13 oktober 2023
Het verhaal van Wallonië
Journalisten die taalgrensoverschrijdend bezig zijn en volledig tweetalig zijn: je vindt ze niet zo vaak in België. Christophe Deborsu is er daar een van. Hij werd onder meer bekend in Vlaanderen door zijn deelname aan “De slimste mens ter wereld” en zijn columns in De Standaard.
Bekender is hij nog geworden door de faux pas die hij Yves Leterme liet begaan door het zingen van de Marseillaise en zijn deelname aan Bye Bye Belgium. Al in 2011 verscheen zijn boek ‘Dag Vlaanderen!’ waarin hij in zijn ondertitel al belooft nu eens te vertellen hoe Walen écht leven en denken.
De coverfoto is al zeer beloftevol: de journalist met het slungelachtige lichaam van een basketbalspeler staat erop met een uitgestreken gezicht en hanteert als een volleerd poppenspeler twee vlaggetjes: één met de Vlaamse leeuw (met rode klauwen) en één met de parmantige Waalse haan op. Op de foto kan je zien dat de man binnenpretjes heeft en dat hij van plan is om allerlei gekke marionnettentoeren uit te halen met de twee symbolische dieren die samen toch de Belgische kleuren vormen.
Twaalf jaar later doet de Franstalige journalist Alain Gerlache dat nog eens over, iets minder uitbundig dan Deborsu, in zijn boek Het verhaal van Wallonië. Alain Gerlache is ook politiek commentator bij de RTBF en columnist voor De Morgen. Samen met VRT-journalist Ivan De Vadder maakte hij de tweetalige podcast Plan B over de verstandhouding tussen de gemeenschappen in België. Alain Gerlache heeft een echt Belgisch profiel. Hij is bijna heel zijn leven taalgrensbewoners geweest, hij woonde lang in Waver, maar hij ging Germaanse filologie studeren in Leuven, waardoor hij vertrouwd werd met beide zijden van de taalgrens en daardoor ook in Vlaanderen de nodige bekendheid heeft verworven.
De stijl van Gerlache is minder badinerend dan die van Deborsu, maar in wezen hebben zij dezelfde bedoeling: het zijn oefeningen in genuanceerd leren denken. Gerlache wil in de eerste plaats wederzijdse clichés bestrijden, die woekeren als onkruid dat niet wil vergaan. ‘Vooroordelen staan wederzijds begrip in de weg en versterken misverstanden, aan beide kanten. Ze verergeren de al grote gevoeligheden en verstoren de relaties binnen de gemeenschappen nog meer.’ (p. 20) De clichés van Vlamingen over Franstaligen weerspiegelen die van Franstaligen over Vlamingen en ze zijn niet minder talrijk of karikaturaal.
Met dank aan de overkant
Gerlache vermeldt de naam niet, maar de Vlaamse historicus Vincent Scheltiens vertrekt in zijn boek Met dank aan de overkant van eenzelfde analyse. (1) Hij spreekt over het Belgische spiegelpaleis. Met veel voorbeelden toont Vincent Scheltiens in dat boek aan dat het negatieve beeld van de overkant en het positieve zelfbeeld dat er onlosmakelijk mee verbonden is, ook in deze recente periode zeer sterk aanwezig blijft. José Happart als de Flor Grammens van de overkant, de financiële en de (on)omkeerbare solidariteit, het verhaal over het ‘eigen kunnen’ en de knowledge based economies waarmee de Vlaamse en Waalse deelstaten zo graag uitpakken om ‘iets’ te betekenen in Europa. Het zijn maar enkele voorbeelden die door identity makers aan beide zijden werden en nog steeds worden aangegrepen om de andere te blamen. Scheltiens heeft met de originele invalshoek van dit boek zeker een boeiende analyse-instrument aangeboden om de Belgische actualiteit beter te kunnen plaatsen. Politiek commentator Ivan De Vadder schreef daarover ‘Wie interesse heeft voor de Belgische politieke geschiedenis, moet dit boek lezen. Het zal u op dat moment helpen de taal, de beeldvorming, en de stereotypen van de communautaire geschiedenis te ontcijferen.’
Gerlache vermeldt de naam niet, maar de Vlaamse historicus Vincent Scheltiens vertrekt in zijn boek Met dank aan de overkant van eenzelfde analyse. (1) Hij spreekt over het Belgische spiegelpaleis. Met veel voorbeelden toont Vincent Scheltiens in dat boek aan dat het negatieve beeld van de overkant en het positieve zelfbeeld dat er onlosmakelijk mee verbonden is, ook in deze recente periode zeer sterk aanwezig blijft. José Happart als de Flor Grammens van de overkant, de financiële en de (on)omkeerbare solidariteit, het verhaal over het ‘eigen kunnen’ en de knowledge based economies waarmee de Vlaamse en Waalse deelstaten zo graag uitpakken om ‘iets’ te betekenen in Europa. Het zijn maar enkele voorbeelden die door identity makers aan beide zijden werden en nog steeds worden aangegrepen om de andere te blamen. Scheltiens heeft met de originele invalshoek van dit boek zeker een boeiende analyse-instrument aangeboden om de Belgische actualiteit beter te kunnen plaatsen. Politiek commentator Ivan De Vadder schreef daarover ‘Wie interesse heeft voor de Belgische politieke geschiedenis, moet dit boek lezen. Het zal u op dat moment helpen de taal, de beeldvorming, en de stereotypen van de communautaire geschiedenis te ontcijferen.’
Enkele elementen uit een zeer rijk boek
Gerlache trapt niet in die val van de ‘overkant’, want die bestaat niet voor hem. Beide landsdelen zijn hem zeer bekend en dat maakt het hem mogelijk om op een onbevangen manier over Het verhaal van Wallonië te schrijven. Misschien is dat bepalend lidwoord in de titel misschien wat te nadrukkelijk en had er beter ‘Wallonië, een verhaal’ gestaan. Zijn werkwijze is zeer eenvoudig: hij vertrekt van dertien hoofdstukjes met telkens een titel tussen aanhalingstekens - wie zegt of denkt dat? - die hem in staat stellen zijn journalistieke kennis boven te halen om de uitspraak te relativeren.
Gerlache trapt niet in die val van de ‘overkant’, want die bestaat niet voor hem. Beide landsdelen zijn hem zeer bekend en dat maakt het hem mogelijk om op een onbevangen manier over Het verhaal van Wallonië te schrijven. Misschien is dat bepalend lidwoord in de titel misschien wat te nadrukkelijk en had er beter ‘Wallonië, een verhaal’ gestaan. Zijn werkwijze is zeer eenvoudig: hij vertrekt van dertien hoofdstukjes met telkens een titel tussen aanhalingstekens - wie zegt of denkt dat? - die hem in staat stellen zijn journalistieke kennis boven te halen om de uitspraak te relativeren.
Neem nu hoofdstuk 1 ‘In België leven er Vlamingen en Walen’. ‘Neen’, schrijft Gerlache. ‘Dat klopt niet.’ Het Waals Gewest telt 3.681.575 inwoners. Dat wil zeggen dat een vijfde van de Franstaligen in België niet in Wallonië woont, want er zijn niet veel Franstalige Brusselaars die zich als Walen definiëren. ‘Als je tegen een Brusselaar zegt dat hij een Waal is, zal de reactie dezelfde zijn als wanneer je een Gentenaar probeert uit te leggen dat hij een Antwerpenaar is.’ (p. 34). Zoals ook Vincent Scheltiens stelt Alain Gerlache dat de Waalse beweging een defensieve reactie was op de Vlaamse beweging. Bij gebrek aan een sterke Waalse identiteit krijgen lokale belangen voorrang op het gemeenschappelijk project. Gerlache noemt subregionalisme het Waalse kwaad. Dat leidt tot saupoudrage, tot versnippering, tot verdeling van middelen tussen de verschillende subregio’s.
Hoofdstuk 4 heet ‘De Franstaligen zijn gefascineerd door Frankrijk’. Ook daar plaatste Gerlache heel wat kanttekeningen bij. Het zogenaamde ‘rattachisme’ is fel afgekoeld. Terwijl het rattachisme in het verleden kon profiteren van de Vlaamse beweging zien we vandaag dat het thema van de splitsing van het land amper interesse opwekt voor een associatie met Frankrijk. Dat ‘De Franstalige instellingen te ingewikkeld zijn’, zoals hoofdstuk 6 zegt, daarin kan Alain Gerlache zich zeker vinden en hij maakt ervan gebruik om de ingewikkelde design ervan nog eens op tafel te leggen. Er blijkt bijvoorbeeld uit dat België zo maar eventjes acht ministers van Volksgezondheid rijk is.
In Vlaanderen worden de gewest- en gemeenschapsbevoegdheden uitgeoefend door één regering en één parlement, met uitzondering van de bevoegdheden van het Brussels Gewest en de Brusselse Gemeenschapscommissies, waarin Vlaamse vertegenwoordigers zetelen. Aan Franstalige kant zijn er een regering en een parlement voor het Waals Gewest en een regering en een parlement voor de Franse Gemeenschap, elk met hun eigen bevoegdheden.
Hoofdstuk 10 heet ‘De linkerzijde domineert Wallonië’ en dat blijkt inderdaad uit de cijfers, maar dat ‘Extreemrechts niet bestaat in Wallonië’ zoals hoofdstuk 11 zegt, blijkt niet langer uit de feiten. ‘Ja, inderdaad,’ schrijft Gerlache, ‘er bestaat in Wallonië een dubbel cordon: een cordon sanitaire en een cordon médiatique. Toch steekt georganiseerd extreemrechts ook de kop op in Wallonië.’ Gerlache verwijst naar Chez Nous, een partij die in 2021 werd opgericht. Deze jonge partij krijgt aanzienlijke steun uit Vlaanderen, Frankrijk en zelfs Nederland via Geert Wilders. Hierdoor maakt de partij deel uit van een brede beweging, die zowat overal in Europa actief is. Eindigen doet Gerlache met ‘De Walen doen niets om hun economische situatie te verbeteren’. Dat wordt door Gerlache gecorrigeerd door te verwijzen naar het succesverhaal van Waals-Brabant, dat samen met Vlaams-Brabant tot de rijkste provincies van België behoort. Het gemiddelde jaarinkomen in Waals-Brabant bedraagt 28.104 euro. Dat is 3300 euro meer dan het gemiddelde in Wallonië en 1700 euro meer dan het gemiddelde in heel het land.
Dit zijn slechts enkele elementen uit een zeer rijk boek van een getalenteerde journalist die een zeer genuanceerd beeld schetst van het zuiden van dit land. Het verhaal van Wallonië is niet alleen gericht aan de gewone Vlamingen, maar ook aan al die politici die ostentatief met een leeuwenvaandel (of een met hanenvlaggetje) zwaaien om hun slag thuis te halen. De verkiezingen komen eraan en dat wordt andermaal een tijd waarin feiten vaak moeten wijken voor passie en gepolitiseerd uitspraken om goed te scoren eerder dan om de realiteit van de overkant onder ogen te willen zien. Ik hoop dat het boek van Alain Gerlache veel gelezen wordt. Het is alvast een eye opener.
Walter Lotens
Walter Lotens
Dit boek werd eveneens gerecenseerd door Marc De Bock.
Meer van Walter Lotens