee omgaan? Humanisten zijn doorgaans verdedigers van het vrije woord, om begrijpelijke redenen. De vrijheid van spreken is al te lang beknot geweest, om religieuze en politieke redenen. Talloze vrijdenkers zijn de gevangenis ingevlogen, of gemarteld en vermoord, omdat ze zegden of schreven wat ze dachten. Het overkomt velen nu nog, in meerdere totalitaire en theocratische regimes. Maar wat doen we met hate speech? Met pestberichten op Facebook, racistische teksten, seksistische grappen? Moeten we die verbieden, beboeten, bestraffen? Er valt veel voor te zeggen, maar hoe kunnen we vermijden dat we naar een verenging van de taal verglijden? Het argument dat taal kwetsend is en bijgevolg moet worden beteugeld, kan men om zeer uiteenlopende redenen inzetten. Jan en alleman kan zich gekwetst voelen, over van alles en nog wat. Als we steeds meer alert worden voor kwetsend taalgebruik, hoeveel te ver kunnen bijvoorbeeld stand-upcomedians dan nog gaan? Mogen schrijvers hun personages nog racistische, extremistische of seksistische uitspraken in de mond leggen? Kunnen cartoonisten nog politici bespotten?
Het is natuurlijk geen nieuw probleem. De hysterische en gewelddadige reacties op Salman Rushdie's roman De duivelsverzen (1988) en op de zogenaamde Mohammed-cartoons (2005) illustreren hoe lastig het allemaal is. We kunnen helaas vele andere voorbeelden geven. De taalfilosofie biedt me hierover weinig inzichten, maar de retorica misschien wel?
Hartelijk groeten & de beste wensen voor het nieuwe jaar
Johan
Meer van Johan Braeckman