18 oktober 2023
De aarde bewonen, Nicolas Truong in gesprek met Bruno Latour
Net voor zijn overlijden op 9 oktober 2022 ontving Bruno Latour in zijn Parijse woning een filmploeg voor de opname van een lang interview met de Franse journalist en essayist Nicolas Truong. De filosoof en socioloog Latour - hij weet zelf niet goed wat hij in de eerste plaats is, want zijn denken beweegt zich voortdurend op verschillende terreinen – krijgt daarin nog net de gelegenheid om zijn levenswerk onder woorden te brengen.
Het is zijn geestelijke erfenis geworden, een dun boekje, maar met heel veel, niet altijd makkelijke inhoud. Nicolas Truong is de goed geïnformeerde vragensteller en Bruno Latour gaat gretig in op al de thema’s die hij aanbrengt. Het is onmogelijk om al die thema’s aan te snijden en daarom beperk ik me tot het hoofdthema van zijn denken dat vervat zit in de titel van dit boek De Aarde bewonen.
Geo-sociale plaatsenstrijd
‘Bodem’ in een zeer brede betekenis is een kernbegrip in Latours analyse. Niet de Blut und Boden benadering, maar de zoektocht hoe op de nieuw gevormde bodem waar de verschillende typen migranten zullen komen te wonen een nieuwe embryonale samenleving kan worden opgebouwd. Hij brengt daardoor niet alleen het sociale en het ecologische met elkaar in verband, maar voegt er ook een geologische component aan toe. ‘Omdat de kaart van de sociale klassenstrijd steeds minder greep krijgt op het politieke leven moeten we een kaart zien te tekenen van de geo-sociale plaatsenstrijd, zodat mensen eindelijk ontdekken wat hun echte belangen zijn, en met wie ze allianties kunnen aangaan, tegen wie ze moeten vechten.’ (p. 76)
‘Bodem’ in een zeer brede betekenis is een kernbegrip in Latours analyse. Niet de Blut und Boden benadering, maar de zoektocht hoe op de nieuw gevormde bodem waar de verschillende typen migranten zullen komen te wonen een nieuwe embryonale samenleving kan worden opgebouwd. Hij brengt daardoor niet alleen het sociale en het ecologische met elkaar in verband, maar voegt er ook een geologische component aan toe. ‘Omdat de kaart van de sociale klassenstrijd steeds minder greep krijgt op het politieke leven moeten we een kaart zien te tekenen van de geo-sociale plaatsenstrijd, zodat mensen eindelijk ontdekken wat hun echte belangen zijn, en met wie ze allianties kunnen aangaan, tegen wie ze moeten vechten.’ (p. 76)
Latour noemt de negentiende eeuw de tijd van de sociale kwestie en de eenentwintigste die van de nieuwe geo-sociale kwestie. Volgens hem hangt de klassenstrijd ook af van een geo-logie. Latour: ‘Wat we vandaag moeten definiëren is een politiek waarin de klassenstrijd wordt bepaald door de manier waarop we ons verhouden tot de vraag: houden we vast aan de voorwaarden voor de bewoonbaarheid van deze planeet? De mensen die zich engageren voor de fundamentele kwestie van bewoonbaarheid zijn op die manier klassenbroeders, strijdmakkers al het ware.’ (p.61) Ter verduidelijking van die geo-sociale klassen schrijft hij: ‘Die ontstaan wanneer je toestaat dat het Braziliaanse vraagstuk Bretagne binnendringt. Als je iets wil begrijpen van vraagstukken over bewoonbaarheid in Bretagne, moet je je gaan bezighouden met Braziliaanse soja.’
Om zijn denken over de wereld te verduidelijken heeft Latour het begrip ‘Gaia’ gelanceerd. Het is de dunne omhullende laag, een dunne schil van een paar kilometer die de wereldbol bedekt waarmee hij zowel verwijst naar een wetenschappelijke hypothese als naar de mythe van Moeder Aarde uit de Griekse oudheid, matrix van alle godheden.
Parlement van de Dingen
Latour rekent ook af met het idee dat de mens boven de natuur zou staan. Hij wil dat wij minder kortzichtig gaan kijken, niet vanuit de onverzadigbare behoeften van de mens, maar vanuit het grotere geheel waar we deel van uitmaken. De dingen hebben ook belangen en bestaansrecht, én wensen én grieven. Ze doen steeds luider van zich spreken: met overstromingen, bosbranden, lawines. Hun roep om aandacht zwelt aan naarmate het mensdom de temperatuur op aarde opvoert. Vandaar dat hij pleit voor de rechten van de natuur en voor een Parlement van de Dingen. Een zeer verregaande benadering waarover zeker geen eensgezindheid bestaat.
Latour rekent ook af met het idee dat de mens boven de natuur zou staan. Hij wil dat wij minder kortzichtig gaan kijken, niet vanuit de onverzadigbare behoeften van de mens, maar vanuit het grotere geheel waar we deel van uitmaken. De dingen hebben ook belangen en bestaansrecht, én wensen én grieven. Ze doen steeds luider van zich spreken: met overstromingen, bosbranden, lawines. Hun roep om aandacht zwelt aan naarmate het mensdom de temperatuur op aarde opvoert. Vandaar dat hij pleit voor de rechten van de natuur en voor een Parlement van de Dingen. Een zeer verregaande benadering waarover zeker geen eensgezindheid bestaat.
Brief aan Lilo
Lilo is een kleinzoon van Bruno Latour. De interviewer vraagt hem op het einde van het lange interview wat hij zou zeggen tegen hem of een andere aardbewoner van veertig jaar op het moment dat hij dit boek leest. Zijn antwoord is zeer mooi: ‘Het is niet de taak van een grootvader, noch van een filosoof om onheilsprofeet te zijn. Het wordt zwaar gedurende twintig jaar, maar ik vermoed dat men in de daaropvolgende twintig jaar een manier heeft gevonden om de draad van het beschavingsproces, dat onderbroken werd in de periode waarin we nu zitten, weer op te pakken. En als ik me voorstel dat ik Lilo over veertig jaar terugzie, dan blikken we op dat moment samen ‘historisch’ terug op die periode van ontkenning, onwetendheid en onbegrip van de ecologische situatie waarin we ondergedompeld zaten gedurende de tijd die ik de moderne parenthese noem. We zullen samen naar die periode kijken als iets vreemds, zoals je vandaag kijkt naar de dertiende-eeuwse rooms-katholieke kerk, gedomineerd door pauselijke macht, een volkomen vreemde verschijningsvorm die toen heel belangrijk was en waardoor indertijd prachtige dingen werden gemaakt, maar die nu ontegenzeggelijk is afgelopen. Dat is het allerbeste wat ik Lilo kan toewensen.’ (p. 111)
Walter Lotens
Meer van Walter Lotens
Lilo is een kleinzoon van Bruno Latour. De interviewer vraagt hem op het einde van het lange interview wat hij zou zeggen tegen hem of een andere aardbewoner van veertig jaar op het moment dat hij dit boek leest. Zijn antwoord is zeer mooi: ‘Het is niet de taak van een grootvader, noch van een filosoof om onheilsprofeet te zijn. Het wordt zwaar gedurende twintig jaar, maar ik vermoed dat men in de daaropvolgende twintig jaar een manier heeft gevonden om de draad van het beschavingsproces, dat onderbroken werd in de periode waarin we nu zitten, weer op te pakken. En als ik me voorstel dat ik Lilo over veertig jaar terugzie, dan blikken we op dat moment samen ‘historisch’ terug op die periode van ontkenning, onwetendheid en onbegrip van de ecologische situatie waarin we ondergedompeld zaten gedurende de tijd die ik de moderne parenthese noem. We zullen samen naar die periode kijken als iets vreemds, zoals je vandaag kijkt naar de dertiende-eeuwse rooms-katholieke kerk, gedomineerd door pauselijke macht, een volkomen vreemde verschijningsvorm die toen heel belangrijk was en waardoor indertijd prachtige dingen werden gemaakt, maar die nu ontegenzeggelijk is afgelopen. Dat is het allerbeste wat ik Lilo kan toewensen.’ (p. 111)
Walter Lotens