18 oktober 2023
Het verhaal van Wallonië
België blaast bijna 200 kaarsjes uit, maar de kloof tussen het Noorden en het Zuiden lijkt nog nooit zo breed geweest. Het politieke debat gaat veel verder dan de louter institutionele kwestie en neemt vaak de vorm aan van een confrontatie tussen twee onverzoenbare maatschappelijke visies. Bovendien strooien wederzijdse clichés en misverstanden al te dikwijls roet in het eten.
Alain Gerlache wil in zijn nieuwe boek Het verhaal van Wallonië die vastgeroeste mutuele gemeenplaatsen tussen Vlamingen en Walen weerleggen en richt zich tot alle Vlamingen die de Walen beter wensen te kennen en begrijpen. Hij is journalist, politiek commentator bij de RTBF en columnist voor De Morgen. Hij treedt regelmatig op bij de VRT en in de Vlaamse media. Samen met VRT-journalist Ivan De Vadder maakte hij de tweetalige podcast Plan B over de verstandhouding tussen de gemeenschappen in België.
De auteur heeft een echt Belgisch profiel. Hij is bijna heel zijn leven taalgrensbewoner geweest, hij woonde lang in Waver, maar hij ging Germaanse filologie studeren in Leuven, waardoor hij zeer vertrouwd werd met beide zijden van de taalgrens en daardoor ook in Vlaanderen de nodige bekendheid heeft verworven. Dat maakte het hem mogelijk om op een onbevangen manier “Het verhaal van Wallonië” te schrijven. Zijn werkwijze is zeer eenvoudig: dertien hoofdstukjes met telkens een cliché tussen aanhalingstekens als titel van waaruit hij zijn journalistieke kennis kan bovenhalen om de versleten uitspraak te relativeren.
Neem nu hoofdstuk 1 “In België leven er Vlamingen en Walen”.
Gerlache weerlegt deze bewering met sprekende cijfers: op 1 januari 2023 telde het Waals Gewest 3.681.575 inwoners, dit wil zeggen dat een vijfde van de Franstaligen in België niet in Wallonië woont, want er zijn niet veel Franstalige Brusselaars die zichzelf als Walen definiëren. “Als je tegen een Brusselaar zegt dat hij een Waal is, zal de reactie dezelfde zijn als wanneer je een Gentenaar probeert uit te leggen dat hij een Antwerpenaar is.” (p. 34)
Gerlache weerlegt deze bewering met sprekende cijfers: op 1 januari 2023 telde het Waals Gewest 3.681.575 inwoners, dit wil zeggen dat een vijfde van de Franstaligen in België niet in Wallonië woont, want er zijn niet veel Franstalige Brusselaars die zichzelf als Walen definiëren. “Als je tegen een Brusselaar zegt dat hij een Waal is, zal de reactie dezelfde zijn als wanneer je een Gentenaar probeert uit te leggen dat hij een Antwerpenaar is.” (p. 34)
Verderop stelt hij dat de Waalse beweging een defensieve reactie was op de Vlaamse beweging maar ook dat er vandaag in Wallonië desalniettemin duidelijk weinig interesse voor identiteit bestaat. Bij dit gebrek aan een sterke Waalse identiteit krijgen lokale belangen voorrang op het gemeenschappelijk project. In dat subregionalisme ziet Gerlache een terugkerend Waals kwaad: het leidt tot “le saupoudrage”, de versnippering, de verdeling van middelen tussen de verschillende subregio’s, niet in functie van de doeltreffendheid van het overheidsoptreden maar om iedereen tevreden te stellen.
Hoofdstuk 4 heet “De Franstaligen zijn gefascineerd door Frankrijk”. Ook daarbij plaatst Gerlache heel wat kanttekeningen. Het zogenaamde “rattachisme” (ideologie die streeft naar het opnieuw aanhechten bij Frankrijk) is niet langer aantrekkelijk. Terwijl het rattachisme in het verleden kon profiteren van de Vlaamse beweging, zien we vandaag dat het thema van de splitsing van het land amper interesse opwekt voor een associatie met Frankrijk. Het vooruitzicht om een middelgrote Franse regio te vormen of om Brussel gereduceerd te zien tot een provinciestad, spreekt de Franstaligen niet aan.
“Er zijn geen bekende Walen” countert Gerlache met de vaststelling dat er veel Walen zijn die veel verder dan België bekend zijn. Dat “De Franstalige instellingen te ingewikkeld zijn”, zoals de titel van hoofdstuk 6 luidt, daarin kan hij zich zeker vinden en hij maakt ervan gebruik om de oorsprong en kenmerken van de “asymmetrische structuur van het federale België” grondig uiteen te vlooien. Maar kunnen de Franstalige instellingen op dezelfde manier vereenvoudigd worden als in Vlaanderen? Dat is het onderwerp van het volgende hoofdstuk. Hieruit blijkt dat een fusie tussen de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest aan Franstalige zijde niet mogelijk is en dat het scenario van een België met vier gewesten op weerstand botst.
“Walen houden niet van het Nederlands” is een uitspraak die geschakeerd wordt benaderd. Nederlands zou nog altijd geen “mooie taal” zijn en het leren ervan “te moeilijk” voor Franstaligen. Opbeurend is wel dat het Nederlands met ingang van het schooljaar 2027-2028 in Wallonië opnieuw een verplicht vak zal zijn vanaf het derde leerjaar van de lagere school. De grootse moeilijkheid is evenwel dat het Franstalig onderwijsnet als de Vlaamse scholen met een tekort aan leerkrachten kampt, vooral voor moderne talen. Refererend naar de verklaring van een Vlaams minister-president dat “Franstaligen intellectueel niet in staat zijn om Nederlands te leren” is voor Gerlache een kwakkel: zij zijn perfect in staat om Nederlands te leren net zoals Vlamingen in staat zijn om Frans te leren. Mits er voldoende opportuniteiten zijn en daarbij verwijst hij naar zichzelf.
Hetzelfde hoofdstuk is voor hem de aanleiding om de immersiescholen in Wallonië in beeld te brengen. Het is duidelijk dat deze scholen betere resultaten behalen dan conventionele scholen maar zij trekken eerder een bevoorrecht publiek aan, zodat de toekomst van dit taalbadonderwijs in de eerste plaats zal afhangen van de democratisering ervan. Dan maar het Engels als een soort lingua franca in België maken? Ook hierover bestaan er twijfels omdat de spanningen in dit land eerder “communautair” dan “taalkundig” zijn. Of dan toch maar meertaligheid bevorderen? Of op zijn minst passieve tweetaligheid waarbij iedereen zijn eigen taal spreekt en die van de andere begrijpt?
Hoofstuk 10 heeft als titel “De linkerzijde domineert Wallonië” en dat blijkt inderdaad uit de cijfers. Links is politiek nog steeds in de meerderheid en cultureel dominant in Wallonië. En dat wordt perfect verklaard vanuit het verleden. Maar dat “Extreemrechts niet bestaat in Wallonië”, zoals hoofdstuk 11 stelt, blijkt niet langer te stroken met de feiten. Weliswaar bestaat er in Wallonië een “cordon sanitaire” én een “cordon médiatique”. Toch rijst de vraag of er een doorbaak van extreemrechts in Wallonië kan verwacht worden bij de volgende stembusgang. Dat is alvast de ambitie van de in 2021 opgerichte partij Chez Nous die aanzienlijke steun krijgt vanuit Vlaanderen, Frankrijk en zelfs Nederland waar PVV-leider Geert Wilders ook zijn sympathie heeft betuigd. Hierdoor maakt de partij deel uit van een brede beweging die zowat overal in Europa actief is, wat haar een legitimiteit geeft waarvan geen enkele extreemrechtse partij tot nu toe heeft genoten.
“De Walen doen niets om hun economische situatie te verbeteren” of anders gezegd “De luie Waal tegenover de hardwerkende Vlaming”. Dat stevig verankerd vooroordeel wordt door Gerlache ontkracht door te verwijzen naar een voorbije gouden periode in Wallonië, die van de industriële revolutie, mede mogelijk gemaakt door het harde werk van Waalse en ook (geïmmigreerde) Vlaamse en vreemde arbeiders. Na de Eerste Wereldoorlog staken de eerste tekenen van verval de kop op, de Waalse leiders wilden het niet zien. De trend verergerde nog na 1945 met de opkomst van de Vlaamse economie want de aandacht van de investeerders richtte zich sedertdien op het noorden van het land. Maar die economische achteruitgang is niet onvermijdelijk. Dat bewijst het succesverhaal van Waals-Brabant, dat samen met Vlaams-Brabant tot de rijkste provincies van België behoort. Het kan dus anders, maar dat vereist een minder argwanende houding tegenover de ondernemingsgeest, meer zelfvertrouwen, vastberadenheid en veerkracht.
Het boek eindigt met “Wallonië staat op de rand van het faillissement” waarin de zorgwekkende Waalse overheidsfinanciën worden belicht. Alle ingrediënten voor een ontsporing van de Waalse schuld zijn aanwezig en bekend. En er dagen nog andere risicofactoren op. Aansluitend analyseert Gerlache op doordringende wijze de heikele kwestie van de financiële transfers tussen de verschillende deelstaten.
In zijn slotwoord “Voorbij de clichés” wijst hij erop dat de twee grootste gemeenschappen er alle belang hebben om echte en gelijke partners te worden. Dat veronderstelt het creëren of het herstellen van een wederzijds vertrouwen. En daarvoor moet je eerst af van hardnekkige clichés en elkaar beter leren kennen.
In zijn slotwoord “Voorbij de clichés” wijst hij erop dat de twee grootste gemeenschappen er alle belang hebben om echte en gelijke partners te worden. Dat veronderstelt het creëren of het herstellen van een wederzijds vertrouwen. En daarvoor moet je eerst af van hardnekkige clichés en elkaar beter leren kennen.
Het verhaal van Wallonië is een opzienbarend boek van een getalenteerde journalist die op objectieve wijze een zeer genuanceerd beeld schetst van Wallonië en de waarheden en foute beweringen over de het zuiden van het land probeert op te sporen. Met de verkiezingen in aantocht een aanrader voor degenen die de realiteit van “de overkant” willen zien in plaats van zich te laten verblinden door passie en stereotypes. Ik hoop dat dit boek van Alain Gerlache door velen gelezen wordt…
Marc De Bock
Dit boek werd eveneens gerecenseerd door Walter Lotens.
Meer van Marc De Bock
Marc De Bock
Dit boek werd eveneens gerecenseerd door Walter Lotens.