Karl Verstrynge
Karel Van Dinter
Non-fictie
  • 2487 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

1 december 2020 Wat ons verplicht
Karl Verstrynge zal er ons in ‘Wat ons verplicht’ vele malen aan herinneren: ‘De mens is een existerend wezen.’ Een wezen met een zich toegevallen, maar vooral verscheurd bewust-zijn. Onvolkomen. Paradoxaal. Onthecht. Tragisch ook…
_“Wie de existentie overdenkt…
Meteen de bottom line en het alibi voor reflectie over existentie, vrije wil en ethiek. ‘Wat ons verplicht’ werd dus zeker geen lichtvoetig verhaal, maar wel, - nét door dat besef van een ‘gebroken verhouding tot onszelf en het omringende’ -, een diepgravend en gedegen filosofisch werk. Over, zeg maar, wat de menselijke conditie betekent voor de onthechte grondslagen van onze ethische reflectie en ons gerichte handelen. Ons? Dat veronderstelt al van meet af aan een wij en dus een eerste engagement weg van elk solipsisme. L’enfer, c’est les autres?

Verstrynge kiest resoluut voor een bepaalde moraalfilosofische traditie. Menselijke conditie? Dat verwijst naar Hannah Arendt. Maar ook naar meer uitgesproken existentiefilosofen: Kierkegaard, Nietzsche, Heidegger, Sartre, de Beauvoir, … De lezer zal zich onderweg hun apart filosofisch jargon eigen moeten maken…
_… Raakt aan het hele leven”
Reflectie zorgt voor de ervaring van het on(be)grijpbare: de Rede is een ongelukje van de evolutie. Mens en bewustzijn als toevalligheidjes! Verstrynge noemt het een deus ex machina aan elke einder van de bestaanshorizon. (p. 61) Een toegevallen contingentie zonder bestaansreden: ‘Wij noemen de kern van ons mens-zijn opaak juist omdat het zich onttrekt aan oorzakelijkheidsverklaringen.’ (p.97). Rede, wetenschap, biologie, … bevestigen dan wel een aantal wezenskenmerken van de mens, maar kunnen verder geen finaal morele, noch existentiële antwoorden geven. Daar kan geen enkele evolutieleer of Charles Darwin iets aan verhelpen.

Meer zelfs: wat de wetenschap ons leert over de mens en zijn wereld stemt niet gelukkig. Anders dan bij het dier raakt ons immers de zwaarte van het Zijn als een opgave. Waar het dier zijn vorm soepel realiseert, is de richting die de mens zich oplegt een bron van existentiële onrust. Reflectie maakt ons tot existerende wezens… Redelijkheid en het besef daarvan zijn een vergiftigd geschenk! Maar gelukkig tóch: ‘Stellen dat de mens existeert betekent niet anders dan hem het vermogen toe te dichten op elk ogenblik boven zijn soortelijke bepaling uit te stijgen en zijn bestemming als onherleidbaar individueel en verantwoordelijk wezen te voltrekken.’ (p.98)
_Existeren als opgave
‘Wat ons verplicht’ vraagt naar de ethische grondslag van de menselijke conditie. Na het ironisch existentie-denken van Kierkegaard, het ontheemd nihilisme van Nietzsche – immers Gott ist Tot ! -, de Geworfenheit, het Dasein en het Sein zum Tode van Heidegger voegt Verstrynge daaraan de contingentie en onvrijheid van onze geboorte toe. Geboren worden is geen eigen keuze en de dood onvermijdelijk! De mens als ‘wezen van de vrijheid’ [p.179] beschikt derhalve niet over zichzelf, is geworpen in het leven en heeft besef van zijn kwetsbaarheid en sterfelijkheid. Toch verplicht die toevalligheid hem tot het maken van keuzes. Verplicht te kiezen? Tja…
_Mauvaise foi
Maar kiezen voor wàt? Berusting? Onverschilligheid? Afwijzing? Aporie? Al zijn dat sinds Sartre allang geen opties meer: de mens is in het atheïstisch existentialisme sowieso gedoemd tot een verweesde vrijheid. Een opgedrongen vrij-zijn waaraan hij zich niet kan onttrekken. Anders is hij ter kwader trouw. Immers, niet kiezen ís een keuze. Tegen dergelijke metafysische kijk op vrijheid  - én dus op het verband tussen de vrije wil, autonomie en morele verantwoordelijkheid - kan heel wat ingebracht worden. (p.171 e.v.)

Maar daarna blijft toch vooral: welk gereflecteerd engagement is hoogstaander, meer integer en autonoom dan … ? En op grond van welk gezag dan wel? Sartre in 1943: ‘Rien absolument rien ne me justifie d’adopter tel ou tel valeur.’ Met een moraal van de ambiguïteit trachtte Simone de Beauvoir de menselijke autonomie en vrijheid nog te redden (p.121), maar de existentie bleef een vergiftigd geschenk, want niet gespaard van verantwoordelijkheid, schuld, ontreddering, angst. Sartre: ‘Ma liberté s’angoisse d’être le fondement sans fondement des valeurs.’
_Engagement
Conclusie van de (moraal)filosoof? Existeren is en blijft een moeilijk ding. Ook al is er geen reddende engel, geen moreel kompas, geen rist onbetwiste waarden om haar richting te geven, toch eist ze een engagement… Ortega y Gasset beschouwde juist dàt als een plicht. (p.103) Veel eerder zocht Kierkegaard het in een deemoedig Imitatio Christi…

Na vele voorgangers gaat Verstrynge dus eveneens voor de reddende sprong. Een Sprong in het ongewisse? Niet echt, want ingegeven door een ‘welomschreven opdracht die zich laat verhelderen door de rede en haar veralgemeningen of de ervaring en haar wijsheid’. (p.130) Terug naar af? Eigenlijk wel. Maar niet zonder onderweg wat wijzer te zijn geworden, al doende te hebben bijgeleerd en gaandeweg ‘onze heteronomie’ te hebben vastgesteld. En aanvaard… dat besef helpt.
Karl Verstrynge
Karel Van Dinter
Non-fictie
Moraalfilosoof
_Karel Van Dinter Moraalfilosoof
Meer van Karel Van Dinter

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies