21 maart 2019
Rituelen. Waarom we niet zonder kunnen.
Herman De Dijn werd geboren in 1943 en studeerde van 1961 tot 1965 wijsbegeerte aan de Katholieke Universiteit Leuven. In 1973 doctoreerde hij aan KU Leuven en de universiteit van Cambridge. Van 1977 tot aan zijn emeritaat in 2008 was hij als gewoon hoogleraar verbonden aan het Hoger Instituut van Wijsbegeerte in Leuven.
In ‘Rituelen’ worden niet alleen inhoud en betekenis van rituelen onderzocht, maar worden zij ook geplaatst in een groter kader van wonder, symbool en mythe. Het onderzoek richt zich vooral op de 17de en 18de eeuwse filosofie van onder andere Spinoza en Hume. De Dijn is vooral geïnteresseerd in de relatie tussen religie, ethiek en filosofische antropologie. Als expert publiceerde hij verschillende boeken over deze onderwerpen.
De Dijn zélf hangt een niet-dogmatische vorm van conservatisme aan: tradities zijn er niet om het verleden te eren, maar om tussen ‘verstarring en rekkelijkheid’ betekenis te geven aan het heden. Door zijn opvoeding en loopbaan staat het katholieke geloof bij hem steeds centraal of kan je het tussen de regels door opmerken. Hij stelt dat de mensen de wereld wel begrijpen via objectieve wetenschappelijke metingen en waarnemingen, maar diezelfde wereld ‘spreekt hen aan’ door middel van mysteries, symbolen, mythen en riten. Die horen volgens hem bij onze cultureel gedeelde leefwereld.
De wetenschap kan niet verhinderen dat mensen - ondanks uitgebreid wetenschappelijk inzicht in de verschijnselen - deze blijven zien als wonderlijke, fascinerende fenomenen die het gevoel beroeren en verrukking brengen, waardoor ze het leven de moeite waard maken.
Kenmerkend voor laat-moderne mensen is dat ze zélf niet meer zien hoe diep mythen en riten in hun leven vervlochten zitten. Want al hebben westerlingen religie dan verworpen, ze bezoeken wel festivals als Tomorrowland en shoppen naar hartenlust op de spirituele markt. Zonder die rituelen zouden mensen, denkt de auteur, reddeloos verloren zijn. Zijn kritiek is echter dat het niet langer draait om gedeelde ‘gelovige’ tradities, maar dat de eigen emotionele beleving centraal komt te staan.
De Dijn merkt op dat wetenschap en religie elkaar in theorie niet in de weg staan, maar dat in de praktijk wetenschappers niet begrijpen dat er nog steeds mensen goedgelovig in ‘Gods wonderen’ meestappen. Hij stelt dat religie geen verklarende theorie hoeft te zijn, maar een levenswijze is. Dit zegt dan veel over de titel die hij koos voor zijn boek: ‘Rituelen. Waarom we niet zonder kunnen’.
De meest opvallende rituelen zijn deze die verband houden met de overgangsmomenten van het leven: geboorte, huwelijk en dood. Overal in de wereld, op elk ogenblik in de geschiedenis, beoefenen de mensen die rituelen, soms of zelfs meestal ingebed in de heersende religie.
Spiritualiteit, religie en ritualiteit zijn er trouwens altijd geweest. Mensen zijn nooit strikt rationeel. Er was een tijd dat spiritualiteit buiten religie niet bestond, poneert De Dijn. Om die reden haalt hij er ook Einstein en Apostel bij. Hij noemt hen denkers met een vorm van spiritualiteit die nog iets anders vonden dan alleen maar rationaliteit.
Hier bekijkt de auteur ook nogmaals de bizarre vormen die postmoderne spiritualiteit soms aanneemt, zoals Tomorrowland dat vol zit met religieuze symbolen, rituelen en verwijzingen naar mythes. Hieruit blijkt dat de interesse voor riten en symbolen is gebleven, maar sterk instrumentalistisch en zelfs bepaald therapeutisch is geworden. De rituelen - gaande van mindfulness tot zweethutten - dienen enkel nog voor het individu zélf, voor diens genot of troost.
Wat je volgens De Dijn in de diepe, religieuze riten hebt, is contact met iets wat de gelovige als individu overstijgt en waardoor hij/zij ook zichzelf overstijgt. Een besef van transcendentie dat leidt tot overgave en dankbaarheid. Wie aan een ritueel deelneemt, verlaat de ‘gewone tijd’ van de zorgen en de prutserijen.
Helaas vermeldt De Dijn niet waar je dan blijft met het vrij onderzoek en de kritische geest.
Helaas vermeldt De Dijn niet waar je dan blijft met het vrij onderzoek en de kritische geest.
Het boek ‘Rituelen’ is een pleidooi om bewuster om te springen met het ‘alledaagse’ en daarin de rituelen en mythen te herkennen. De Dijn stelt dat de mens die zichzelf ziet als een rationeel wezen die helemaal zélf zijn keuzes maakt, fout denkt. Integendeel, schrijft hij: als de mens bij bepaalde gebeurtenissen weet wat hij moet doen, is dat enkel dankzij de rituelen, symbolen en ceremonieën die van generatie op generatie worden doorgegeven.
De auteur schrijft vanuit zijn visie – die duidelijk katholiek is geïnspireerd – een eerlijk boek. Hij heeft nagedacht over zijn onderwerp en is er door jarenlange ervaring in onderlegd. Het is bovendien een boek dat uitdaagt en verwondert. Zoals ook de eerste zin van het voorwoord luidt: ‘De capaciteit tot verwondering, dat is wat de mens tot mens maakt’. De auteur staat dan ook stil bij de verhouding tussen wetenschap en wonder en heeft daar een veelzeggend oordeel over. Bij hem is dat de wonderlijke spiritualiteit en niet het kritische onderzoek.
De opbouw van het boek is echter niet altijd erg strikt, maar de inhoud is wel duidelijk geschreven vanuit een persoonlijke kracht. De Dijns eigen overtuiging klinkt er altijd luid bovenuit. Woordgebruik en zinsbouw vragen ook om aandachtig lezen teneinde de denkwijze van de auteur te kunnen volgen. Maar uiteindelijk zit er veel méér in het boek dan de titel suggereert. De Dijn heeft niet enkel over rituelen een eigen mening, maar over zowat àlles wat hij hierbij betrekt. Daardoor verlies je je soms in zijn uitweidingen en is het niet altijd duidelijk waar hij wenst naartoe te gaan. Hij verzandt dan in onnodig uitgebreide persoonlijke overwegingen.
Zijn besluit is hard voor de wereld en de mensen: ‘Zelfs in de hectiek en oppervlakkigheid van het postmoderne leven probeert de mens als ritueel dier te overleven met alle middelen’.
Paul Van Aelst
De Dijn gebruikt hiervoor zijn lange uitweiding ‘Rituelen, waarom we niet zonder kunnen’. Hij komt dan ook erg pessimistisch over bij het beschrijven van die postmoderne mens, en in zijn tekst klinkt een verlangen naar vroeger.
Meer van Paul Van Aelst