20 januari 2024
Dialectiek van de Griekse Verlichting
Bestaan er imponerender woorden om een gedicht mee te beginnen dan de magische ‘Heureux qui, comme Ulysse’ van Joachim du Bellay uit 1558? Wat spreekt er meer tot de verbeelding dan het genie van de Griekse mythologie, de meest maffe verhalen over goden, halfgoden, nimfen en helden. De betovering van mythos en logos zeg maar.
Heureux qui, comme Ulysse, a fait un beau voyage.
Joachim du Bellay
Zowel in de oudheid als in de 19e eeuw waren er sterk met de Grieken sympathiserende stromingen. Een bekende representant van die beweging was Lord Byron, de Engelse romantische dichter en schrijver, die meestreed tijdens de Griekse Onafhankelijkheidsoorlog en er ook overleed. Het filhellenisme legde een zeer sterke nadruk op het verleden en vooral op de klassieke oudheid. Via geschriften, schilderijen en literaire werken werd het verband gelegd tussen het moderne Griekse volk en dat van de klassieke oudheid.
Ook vandaag is het nog steeds handig om kennis te hebben van die mythologie. Verscheidene begrippen en uitdrukkingen uit het hedendaags taalgebruik zijn er aan ontleend. Denk maar aan tantaluskwellingen, dozen van Pandora of hemeltergende sisyfusarbeid. Of aan de Akropolis, de toeristische trekpleister die oprijst in de hoofdstad. De iconische rots was vanouds een magneet voor mythen en tragedies. En herinner je ook de strijd die woedt sinds het einde van de Onafhankelijkheidsoorlog in 1832 om de Parthenon Marbles terug te halen naar Athene.
Geen glorie zonder tragiek.
Geen glorie zonder tragiek.
Afijn. Zoals jullie al geraden hebben, gaat het hier niet over flarden van een beeldengroep, maar over de reactie én de kritiek van een professor emeritus die antieke filosofie, geschiedenisfilosofie en metafysica doceerde aan de Universiteit Antwerpen op de ‘Dialectiek van de Verlichting’ van Theodor Adorno en Max Horkheimer.
Eerst even situeren in welk wespennest we terechtgekomen zijn.
Eerst even situeren in welk wespennest we terechtgekomen zijn.
In hun roemruchte ‘Dialektik der Aufklärung’ uit 1947 probeerden beide filosofen van stand een antwoord te vinden op de vraag waarom de Verlichting zichzelf vernietigt en weer terugvalt in mythologie en barbarij. Misschien wel het bekendste van hun voorbeelden van de ‘dialectiek’ van de Verlichting is de dialectiek van Verlichting en mythe in de Odyssea, het verhaal van de terugkeer van Odysseus van Troje naar Ithaca. Kort door de bocht en eeuwenlange nuanceringen negerend komt het hier op neer: na tien jaar voor Troje te hebben gevochten en daarna bijna tien jaar rond te hebben gezworven komt Odysseus eindelijk terug naar het eiland Ithaca, waar intussen zijn vrouw Penelope met huwelijksaanzoeken door de 'vrijers' wordt lastig gevallen.
Ziezo (uitroep van opluchting)!
Ziezo (uitroep van opluchting)!
Al met al is die ‘Dialektik der Aufklärung ‘(Dialectiek van de verlichting) een taai en naargeestig werk. Toch kon deze cryptische tekst uit 1947 aan het eind van de jaren zestig uitgroeien tot een cultboek voor een hele ‘kritische’ generatie dwarsdenkers. Je onderdompelen in de Dialectiek was in die dagen dan ook een soort initiatierite. De kiem van het boek ligt bij de marxistische intellectuelen van het aan de universiteit van Frankfurt am Main verbonden Institut für Sozialforschung.
Vanwege een zekere Adolf Hitler verkast het hele instituut in 1934 alvast naar Amerika en een paar jaar later koopt directeur Horkheimer een stuk grond aan de Amerikaanse westkust, op schootsafstand van Hollywood. Van daaruit zal het instituut een grote gemeenschap van overzeese bannelingen daadwerkelijk ondersteunen. Adorno, Horkheimer en tal van andere geletterde gasten bivakkeren er in een op z’n minst vervreemdend kader: het altijd zonnige Californische en poepchique Pacific Pallisades.
De Hongaarse filosoof en literatuurwetenschapper Georg Lukács noemde dit soort samenkomsten, dit soort samenroepingen van - met lijden en dood koketterende en zich boven de massa verheven voelende - uitverkorenen in Die Zerstörung der Vernunft (1954) polemisch: de decadentie van ‘Grand Hotel Abgrund’.
Er misschien nog even aan toevoegen dat mythe en Verlichting voor beide denkers in essentie bij elkaar horen, omdat zij beide pogingen zijn om de angst van de mensen voor het onbekende, voor de grillige en bedreigende natuurkrachten, weg te nemen. Waar het magische denken die angst bezweert door middel van mimesis (het imiteren en herhalen van de natuurkrachten) en zo in wezen zelf natuurlijk blijft, daar schept het mythische denken allerlei tussenpersonen of intermediaire krachten tussen mens en natuur. Men creëert goden en halfgoden die enerzijds de oncontroleerbare natuurkrachten representeren en anderzijds kunnen fungeren als machtige bondgenoten van de mens. Op die wijze blijft het mythische wereldbeeld ambivalent.
Punt andere lijn.
Punt andere lijn.
Tot daar dus een korte, samenvattende schets van de (historische) context waarnaar dit boek van de geleerde professor emeritus referereert. Die houdt er mogelijk evengoed van om verwardheid te stichten tussen fictie (filologie) en filosofie. Bovendien kijkt hij voortdurend en aan een razend tempo op naar de denkbare relaties tussen het mythische en het verlichte denken. Dit boek lezen en in een adequate context plaatsen vergt bijgevolg een grote bereidwilligeid en de nodige (filosofische) inleving en verbeeldingskracht. Jullie zijn dus gewaarschuwd.
Koenraad Verryckens boek is een pompeuze en breedsprakerige reactie en een kritiek op de ‘Dialectiek van de Verlichting’ van Adorno en Horkheimer, bovendien is het een aanklacht tegen de postmodernistische realtivering van de historische betekenis van het oude Griekenland en van zijn relevantie voor het hedendaagse Westen en zelfs voor de hedendaagse mensheid in haar geheel.
Het boek verwerpt de antiwesterse mythe van een vreemd en ander Griekenland. Spreken van een Griekse Verlichting in de ruimste betekenis van het woord impliceert voor Verreycken dan ook dat men erkent dat een Verlichting zoals het westerse denken die in de 17e en 18e eeuw tot stand heeft gebracht, reeds in de Griekse oudheid heeft plaatsgevonden, en dat Griekenland in dat opzicht een voorbeeld voor de moderne Verlichting is geweest. Hoe dan ook is het thema van de Griekse Verlichting naar zijn mening representatief voor de blijvende actualiteit van de Griekse cultuur, zeker in een tijd waarin het multiculturalisme onze Grieks-Romeinse erfenis of althans de erkenning daarvan definitief probeert te vernietigen.
But the Times They Are A-Changin. In 1963 kon Albin Lesky, de Oostenrijke klassieke filoloog, de Inleiding van zijn befaamde ‘Geschichte der griechischen Literatur’ nog afsluiten met Wir werden das Altertum nie los, solange wir nicht wieder Barbaren werden, een uitspraak van de Zwitserse kunstcriticus Jacob Burchhart. Vandaag geldt filhellenisme bij uitstek als een misplaatste blijk van minachting voor andere culturen. Een considerabele aangelegenheid omdat het hierbij gaat over de Europese waarden, de eenwording van Europa, het humanisme, de seculiere maatschappij, de Verlichting en het rationele denken zelf. De hele mikmak staat vandaag immers onder spanning door het wokisme / activisme, het islamisme en het zogenaamde multiculturalisme waartegen de auteur zich afzet.
De actuele strijd van de multiculturalisten tegen het idee van de Griekse oorsprong van de westerse cultuur omvat volgens de auteur dan ook de strijd tegen een Griekse verlichting, en maakt deel uit van de anti-Verlichtingsideologie tout court die het multiculturalisme kenmerkt.
Het postmodernisme heeft volgens Verrycken intussen de status van de Verlichting als overwinning op de narrativiteit van de mythne radicaal omgekeerd. De verlichting is nu zelf gedegradeerd tot een mythe, tot een van de grote verhalen die ons denken over de geschiedenis gestructureerd hebben en nu het voorwerp van een deconstructie zijn geworden. Het boek wil daarmee de verdediging van een puur rationalisme op zich nemen.
Het postmodernisme heeft volgens Verrycken intussen de status van de Verlichting als overwinning op de narrativiteit van de mythne radicaal omgekeerd. De verlichting is nu zelf gedegradeerd tot een mythe, tot een van de grote verhalen die ons denken over de geschiedenis gestructureerd hebben en nu het voorwerp van een deconstructie zijn geworden. Het boek wil daarmee de verdediging van een puur rationalisme op zich nemen.
Een belangrijk programmapunt van Verreyckens boek vormt een nieuwe interpretatie van het begrip dialectisch denken. Horkheimer en Adorno definiëren het dialectisch denken als het denken ‘waarin alles slechts is wat het is, doordat het wordt tot datgene wat het niet is’. Dialectiek van de Verlichting betekent dan volgens hen gewoon: de zelfdestructie van de Verlichting. En dat laatste betekent dan weer het terugvallen van Verlichting in mythologie. De directe omslag van vooruitgang in regressie. Zo overwint Odysseus door zelfopoffering en onthechting de mythische machten van de natuur. Maar deze rationele Verlichting, die hem van de heerschappij van de natuur bevrijdt, onderwerpt hem opnieuw, namelijk aan zijn eigen drang tot zelfbehoud: ‘Odysseus offert zichzelf, niet aan de goden maar aan zichzelf, met de bedoeling om in ruil voor dat offer behouden naar Ithaca terug te keren. Hij ruilt het religieuze offer voor de niet meer religieuze zelfopoffering van de ‘Entsagung’ (de verzaking) en het is in de list dat Odysseus zich offert (pagina 78).
Vrij ijle metafysische hocuspocus, toch? Of niet?
Voor Verrycken is de dialectiek van de Griekse Verlichting iets anders dan de onmiddellijke omslag van de Verlichting tot haar tegendeel. Volgens hem kan je zeer zeker spreken van een dialectiek van de Griekse Verlichting, maar dan in een historisch model. In dat model is een progressieve en graduele opbouw van de Verlichting, die niet meteen tegelijk regressie en zelfvernietiging is. Op een gegeven moment slaat de ‘Aufklärung’ om tot ‘Gegenaufklärung’, slaat de ontmytologisering om tot hermytologisering. En deze hermythologisering is niet de structurele, permanente keerzijde van de ontmythologisering, maar zij is een tegen-Verlichting (een contra-Verlichting) met een historisch aanwijzbaar begin, die dan op haar beurt in opeenvolgende golven haar regressieve logica tot ontwikkeling brengt.
Voor Verrycken is de dialectiek van de Griekse Verlichting iets anders dan de onmiddellijke omslag van de Verlichting tot haar tegendeel. Volgens hem kan je zeer zeker spreken van een dialectiek van de Griekse Verlichting, maar dan in een historisch model. In dat model is een progressieve en graduele opbouw van de Verlichting, die niet meteen tegelijk regressie en zelfvernietiging is. Op een gegeven moment slaat de ‘Aufklärung’ om tot ‘Gegenaufklärung’, slaat de ontmytologisering om tot hermytologisering. En deze hermythologisering is niet de structurele, permanente keerzijde van de ontmythologisering, maar zij is een tegen-Verlichting (een contra-Verlichting) met een historisch aanwijzbaar begin, die dan op haar beurt in opeenvolgende golven haar regressieve logica tot ontwikkeling brengt.
Dit kantelpunt, die omslag naar anti-Verlichting, vindt Verrycken zeer zeker terug in de filosofie van Socrates. Zoals de avonturen van Odysseus tegelijk de wereld ontmythologiseren en zelf de dwang van een nieuwe mythologie installeren, zo blijken de gesprekken van Socrates logische waarheden bloot te leggen en tegelijk terug te keren naar een prelogische mythologie.
De professor wil vervolgens aantonen, aan de hand van Plato’s ‘Phaedo’, dat Socrates’ afscheid van de presocratische kosmologie een afscheid van de Verlichting is en het begin van een anti-Verlichting die oprijst vanuit de ‘aufklärende’ filosofie zelf. En alsof dat nog niet voldoende is, zal Plato vervolgens van Socrates het ideaal van een Gegenaufklärung overnemen, en het vrije denken van de sofisten bestrijden met een ‘theologisch’ denken dat binnen in de filosofie zelf aan de Aufklärung een einde wil maken.
Kunnen jullie mij nog volgen? Fijn, wil de laatste dan het licht uitdoen?
Kunnen jullie mij nog volgen? Fijn, wil de laatste dan het licht uitdoen?
Het behoort tot de logica van Verryckens opvatting van de Griekse Verlichting dat de oudste kosmologie én een voortzetting van de mythologische Verlichting én een breuk met deze Verlichting in feite haar transformatie tot een nieuwe, seculiere manier van denken betekent. Een breuk die zich volgens de welgeleerde professor manifsteert in het begin van de Griekse atletiek. Vandaar dat hij in zijn verbijsterend (lees: in de war brengend) betoog verwijst naar de atletiek en het atletisch nudisme. Zoals in de atletiek de atleet alle ballast van zich afgooit en de overwinning wil behalen met de loutere kracht van zijn lichaam, zo gooit vanaf Thales de kosmoloog alles mythologische ballast van zich af en wil hij de waarheid bereiken met de loutere kracht van zijn denken.
Met Thales, licht hij toe, begint de filosofische Verlichting, die echter vanaf Socrates in toenemende mate wordt bestreden door een filosofische anti-Verlichting. Het hoogtepunt van deze contra-Verlichting vinden we in het ‘boek X’ van Plato’s ‘Wetten’, waarin we ondermeer te lezen krijgen dat atheïsten in de strikte zin van het woord uiteindelijk de doodstraf verdienen.
Nu ja. De Griekse Verlichting is op den duur ten onder gegaan aan een interne en een externe anti-Verlichting. De moderne Verlichting moet vandaag op haar beurt, enkele eeuwen na haar onstaan, om haar voortbestaan strijden, tegen intern-filosofische postmodernismen, multiculturalismen en antioccidentalismen, maar méér nog tegen externe ‘Gegenaufklärungen’ die haar in naam van religieuze en / of totalitaire idealen willen vernietigen. Misschien kan de herinnering aan de Griekse Verlichting en de Dialectiek van de Verlichting van Adorno en Horkheimer en hun levensverhaal ons helpen onze eigen tijd en onze eigen taak daarin beter te begrijpen.
Tot slot nog dit. Wie de Verlichting wil verdedigen, moet natuurlijk weten wat Adorno en Horkheimer geschreven hebben, en dat weet Verrycken maar al te goed. Hij gaat volop in gesprek met beide Duitse sociologen en wil de kritiek verder zetten, door nog meer kritiek te geven. Zo wil hij zijn doorgedreven rationalisme, en vooral zijn atheïsme, nog sterker funderen.
Het essentialisme van Verrycken toont zich in de ideologische definitie van filosofie: ‘de filosofie is per definitie ontmythologiserend en dus aufklärend: zij verwerpt de gedachte dat mythologische verhalen over mythische godengeschiedenissen de waarneembare wereldorde zouden kunnen verklaren’, staat er op pagina 141, een definitie waarbij filosofie een louter historische functie krijgt.
Tot spijt van wie benijdt.
Tot spijt van wie benijdt.
Verrycken is een volleerd seculier denker. Het christendom heeft van de Platoonse filosofie gebruik gemaakt om zichzelf te funderen binnen een mythologie en buiten de rationaliteit en de wetenschap, de Verlichting in de 18e eeuw zal daarom teruggrijpen naar het Griekse denken (via de Latijnse cultuur) en de mythologische basis van de godsdiensten blootleggen. De rationele kritiek als een bevrijdend denken.
Net als Adorno en Horkheimer gaat hij terug naar Homeros en de Odyssee, de Sirenen-scène staat daarbij centraal, maar hij ontkent echter dat daar een voorafschaduwing of zelfs het begin, van het ‘kapitalisme’ te zien zou zijn. Adorno zag in die scène reeds de arbeidsdeling : de baas, de kapitein, de aanvoerder, Odysseus, geniet van de zangen van de Sirenen, weliswaar is hij geboeid, de rede, maar dat is zijn redding, terwijl de bemanning, het volk, roeit en werkt, zelfs niet mag horen wat de Sirenen beloven.
Alleen jammer dat het moderne begrip Verlichting gepaard gaat met bevrijding, zowel van godsdienstige als maatschappelijke aard. Die relatie was er niet in de Griekse Verlichting. Kunnen we dan zomaar de 18e eeuw gelijkstellen met de Griekse vóór-platonische tijd?
Ik betwijfel het. Akkoord of niet?
Eenmaal, andermaal. Verkocht!
Zeg dat Koenraad Verrycken het gezegd heeft!
Benny Madalijns
Meer van Benny Madalijns
Ik betwijfel het. Akkoord of niet?
Eenmaal, andermaal. Verkocht!
Zeg dat Koenraad Verrycken het gezegd heeft!
Benny Madalijns