Eduard Cousin
Marc De Bock
Non-fictie
  • 180 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

27 november 2024 Alexandrië - Het verhaal van een stad die leeft in het verleden
Vraag aan een inwoner van Alexandrië naar zijn stad en hij begint over het verleden. Van stichter Alexander de Grote en de mythische bibliotheek tot de gloriedagen aan het begin van de twintigste eeuw toen de Egyptische stad de grandeur van een Europese hoofdstad had. Vandaag de dag is er echter weinig meer over van dat heroïsch verleden: de stad is ernstig in verval, drenkt in nostalgie en veel Alexandrijnen willen weg.
In zijn jongste boek Alexandrië - Het verhaal van een stad die leeft in het verleden neemt Eduard Cousin je mee op een journalistieke reis door het moderne Alexandrië, ‘de bruid van de Mediterranee’, zoals de Egyptenaren haar nog steeds liefkozend noemen.
Cousin is een Nederlandse freelancejournalist die meer dan een decennium woonde en werkte in Egypte, waar hij als correspondent verslag deed voor onder andere EW, NRC en France24. In 2021 verscheen zijn boek Nu de wereld niet meer kijkt over het Egypte na de Arabische Lente.
De inleiding maakt de intenties van de auteur duidelijk: de vermeende culturele, en maar al te reële fysieke grens met Europa waar Alexandrië aan ligt, vormt het fundament van zijn boek. Hij onderzoekt deze scheiding in gesprek met Alexandrijnen zelf, de mensen die in deze grensstad leven. Hoe kijken zij naar hun stad, haar plek aan de Middellandse Zee en de ontwikkeling die zij heeft doorgemaakt? Wat is hun relatie met het verleden en wat vinden ze van de huidige stad? Via hun verhalen wil Cousin laten zien hoe onnatuurlijk de opknipping van de Middellandse Zee is en welke vergaande consequenties dit heeft. Hij wil aantonen hoe de identiteit van de stad, vroeger en nu, verweven is met een veronderstelde strijd tussen “Oost” en “West”, of, anders gezegd, een strijd tussen koloniale en antikoloniale machten, en hoe deze identiteit op de proef wordt gesteld door de grote uitdagingen van de eenentwintigste eeuw.
Het verhaal start in de zomer van 2014 met een treinreis vanuit het drukke, stoffige en hete Caïro - de thuisbasis van Cousin - naar het meer relaxte en relatief koelere Alexandrië aan de westelijke rand van de Nijldelta, de stad die voor hem de betekenis heeft van een brug of een verbindingslijn tussen Europa en het Midden-Oosten. Daar maakt hij kennis met Samir Aziz wiens vader in 1936 de eerste sportschool van Egypte oprichtte en met weemoed terugkijkt naar de koloniale periode van voor de machtsovername door Gamal Abdel Nasser. Hoewel hij die tijd niet zelf had beleefd, was Alexandrië naar zijn opinie toen kosmopolitischer, rijker, beter en mooier. Weliswaar enkel voor een rijke geprivilegieerde Europese elite langs de kust, in schril contrast met de diepe armoede bij de Arabische bevolking landinwaarts, voegt Cousin er fijntjes aan toe.
Alexandrië is een stad van literatuur. In hoofdstuk 3 beschrijft Cousin zijn contacten met onder meer de Alexandrijnse dichter en vertaler Abdelrehim Youssef, de Griekse Alexandrijn Harry Tzalas en geeft hij commentaar op het boek Alexandria Adieu uit 2022 van de Brits-Alexandrijnse schrijver Adel Darwish. Hieruit meent Cousin de antwoorden op zijn vragen gevonden te hebben: kosmopolitisch Alexandrië was een koloniaal project. De glorie en de welvaart van de stad waren gebouwd op een koloniale ongelijkheid. En zo’n ongelijke maatschappij was simpelweg niet houdbaar. Het vertrek van de buitenlandse gemeenschappen valt te vergelijken met de uittocht van Fransen uit Algerije toen dat land onafhankelijk werd of met die van Nederlanders uit Indonesië.
In het volgende hoofdstuk focust Cousin op het Egypte van net na de Tweede Wereldoorlog: de verlossing van de door de Britten gesteunde monarchie en de bovenlaag van grootgrondbezitters. Het Suezkanaalbedrijf werd genationaliseerd. Een voormalig gekoloniseerd land was opgestaan en had zich ontworsteld aan de bezetter. Niet alleen politiek, ook economisch. Het daaropvolgende conflict over het bezit en de toegang van het Suezkanaal, leidde in 1956 tot de Suezoorlog in de Sinaï, tussen Egypte aan de ene kant en Israël, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk aan de andere kant. Die oorlog eindigde met een Arabische overwinning en een blamage voor Parijs, Londen en Israël. Maar er kwam weinig of niets terecht van de hervormingsplannen van de toenmalige Egyptische president Nasser, die zich had opgeworpen als de charismatische anti-imperiale leider van de Arabische wereld.
Bovendien gold de afloop van de Zesdaagse Oorlog in 1967 niet alleen als een smadelijk militair verlies. Het was ook een moreel verlies, een verlies van de intellectuele poging om een nieuwe, onafhankelijke, postkoloniale Arabische identiteit en politiek vorm te geven. Voor Alexandrië was die morele klap zelfs tweeledig. Hoewel het verval van kosmopolitisch Alexandrië al ruim daarvoor had ingezet, was de Zesdaagse Oorlog de finale doodsteek. Hij maakte de aanwezigheid van Europese gemeenschappen in een steeds nationalistischer Egypte onmogelijk. De tweede klap was dat het panarabisme, het politiek en ideologisch alternatief om een Arabische eenheid te bewerkstelligen, een stevige deuk had gekregen. Welke waarde had het nog Alexandrijn te zijn zonder een nieuw verhaal? Er was eigenlijk maar één optie: terugkijken naar het verleden, naar het oude verhaal. Dat is de bron van de nostalgie naar de kosmopolitische stad. Het verheerlijken van dit verleden is een respons op het verlies van een hoopvolle toekomst na 1967, zo oppert Cousin.
Vervolgens praat hij met enkele kunstenaars die een nieuw verhaal over hun stad proberen te formuleren en brengt hij een bezoek aan Sidi Bishr, een wijk enkele kilometers ten oosten van het centrum, symbool voor hoezeer Alexandrië is veranderd, en hoezeer het mooie oude plaats heeft gemaakt voor het lelijke nieuwe. Om dan weer in de geschiedenis te duiken en te wijzen op de scheuren die in de Egyptische maatschappij werden veroorzaakt door het presidentschap van Anwar El-Sadat (1970-1981).
In het iconische Hotel Cecil aan het Saad Zaghloul-plein herkent Cousin alweer de gespletenheid van Egypte, en in het bijzonder van Alexandrië. Hij beschrijft een bloedige periode van revoluties en verzet, en aanhoort het schrijnende verhaal van een activiste: eerst de hoop op verandering, vervolgens de meedogenloze desillusie.
Een apart hoofdstuk is gewijd aan de moderne Bibliotheca Alexandrina die in 2002 werd geopend om dezelfde internationale functie te vervullen als de wereldberoemde maar verwoeste antieke bibliotheek van Alexandrië, lange tijd het centrum van de Westerse kennis in de klassieke oudheid. Het gebouw zit vol symboliek, bedoeld om Egypte met de rest van de wereld te verbinden.
Om meer te weten te komen over de nieuwe bibliotheek, dialogeert Cousin met een maritiem archeoloog en op 10 oktober 2023, een paar dagen na de bloedige verrassingsaanval van Hamas op Israël en de start van de Israëlische reactie met grootschalige bombardementen in de Gazastrook, woont hij een presentatie bij van de Noorse architecten. Het maakt van de gelegenheid gebruik om te pleiten voor de toepassing van dezelfde standaarden van wat humaan is en wat niet op zowel Palestijnen als Israëliërs, op Arabieren en Europeanen, witte en niet-witte mensen. “En alleen dan kan de bibliotheek wellicht de beoogde rol krijgen als huis van ontmoeting en dialoog tussen volken en culturen”, besluit hij.
Cousin besteedt ook een afzonderlijk kapittel aan de (vaak vergeefse) pogingen om het in erbarmelijke staat verkerende cultureel erfgoed van het koloniale Alexandrië te restaureren. Aan de migratie vanuit Egypte naar Fort Europa, waarin Alexandrië een sleutelrol speelt en de zee een enorme barrière vormt om die andere, betere wereld te bereiken en te creëren. En aan de dreiging van de klimaatverandering die naadloos aansluit bij het heimwee en het fatalisme van de Alexandrijn, nog eens aangewakkerd door het gebrek aan lokale adaptatieprojecten.
Tenslotte gaat hij op zoek naar een nieuw verhaal over Alexandrië: het Alexandrië dat zich losmaakt uit het verleden zonder dit verleden uit het oog te verliezen. En dat ondanks alles zelfbewust, kritisch en fier naar zichzelf en naar de toekomst durft te kijken met het rotsvaste geloof dat een betere wereld mogelijk is. De stip aan de horizon van de Middellandse Zee.
Cousin etaleert in dit boek zijn verbluffend vermogen om de complexe identiteit van Alexandrië te ontleden. Hij laat zien hoe de stad worstelt met haar verleden: enerzijds een bron van trots, anderzijds een last die de vooruitgang lijkt te belemmeren. Zijn persoonlijke observaties en de gesprekken met inwoners geven het verhaal een menselijke dimensie en maken de geschiedenis minder abstract. Bovendien heeft Cousin een warmhartige ode aan Alexandrië geschreven, die de lezer doet verlangen om zelf door de straten van deze intrigerende stad te dwalen…

Marc De Bock
Eduard Cousin
Marc De Bock
Non-fictie
-
_Marc De Bock - Recensent
Meer van Marc De Bock

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies