Atze van Wieren
Benny Madalijns
Non-fictie
  • 887 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

21 juni 2024 Waar bleef god bij Rilke? Ideeën over God, Dood, Spinoza en kwantummechanica bij ‘De elegieën van Duino’
Hoe ga je van start met de bespreking van weeral een nieuwe uitgave over één van je lievelingsauteurs? De tweede reeds die ik las de laatste weken. Nog maar eens een publicatie over de bedenker van mijn all-time favoriete boek: ‘De aantekeningen van Malte Laurids Brigge’. Ook wel “de gefingeerde notities van een jonge kunstenaar op zoek naar zichzelf” genoemd. Een gepatenteerd cultboek dat al ruim honderd jaar doorgaat voor de eerste modernistische roman van de twintigste eeuw.
Wederom een boek met betrekking tot één van de belangrijkste lyrische dichters in de Duitse taal. Én bovenal de schrijver van ronduit majestatische inzichten als: kunstenaar zijn betekent: niet rekenen en tellen; rijpen als de boom die zijn sappen niet opstuwt en die rustig in de voorjaarsstormen staat zonder bang te zijn dat er geen zomer zal volgen. De zomer komt toch (Na te lezen in het boek: Rilke, R.M. (1985). Brieven aan een jonge dichter. Amsterdam: Balans, p.17).
Andermaal een boek over de Duineser Elegien, een collectie van tien treurzangen die Rilke schreef in de periode 1912-1922, hoor ik jullie reeds denken. Een zoveelste dwarsdoorsnede van de voortgang door het leven van de dichter zelf, van de aanvankelijke angsten en depressies tot de jubelende aanvaarding en een elfendertigste herkauwd vergezicht op de zin van onze doortocht hier op aarde? Niets is echter minder waar.
Atze van Wieren schreef met Waar bleef God bij Rilke? mijns inziens een zeer apart en verrassend origineel boekje. Dun, want hoogstens negenenzeventig bladzijden, inhoudsopgave en verantwoording incluis, maar buitengewoon belangrijk voor wie een nog dieper inzicht wil krijgen in de magnifieke, poëtische schilderingen van Rilke’s eigenste gang doorheen het ondermaanse.
Een poging tot demystificatie
Door zijn vele reizen, als moderne nomade, door zijn ruime belangstelling voor de beeldende kunst en voor vreemde culturen, zijn talenkennis en zijn vele relaties met kunstenaars, denkers en andere creatieve culturele actoren (Van Nietzsche en Rodin, tot Verhaeren, Maeterlinck en Lou Andreas Salomé ) werd Rilke al gauw een Europese cultfiguur bij uitstek . 
Even situeren. Na het deels autobiografische Malte Laurids Brigge-boek, dat hij voltooide in Rome in 1910, is hij uitgeput en depressief. Hij is in grote verwarring en overweegt psychotherapie, maar komt daar snel op terug, bang als hij is daarmee zijn artistieke bron opgedroogd te zien raken. Sinds de kennismaking in 1909 in Parijs met de weledelgestrenge Marie von Thurn und Taxis-Hohenlohe zal de dichter in de komende jaren herhaaldelijk op uitnodiging van de vorstin op het slot Duino verblijven aan de Adriatische kust niet ver van Triëst. Duino wordt een van de referentiepunten die aan zijn latere poëzie gestalte zullen geven, met name aan de grote elegieën die er hun naam aan ontlenen.
Teneinde de strekking van deze gedichten ten volle te kunnen begrijpen, dien je te beseffen dat de kunst vanaf haar geboorte onder de heerschappij van de religie heeft gestaan: als onderdeel van magische praktijken (zoals in het geval van de prehistorische grotschilderingen) of als een poëtische uitdrukking van de religie (zoals in de Egyptische en de Griekse cultuur, en in de christelijke Middeleeuwen). Een soort van leen - verhouding  die bovendien theoretisch bekrachtigd werd door allerhande filosofische bespiegelingen over een soortement van goddelijke inspiratie zonder welke de kunstenaar niet zou kunnen scheppen. Een vroege getuigenis van deze opvatting vinden we in Ion, een van de meest subtiele, vroege dialogen van de Atheense filosoof Plato, dat als onderwerp de verhouding van de goddelijke inspiratie van de dichter tot wetenschappelijke kennis heeft, en waarin Socrates opmerkt dat de dichters niets anders zijn dan tolken van de goden, bezeten van de god die zich van hen meester maakt.
Rilke had al zeer vroeg afstand genomen van zijn katholieke opvoeding. Bij wijze van afrekening had hij al uitdrukkelijk een reeks balladeske anti-Christusgedichten, Christus. Elf Visionen, geschreven die hij zelf nooit publiceerde. Het bewijs dat hij toen al geobsedeerd was door een godsbeeld dat in aanzienlijke mate van de kernvoorstellingen van het christelijke godsbeeld afweek, ofschoon hij bepaalde beeldrestanten bleef gebruiken. Hij verzette zich daarin niet alleen tegen het christendom van zijn moeder, maar vocht ook enkele fundamentele kerngedachten van het christendom aan. Zowel de drievuldigheidsleer, het verlossingsgeloof, het Laatste Oordeel als de geringschatting van het aardse ten gunste van het hemelse werden daar spottend afgewezen. Hij loochende niet alleen de godheid van Christus maar liet Christus ook twijfelen aan het bestaan van de Vader.
Toch bleef hij een gedreven godzoeker. Hij bleef ook tal van beelden van God uit de beeldenrijkdom van het christendom bewaren, aan zijn subjectieve voorstellingswereld aanpassen of radicaal een andere betekenis geven. En hij bleef zich binnen die beeldenrijkdom op eigenzinnige wijze bewegen tussen de transcendente en immanente pool van een algemeen religieuze ervaring. Zijn zoektocht was zeer sterk beïnvloed door Lou Salomés geschrift Jesus der Jude en door de kritiek op het christendom in de filosofie van Nietzsche, maar de namen en de beelden die hij voor God zocht, werden vooral door zijn eigen artistieke gevoeligheid bepaald.
Rilke ontmoette Lou Andreas-Salomé voor het eerst in mei 1897. Ze was in St. Petersburg geboren, was veertien jaar ouder dan de dichter en ze opende hem de deur tot de wereld, veranderde zijn naam in Rainer en onder haar invloed wisselde ook zijn handschrift van gedaante.
Hiersein ist herrlich
(de verlossende uitroep 7e Elegie)
De Duineser Elegien brengen de ambivalente houding tot uitdrukking die Rilke en tal van andere moderne vroeg-twintigstse eeuwse kunstenaars innemen ten aanzien van de religie. De gedichten drukken in de eerste plaats de triomf uit van een dichter, die zich heeft bevrijd van een religieus wereldbeeld. Deze bevrijding betreft niet alleen de mens Rilke, maar vooral ook het medium dat de dichter Rilke vertegenwoordigt: de kunst.
Men kan de vraag stellen in hoever de metafysische dimensie van de Duineser Elegien neerkomt op een poging om de scheidswanden tussen het aardse en het eeuwige te slechten dan wel of het er veeleer om gaat zowel de pijnlijk ervaren scheiding tussen kunst en leven, als die tussen leven en dood op te heffen. Gelijk de engelen die in twee rijken thuishoren en zo aan de dreiging van het vergankelijke ontsnappen. Ziedaar, de uitkomst van een kunstenaarsdroom die de confessionele, religieuze zingeving vaarwel heeft gezegd, maar tegelijk de hoop uitspreekt dat de dood slechts een gedaantewisseling is van het leven.
Het begrip elegie heeft een betekenisontwikkeling ondergaan van kort gedicht via meditatief, melancholisch gedicht tot klaagzang. De 19e-eeuwse elegieën van Friedrich Hölderlin bijvoorbeeld grepen in hun vorm op de Griekse voorbeelden terug. Dat was geen toeval, Hölderlin hoopte op een herleving van oude Griekse idealen, en de vorm weerspiegelde in dat opzicht de inhoud van deze gedichten. Ook de Duineser Elegien van Rilke heten vooral zo omdat hij met de vorm experimenteerde. Raadselachtig qua inhoud en betoverend qua vorm, zo zijn deze gedichten. Een merkwaardige combinatie van enerzijds een vorm die loepzuiver en helder is als geslepen kristal en anderzijds een inhoud die eerder suggestief en geheimzinnig is.
Rilke’s elegieën zijn een absoluut hoogtepunt in de West-Europese poëziegeschiedenis. Van Wieren wil ze met dit boekje vooral toegankelijker maken. Niet zeer geleerd, en zeker niet uitputtend. Want voordat je het weet ontleed je ze nameijk dood en gaat alle schoonheid verloren. Dit werkje is dus zeer persoonlijk, het is ‘zijn’ impressie en ‘zijn’ gevoel bij de gedichten, en bovendien ‘zijn’ antwoord à titre personel op de vraag waartoe wij op aarde zijn, voor zover iemand daarin geïnteresseerd mocht zijn.
Het boekje is een handreiking, meer niet, schrijft hij. Een aantal personele gezichtspunten, die de auteur in de uitgebreide uitleg over de elegieën nog niet (nog nergens) was tegengekomen, maar die naar zijn bescheiden mening een rol gespeeld kunnen hebben en hem in ieder geval de boodschap hebben verhelderd, namelijk het godsbegrip in de Ethica van Spinoza en de inzichten van de kwantummechanica, de nieuwe natuurkunde.  
Bovendien wil hij ons een dieper inzicht aanreiken aangaande de door Rilke te pas en te onpas gehanteerde begrippen als ‘de verinnerlijking’ (die Verwandlung, de transformatie, de dingen totaal herscheppen in ons hart en onze ziel, zich het wezen van het ding eigen trachten te maken), ‘het andere bereik’ (het omzetten van de dingen van buiten naar binnen, van het zichtbare in het onzichtbare, van het stoffelijke in het geestelijke), ‘bezitteloze liefde’ (de niet bezittende liefde, want ook liefde tot de ander wordt al gauw bezit, de ander willen hebben, bezitten, kneden, naar jezelf, elkaar beperken, in plaats van verruimen), een algehele, ‘dood en leven als één geheel (de dood als inwonende vriend, niet als van buiten komende vijand), de figuur van de Engel (de figuur die de transformatie al gerealiseerd heeft, de figuur die volkomen thuis is in de grote eenheid, waar dood en leven er als afzonderlijke entiteiten niet meer toe doen) en ‘last but not least’: God, de doorheen de jaren van transcendent naar immanent getransformeerde God, de God die niet te grijpen is, een onbenoembare maar bijlange niet verdwenen God. God als Natuur / Kosmos zelf, zoals in de filosofie van Spinoza.
Hier ist des Säglichen Zeit, hier seine Heimat.
Sprich und bekenn. Mehr als je
fallen die Dinge dahin, die erlebbaren, denn,
was sie verdrängend ersetzt, ist ein Tun ohne Bild.
Tun unter Krusten, die willig zerspringen, sobald
innen das Handeln entwächst und sich anders begrenzt.
Zwischen den Hämmern besteht
unser Herz, wie die Zunge
zwischen den Zähnen, die doch,
dennoch, die preisende bleibt. 

(Fragment uit de negende elegie, pagina 42)
Spinoza stelde immers dat het universum oneindig is. Er is geen einde en geen begin. Het universum is, punt andere lijn. En in het universum regeren de natuurwetten op een fenomenaal schone manier, op een manier die wij nog lang niet hebben doorgrond. Spinoza stelt: Dat is God. God is de Natuur, dat is de Kosmos. Wij zijn daarin opgenomen tot in alle eeuwigheid, in welke verschijningsvormen dan ook. Rilke’s God laat zich niet vastpinnen, maar is ook geen speelbal voor mystieke experimenten. De ontdekking van Gods broosheid vraagt om een nieuwe houding, de houding van het omzichtige behoeden. Religiositeit is, zo lijkt Rilke te zeggen, welbegrepen angst: angst om de breekbaarheid van de ander.
Een naar mijn aanvoelen bijzonder verstandig gecomponeerd en doordacht boek met weerom wat nieuwe en slimme handvaten om Rilke en zijn klaagzangen nog beter te leren kennen. Meer dan interessant en behapbaar. Ook voor van god losse atheïstische spiritualisten als ik. Verkenners van - en zoekers naar – al dan niet verhelderende geschriften over mystieke, religieuze en spirituele ervaringen en praktijken uit diverse tradities.
Het is zonneklaar dat Uitgeverij IJzer iets met Rilke heeft. Meer lezen? In de loop der jaren gaven ze immers ook De sonnetten aan Orpheus, Het getijdenboek en Nieuwe gedichten, plus Nieuwe gedichten: het andere deel, Het boek der beelden en Auguste Rodin, zoals gezien en beschreven door de dichter.

Benny Madalijns
Atze van Wieren (1943) won meerdere prijzen, waaronder de SNS-Literatuurprijs 2002 voor een cyclus van zeven gedichten, publiceert in tijdschriften en in veel verzamelbundels is werk van hem opgenomen. In 2006 verscheen (eveneens bij Uitgeverij IJzer) zijn vertaling van de ‘Duineser Elegien’ van Rainer Maria Rilke onder de titel De elegieën van Duino.
Atze van Wieren
Benny Madalijns
Non-fictie
Madalijns is van opleiding Leraar Beeldende Kunsten en doctor in de Archeologie & Kunstwetenschappen. Hij is schrijver van amper te publiceren verhalen over denken & doen, zoals het boek 'Ondanks alles / Malgré tout' (ASP). En schilder & collagist van zo maar wat bedenkingen van geest & gemoed. (Foto: Jean Cosyn - VUB)
_Benny Madalijns -
Meer van Benny Madalijns

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies