11 juni 2025
De slag
De ondertitel van dit autobiografische boek luidt ‘Madrid tijdens de Spaanse burgeroorlog’. De auteur is Arturo Barea en hij is een bevoorrechte getuige van zijn tijd. Niet alleen getuige, hij koos de zijde van de Republiek en werkte tijdens de burgeroorlog als censor in Madrid. Dat wil zeggen dat hij dagelijks in contact stond met buitenlandse journalisten aan wie hij de officiële versie van de Republiek moest doorgeven. In deze positie kwam hij in contact met schrijvers/journalisten als Ernest Hemingway, Martha Gellhorn en John Dos Passos.
Barea’s autobiografische roman maakt deel uit van een trilogie die hij kort na de burgeroorlog (1936-1939) schreef. De drie delen bestaan uit zijn jeugdherinneringen (hij groeide op in een arme buurt van Madrid), herinneringen aan zijn periode als soldaat in Marokko (jaren ’20) en tot slot zijn ervaringen tijdens de burgeroorlog. Barea werd geboren in 1897 en stierf in 1957. Zijn derde boek, nu vertaald in het Nederlands als De slag, verscheen voor het eerst in 1941 in Groot-Brittannië waarheen hij met zijn vrouw Ilsa gevlucht was. Een vierde editie in het Nederlands verscheen in april 2025 in de reeks Kritische klassieken van uitgeverij Schokland.
In De slag lezen we het relaas van de gebeurtenissen tussen 1935 en 1939 zoals Arturo Barea die beleefd heeft. Aanvankelijk was hij nog tewerkgesteld bij een patentbureau in Madrid en aldus maakte hij de aanloop naar de verkiezingen van februari 1936 mee, die het Volksfront aan de macht hielp. Wanneer generaal Franco in juli van dat jaar een putsch pleegt, kiest Arturo direct de kant van de Republikeinse regering. Hij is niet partijgebonden maar wel vakbondslid en zijn hart slaat links. Na korte tijd wordt hij door het Ministerie van Buitenlandse Zaken aangesteld als perscensor. Hij werkt aldus in het Télefonicagebouw dat toen de hoogste toren van de stad was. Het gebouw is het doelwit van de kanonnen van de rebellen die de stad belegeren. Uit vrees voor een decapitulatie van de hoofdstad vlucht de regering in allerijl naar het veiliger Valencia. Arturo blijft zijn post bemannen in moeilijke tijden want de consignes van de regering in Valencia lopen niet altijd samen met die van het militair bestuur in Madrid (onder leiding van generaal Miaja) waaraan hij ook rekenschap moet geven.
Op een dag krijgt hij als assistente Ilsa Kulscar, een Oostenrijkse socialiste en journaliste. Haar goede talenkennis komt zeker van pas in het dagelijks contact met de buitenlandse journalisten. Zo is dit boek ook een liefdesgeschiedenis: Arturo (die getrouwd is) raakt verliefd op Ilsa (die ook getrouwd is) en al vlug vormen ze een koppel. Later, in 1938 als Ilsa’s echtgenoot overleden is en Arturo uit de echt gescheiden is, zullen ze mekaar huwen.
Nog steeds ligt de stad onder vuur en Arturo krijgt het ook psychologisch moeilijk met de voortdurende belegering die talrijke slachtoffers eist. Omwille van de talloze aanslagen verlaten ze het Télefonicagebouw en nemen ze hun intrek in het veiliger gebouw van het voormalige ministerie van buitenlandse zaken. Arturo krijgt van generaal Miaja ook de kans om ’s nachts een radiopraatje te verzorgen, gericht op luisteraars in Zuid-Amerika en waarin hij het dagelijks leven in de belegerde stad beschrijft.
Arturo en Ilsa krijgen daarna af te rekenen met steeds meer gekonkelfoes en wantrouwen, enerzijds over hun relatie maar anderzijds over hun politieke positie omdat ze niet partijgebonden zijn. Dat is in een periode dat de communisten steeds meer de macht naar zich toetrekken. Zodoende zelfs dat er een andere perscensor benoemd wordt en Arturo ook zijn radiopraatje kwijtraakt. Omwille van het toenemende wantrouwen en Arturo’s psychische problemen (het voortdurende geweld maakt hem angstig) moeten ze uit Madrid vluchten. Ze komen later in Barcelona terecht en in 1938 in Frankrijk. Ze leven als armoezaaiers in Parijs in een goedkoop hotelletje. In 1939, terwijl steeds duidelijker wordt dat de republiek de oorlog zal verliezen, kunnen ze naar Engeland vluchten.
In de periode na Madrid begint Arturo te schrijven en te werken aan zijn driedelige autobiografie. In Barcelona is al een verhalenbundel (Valor y miedo) van hem verschenen in 1938. Zijn trilogie verscheen in Engelse vertaling tussen 1941 en 1946. Een Spaanse editie kon echter niet in het Spanje van het Francoregime verschijnen, maar wel in Zuid-Amerika (1951). Pas na de dood van Franco (1975) konden er uitgaven in Spanje verschijnen en kreeg Barea alsnog erkenning, zoveel jaren na zijn dood in 1957.
De slag is een unieke vertelling van Arturo Barea’s ervaringen, vooral in Madrid tijdens de belegering door de rebellen. Als lezer ben je getuige van de vele geweldplegingen, ook van linkse zijde die aanvankelijk rechtse burgers executeren zonder vorm van proces. Eufemistisch zeggen ze dat ze “een ritje gaan maken” met die mensen, die later als lijk teruggevonden worden in het casa del Campo. Vervolgens lezen we over de bombardementen door vliegtuigen en beschietingen die in de stad talrijke slachtoffers eisen. De internationale brigades die mee helpen Madrid te verdedigen, de Duitse en Italiaanse hulp aan de rebellenzijde komen ook ter sprake. Verder maakt de lezer kennis met de armoede en de honger van de inwoners in een belegerde stad. Voor wie geboeid is door Spanje en de Spaanse burgeroorlog (zoals ik) is dit boek verplichte lectuur, maar ook voor anderen is het zeker aan te bevelen omdat Arturo Barea tevens de zinloosheid van geweld en zijn haast lichamelijke afkeer ervan evoceert.
Fons Mariën
Meer van Fons Mariën
Fons Mariën