Walter Kempowski
Marc De Bock
Non-fictie
  • 2034 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

24 augustus 2020 Zwanenzang 1945. Een collectief dagboek – Van Hitlers laatste verjaardag tot de bevrijding
Reeds in de jaren 70 behoorde de Duitse schrijver Walter Kempowski (1929-2007) tot de grote literaire chroniqueurs van het naoorlogse Duitsland. Begin jaren 80 begon hij aan zijn levenstaak: het aanleggen van een archief vol “kleine, niet gepubliceerde autobiografieën”, nadat hij in het Hamburgse weekblad Die Zeit een advertentie had laten plaatsen, luidend: “Ongepubliceerde dagboeken en biografieën die dateren van voor 1950 gezocht.”
Er werden er hem zo’n 7000 toegestuurd. Deze kolossale onderneming was goed voor een kwarteeuw werk dat zou uitmonden in het tiendelige ‘Das Echolot – Ein kollektives Tagesbuch’. De boeken bestaan uit een gestructureerde aaneenrijging van dagkronieken, brieven en autobiografische getuigenissen uit de periode van de Tweede Wereldoorlog.

Naast fragmenten uit dagboeken van bekende figuren die ooit al uitgebracht zijn, bevat de collage tal van niet eerder gepubliceerde documenten van “gewone”, vooral onbekende mensen. Samen vormen deze een collectief dagboek met als het ware echo’s uit de afgrond van de Tweede Wereldoorlog. Een echolood is een meetinstrument dat geluidsgolven naar beneden zendt en signalen uit de diepte van de zee weer oppikt – een perfecte titel voor een serie boeken die de tijdgeest vangen.
‘Het Echolood’ is om verschillende redenen een uniek werk in de literatuurgeschiedenis. Vooreerst is het een verzameling van informatie waarvan de bronnen uitermate authentiek zijn. Kempowski blijft zelf verborgen, hij vertelt niet. Hij geeft ook geen commentaar, dat laat hij aan de lezer over. Voor de selectie en montage van de massale hoeveelheid materiaal, ontwikkelde hij een bepaalde systematiek. Het eerste uitgangspunt is het horizontale principe: de geselecteerde dagboeken en dagen legde hij naast elkaar. Het tweede principe is de verticale as. Eén dag kan men zien als een taart die uit verschillende lagen bestaat. Wanneer een 10- of 20-tal mensen op dezelfde dag iets hebben genoteerd, ontstaat een dialoog tussen meerdere teksten, dus tussen mensen die elkaar nooit gezien of gekend hebben. Het derde principe is de vormgeving. Elke dag begint met een Herrnhut-citaat (Herrnhut is een stadje in de Duitse deelstaat Saksen waar in de eerste helft van de 18de eeuw de Evangelische Broedergemeente werd gesticht, een piëtistische opwekkingsbeweging die al jarenlang haar boodschap de hele wereld rond uitstuurt). Vervolgens komen dan de stemmen, de fragmenten uit dagboeken. En elke dag wordt afgesloten met een bericht uit de concentratiekampen. Of een tekstfragment van een schlager als contrapunt. Of zelfs een lentegedicht, van de Duitse lyrische dichter Friedrich Hölderlin (1770-1843).
Het eerste deel van ‘Het Echolood’ werd in 1993 gepubliceerd. Het sluitstuk, ‘Zwanenzang 1945’, verscheen in 2005 - twee jaar voor het overlijden van de schrijver. Dit is tevens het enige boek uit de reeks dat tot op heden naar het Nederlands werd vertaald.

Het werk begint met de laatste verjaardag van de Führer op vrijdag 20 april 1945. Dan volgt 25 april, de dag waarop Amerikaanse en Sovjet-Russische troepen elkaar nabij Torgau aan de Elbe voor het eerst ontmoetten. Vervolgens staat Kempowski stil bij 30 april, de dag dat Adolf Hitler zich van het leven beroofde, om daarna af te sluiten met een uitgebreid hoofdstuk over de onvoorwaardelijke overgave van alle Duitse land-, zee- en luchtstrijdmachten in Europa gekoppeld aan de respons van de zegevierende mogendheden en de Duitse bevolking, op 8 en 9 mei.
In ‘Zwanenzang 1945’ passeert een stoet van staatshoofden, militairen van alle rangen, schrijvers, journalisten, fotografen, componisten, krijgsgevangenen, vervolgden, daders, huisvrouwen, geestelijken, scholieren, tolken en nog veel meer mensen die ons laten zien wat er in die laatste dagen van WO II op verschillende plaatsen gebeurde. Het boek biedt vanuit verschillende invalshoeken een scala van ervaringen, meningen en bespiegelingen, alsof Kempowski met een panoramacamera in alle richtingen zwiept. Een van de meest in het oog springende getuigenissen is die van een Duitse verbindingsofficier over de rede van propagandaleider Joseph Goebbels in het Tsjechische Tábor naar aanleiding van Hitlers verjaardag: “… hij straalde geen enkel vertrouwen meer uit. Het klonk als een zwanenzang toen de spreker tot slot trouw zwoer aan “onze Hitler”. Het gegeneerde zwijgen van de verzamelde menigte vluchtelingen en uiteengeslagen soldaten vormde de echo van deze toespraak.” Tien dagen later, op 30 april, zijn we via Hitlers kamerdienaar, lijfarts, architect, chauffeur, telefonist, hondengeleider en adjudant getuige van zijn en Eva Brauns zelfmoord; kort daarna van zijn lijkverbranding.
Zoals hoger vermeld, treden vele fragmenten in dialoog met elkaar. Zo lezen we verschillende getuigenissen van Duitsers over plunderingen door de Russen en anderzijds brieven van Russische soldaten aan hun echtgenotes over de kostbaarheden die ze naar huis hebben gestuurd. Ook de dood van Hitler (hij komt zelf veelvuldig aan het woord vanuit de Führerbunker in Berlijn!) wordt vanuit contrasterende perspectieven benaderd. Hetzelfde geldt voor de reacties na de bevrijding. Hier bespeuren we de invloed van de auteur, wiens ideaal het is om de geschiedenis te laten spreken en zelf onzichtbaar te blijven, terwijl hij de geschiedenis intussen toch op natuurlijke wijze selecteert, structureert en monteert.
Soms hebben we het raden naar wie een bepaald fragment heeft geschreven: “een Duitse soldaat” of “een arts”, “een onbekende”, “de eerste luitenant Kurt S.” Er zijn ook enkele opvallend korte fragmenten. De Italiaanse auteur en dichter Cesare Pavese (1908-1950) en de Frans-Cubaanse schrijfster Anaïs Nin (1903-1977) bijvoorbeeld krijgen slechts enkele regels toebedeeld. En er zijn hartverscheurende stukken bij de vleet. Zoals grafschriften van Duitse burgers die zichzelf (en hun kinderen) doodschoten of vergiftigden, nog liever dan in handen van de oprukkende Russen te vallen. Of hallucinante beschrijvingen over de dodenmarsen van duizenden KZ-gevangenen, de beestachtige wraakacties van Russische troepen en de ongelooflijke toestanden die de Amerikanen in de concentratiekampen aantroffen.

We worden eveneens ondergedompeld in vreugdetaferelen, op VE-Day in Londen, Parijs en Moskou. Daartegenover lezen we over de chaos bij de verliezers, de erbarmelijke omstandigheden in de krijgsgevangenkampen en de onzekerheid over wat de toekomst zou brengen.
Het laatste hoofdstuk heeft ook een Belgisch tintje. Hierin lees je het spannende ontsnappingsverhaal van Léon Degrelle (1906-1994), commandant van het Waals Legioen van de Waffen-SS, die eind april 1945 via Noorwegen met een privaat vliegtuig van de Duitse rijksminister Albert Speer naar het Spanje van generaal Franco wist te ontkomen, waar hij gedurende een halve eeuw gastvrijheid genoot.

Aan het slot van zijn epiloog geeft Kempowski het woord aan een Russische soldaat. Hij vertelt het krankzinnige verhaal over een zekere ‘soldaat Popov’: “Zijn hoofd zat vol vreemde ideeën. Zo schreef hij een dagboek, in een dik, door hemzelf ingebonden schrift van zacht krantenpapier. Dat was zijn trots. Ieder vrij moment zat hij met het stompje van zijn kopieerpotlood te schrijven”.

Aldus zet Kempowski via deze “vreemde” geestverwant alsnog zijn handtekening onder dit fascinerende mammoetproject dat de hoogste quotering verdient!
Walter Kempowski
Marc De Bock
Non-fictie
-
_Marc De Bock - Recensent
Meer van Marc De Bock

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies