12 juli 2025
De longdrijfproef - Verdediging van een jonge vrouw die verdacht werd van zuigelingenmoord
De veelzijdige Noorse schrijver Tore Renberg studeerde literatuur en filosofie in Bergen, waar hij bevriend raakte met de auteur Karl Ove Knausgard. Zijn indrukwekkend oeuvre bestaat uit romans, korte verhalen en kinderboeken. Daarnaast schrijft hij ook voor theater en verzorgt filmscripts. Zijn boeken werden veelvuldig vertaald en bekroond. Het besproken werk is zijn eerste historische roman en meteen een schot in de roos.
Anna Voigt, dochter van de landsheer van Greitschütz, raakte in 1680 op 15-jarige leeftijd zwanger, verleid door een boerenknecht. Zij wist niet goed wat er aan de hand was tot zij in oktober 1681 beviel van een dochtertje, dat doodgeboren bleek. Haar moeder begroef het lijkje in de tuin. Het huispersoneel keerde zich tegen de familie, groef het lijkje op, contacteerde de plaatselijke dominee die de schout van Pegau verwittigde. De familie Voigt was niet geliefd en wekte afgunst op bij de plaatselijke bevolking. De schout greep de kans hen een hak te zetten en vaardigde onmiddellijk een arrestatiebevel uit voor moeder en dochter onder betichting van kindermoord.
Het vermoorden van pasgeborenen kwam in die tijd regelmatig voor. De overheid voorzag in zware straffen ter afschrikking. Vrouwen die een levend, welgeschapen kind bij de geboorte vermoordden werden levend begraven en gespietst. Zij konden ook verdronken worden nadat zij eerst met gloeiende tangen geknepen werden.
Vader Voigt doet een beroep op een jonge jurist en advocaat uit Leipzig, Christian Thomasius, de eigenlijke hoofdpersoon van de roman.
Advocaat Thomasius hield er voor die tijd vooruitstrevende ideeën op na die de gerechtelijke overheid in Leipzig niet kon waarderen. Hij beschouwde er de rechtsgang als deplorabel en streefde vernieuwing na. Het Duitse rechtsdenken werd toen sterk beïnvloed door het Romeinse recht. Thomasius vond dit achterhaald en in strijd met het natuurrecht. Daarbij werd hij sterk beïnvloed door de Nederlandse jurist en filosoof Hugo de Groot, grondlegger van het moderne natuur- en volkenrecht en voorstander van religieuze tolerantie.
Thomasius steunde bij de verdediging van Anna op nieuwe wetenschappelijke inzichten die de rechters van Leipzig niet aanvaardden. Hij deed een beroep op een befaamde arts, Dr. Johannes Schreyer, die reeds eerder de longdrijfproef beschreven had. Een doodgeboren kind heeft nooit geademd en de longen bevatten geen lucht. Wanneer dergelijke longen in het water gelegd worden blijven ze niet drijven maar zakken naar de bodem. Hij voerde deze proef uit op het kind van Anna. De longen bleven niet drijven waardoor wetenschappelijk werd bewezen dat van kindermoord geen sprake kon zijn.
Hoe haar advocaat zich ook inspande, het gerecht van Leipzig bleef koppig dit bewijs naast zich neerleggen. De strafprocedure tegen Anna en haar moeder startte in oktober 1681 en het definitieve vonnis zou eerst in juni 1687 gewezen worden. Anna heeft nooit bekend, zelfs niet onder dreiging van tortuur.
Zij werd uiteindelijk vrijgesproken van kindermoord, maar wel veroordeeld voor oneerbaar gedrag en heimelijke bevalling tot een verbanning uit Leipzig en Saksen gedurende twee jaar. In de zomer van 1689 kon zij naar huis terugkeren waar zij twee jaar later op 24-jarige leeftijd overleed ten gevolge van de vele beproevingen en ontberingen.
Thomasius kwam meer en meer in conflict met de juridische en academische wereld van Leipzig. Hij verpersoonlijkte de vroege Verlichting en ijverde voor de afschaffing van heksenprocessen en van de marteling van verdachten. Hij durfde het zelfs aan colleges in het Duits te geven in plaats van in het Latijn, de academische taal.
In april 1690 was de maat vol en de orthodoxe gerechtelijke overheid vaardigde een arrestatiebevel uit. Thomasius liet het niet zo ver komen en week met zijn gezin uit naar Halle, waar hij een belangrijke rol speelde in de oprichting van een nieuwe universiteit. Hij bleef een moedig voorvechter van het zelfstandig denken, scherp criticus van vooroordelen, bijgeloof, doctrinaire orthodoxie en theologie naar de letter.
De auteur weet zich bijzonder goed in het leven en de gewoonten van de burgerij van Leipzig in de tweede helft van de 17e eeuw. Hij hanteert de taal van die tijd wanneer hij de overheid aan het woord laat. Op meesterlijke wijze imiteert hij het taalgebruik van de breedsprakerige Thomasius, die vaak zonder samenhang praat, dikwijls ook alleen voor zichzelf.
De auteur bezorgt ons een grootse historische roman. Hij geeft de voorkeur aan boeiende, meeslepende literatuur, die het lezen tot een feest maakt. De lezer mag zich niet laten afschrikken door de omvang van het boek (meer dan 570 pagina’s). Hij zal zich geen moment vervelen. Ik kan het boek zonder enige schroom aanraden.
Ignace Claessens
Meer van Ignace Claessens
Ignace Claessens