16 april 2025
Wereldsteden van de Lage Landen
Ledeberg opgenomen zien in een werk over wereldsteden zal veel wenkbrauwen hemelwaarts sturen. De titel dient volgens het voorwoord echter niet letterlijk te worden genomen. De bedoeling is veeleer te illustreren hoe steden uit de Lage Landen vervlochten zijn met de rest van de wereld. Het scala aan onderwerpen en perspectieven – er zijn meer auteurs dan bijdragen – is rijk, gevarieerd en doet denken aan een blik in een gebroken spiegel, wat kijken in het verleden toch steeds is.
De zeskoppige redactie merkt in de inleiding op dat deze publicatie aansluit bij eerdere gelijksoortige, in dit geval de Wereldgeschiedenis van Nederland en die van Vlaanderen. Het gelijktijdig verschijnend Het Verhaal van België in 100 beslissende plekken, dat eveneens een beproefd recept volgt, kan dan ook niet onvermeld blijven, al wordt de vergelijking niet verder uitgewerkt.
De hier opgenomen vierenvijftig stukken zijn netjes verdeeld tussen Noord en Zuid. Luxemburg en Noord-Frankrijk dienen daartoe wel tot die laatste worden gerekend. De hoofdstukken worden opgedeeld in vier periodes: de Oudheid en de Middeleeuwen, de Vroegmoderne tijd, een lange negentiende eeuw en een korte twintigste. Die wordt geamputeerd door de Eerste Wereldoorlog te hangen aan deel drie, zonder dat de reden daartoe wordt toegelicht. Het vierde deel is overwegend Nederlands van inslag en behandelt vooral kwesties met een koloniale invalshoek.
Een stadsgeschiedenis in wereldperspectief zetten vertoont gelijkenis met het villen van een kat: het kan op veel manieren. Eén daarvan is om kort de evolutie van een stad te overlopen, van de origines tot op heden, zoals in de bijdrage over Oostende. In deze behandeling van de hoofdlijnen is er wel aandacht voor een belangrijk moment als het beleg ervan tijdens de godsdienstoorlogen, maar niet voor de in dit verband al vaak opgevoerde, letterlijk sappige anekdote over de origine van het geelwitte kleur ‘Isabel(ijns)’, de tint van de kledij van aartshertogin Isabella die gezworen had niet van hemd te wisselen voor de stad zou vallen, wat drie jaar duurde. Hetzelfde onwaarschijnlijke verhaal doet trouwens de ronde over andere godsvruchtige, meer oorlogszuchtige dan propere Isabellas.
Stadsgeschiedenis, zo wordt snel duidelijk, is hier meestal niet de geschiedenis van een stad zoals deze die men met een Livius associeert. Eerder wordt slechts een deelaspect belicht, in een bepaalde tijd en plaats. Aan onderwerpen zoals gezegd geen tekort. Zo wordt in één kapittel zowel de vroege begijnenbeweging vermeld als de figuur van Hendrik van Veldeke, de eerste bij naam bekende auteur uit de Middelnederlandse letteren, met een carrière als hoofs minnedichter die tot in het Duitse taalgebied reikt, in een bijdrage die in dezelfde adem nog maar eens onomwonden stelt: “Borgloon een middeleeuwse ‘wereldstad’ noemen is grotesk.”
Op basis van een analyse van de tekstinhoud en de materialen van een gebedenboek uit Deventer uit de 15e eeuw wordt zelfs een wereldwijde connectie tot in Congo en Afghanistan geopperd. Mogelijks vergaloppeert men zich hier toch enigszins, zoals men dat ooit ook deed met het Book of Kells, een manuscript geschreven rond 800. Ook daar werd het heldere blauw een tijdlang beschouwd als afkomstig van het Afghaanse lapis lazuli. Nader onderzoek heeft intussen aangetoond dat de origine ervan dichter bij huis te zoeken is, nl. in de meer bescheiden plant wede (isatis tinctoria). Ook het groen waarvoor de auteur naar Congo loert is in Europa lokaal te produceren. Ze heeft trouwens zelf toe dat nader onderzoek terzake uitsluitsel dient te geven. De internationale connecties van Deventer blijven dan vanzelfsprekend overeind, ze reiken misschien gewoon niet zó ver.
Sommige hoofdstukken zijn ietwat droog, met opsommingen van notities van handelsbetrekkingen en lokale stadsinwijkelingen. Andere spreken gemakkelijker tot de verbeelding, zoals wanneer men leest hoe vanuit Brugge de loterij, overgewaaid uit Genua, verspreid wordt over de Lage Landen. In Valenciennes worden dan weer hoeren van dichtbij bekeken en ziet men de ‘wereldwijven’ uit onze streken uitzwermen over Europa, tot in Firenze, waar ze een begraafplaats vinden in de St.-Barbarakapel van San Leo, achter de Duomo.
Hoofdthema’s vermengend met bijzaken en zonder exhaustief te willen zijn, wat wordt er nog opgedist? De defenestratie van Leuven, de ontwikkeling van de ‘cultus van de monarchie’ in de zestiende en zeventiende eeuw om het besef bij de bevolking aan te wakkeren deel te zijn van een groter geheel, een Italiaanse stukadoor die werkt in Maastricht, de geschiedenis van alcohol (jenever) uit Schiedam, die van het kuuroord Spa, de coup van Loppem, niet met naam genoemd maar wel geconnecteerd aan figuren uit de voedselbedeling aan België tijdens Wereldoorlog I (de eerste poging in de recente geschiedenis om een burgerbevolking in oorlogstijden bij te staan, door de CRB of Commission for Relief in Belgium), de vernoeming van Madurodam naar een Joods nazislachtoffer uit Curaçao wiens ouders het startkapitaal ervoor ophoestten, thema’s rond onderwijs of architectuur (in Namur en met de Amsterdamse school), internationale origines van straatnamen, honkbal in Amersfoort, multiculturele Hip-Hop in Groningen uit de jaren 90 en zo veel meer…
In taalgebruik en onderliggend perspectief zijn eveneens nuances tussen de bijdrages waar te nemen: de ene mijdt ‘slaaf’ en vindt het belangrijk systematisch ‘slaafgemaakte’ te gebruiken, een ander ziet geen graten in ‘jappenkamp’. Wat volkshuis heet voor sommigen wordt elders dan weer arbeiderspaleis genoemd. Al zijn deze schakeringen in toon minder in aantal dan de verschillen in onderwerp, ze leveren eveneens een bijdrage tot de rijkdom die deze bundeling onderscheidt van ander bandwerk.
Wel moet worden opgemerkt dat er nogal wat indicaties zijn die erop wijzen dat er nagenoeg geen tijd of gebied is waar supra-lokale connecties niet aanwezig en noodzakelijk zijn, ook buiten een stedelijke context. Niet enkel de bloei en het ontstaan van steden, maar ook voorstedelijke samenlevingsvormen vereisen ze, zoals blijkt uit de vroegmiddeleeuwse kloosterlijke boekproductie, uit de voorwaarden voor een bepaald niveau van landbouwproductie (ijzeren ploegen en andere werktuigen op plaatsen waar metaal niet voorhanden is) of zelfs gewoon uit de verspreiding van de landbouw, om maar een paar voorbeelden te noemen. Ook in folklore, door sommigen misschien geassocieerd met een puur lokale manier om aan geschiedenis te doen, zijn deels mondeling door het volk overgeleverde verhalen veel internationaler dan doorgaans wordt gedacht.
Het palet is zo breed en het internationale perspectief zo triviaal dat men niet anders kan dan zich afvragen of de titel niet deels een marketingtechniek is waarmee de geschiedenis van appelen toch wat voor die van citroenen wordt verkocht. Tegelijkertijd moet worden vastgesteld dat de kwaliteit van deze aan het internationale gewijde bundel garandeert dat zelfs wie navelstarend onder de kerktoren leeft er iets naar zijn meug zal vinden. Gezien de reikwijdte ervan zal dat dan weer voor de meest universele mens niet bij elke bijdrage het geval zijn.
Yves Claeys
Meer van Yves Claeys
Yves Claeys