Joris Mertens
Victor De Raeymaeker
fictie
  • 1037 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

4 november 2022 Bleekwater
Het stripverhaal van “Bleekwater” is bijzonder gemakkelijk te vertellen want het beschrijft in eentonig detail de dagelijkse leur en sleur van François (“Sois” of “Swakke” of “Franswa”). François werkt bij de droogkuis en brengt met zijn camion leveringen tot bij de deur, zo luidt het in het boek, dat weliswaar in het Nederlands geschreven is, maar wel in de ons meer vertrouwde Vlaamse variant die Joris Mertens het plezier zal verschaffen hier en daar vleugjes onderhuidse humor te plegen. François gaat iedere dag met een busje het proper linnen leveren bij de klanten van droogkuis “Bianca blanchisserie”.
François is een eenzaat, niet getrouwd, geen kinderen, geen relatie, geen bijzondere passies. Behalve dan misschien het idee dat hij ooit de loterij zal winnen en rijk worden en daarom koopt hij nu al jaren een loterijbriefje, dat hij invult met altijd dezelfde reeks getallen. Als hij zou winnen zou hij zich meteen een legendarische Citroën DS aanschaffen en een huisje kopen voor mevrouw Maryvonne die de kiosk runt, en voor wie hij een boontje heeft.
Deze dag begint met een dubbele pagina groot zicht op een stad in vogelperspectief, met Parijsachtige daken. Een ochtend in het late najaar, vaal licht. Een drukke autovolle straat, bussen, personenwagens, trams, camionettes, trottoirs vol mensen met paraplu’s, beschenen door het licht van de uitstalramen. Het regent en het zal het ganse boek blijven regenen. Uit de oeverkant komt een metrotrein met goud-schitterend licht dat uit de ramen van de compartimenten valt, ernaast een dikke, grijsdonkere “Seine”, met kuddes lange, platte vrachtschepen. Maar het zou ook de Maas en Luik kunnen zijn, gezien een vrachtwagen met opschrift “Liégeois”.
Een pagina dichtgeplakt met hoge gebouwen en boven in het linker hoekje, François die uit het open raam naar de regen kijkt. Op het volgend blad 12 vakjes met de typische gebaren van iemand die aan het open raam een sigaretje aansteekt, pakje open pulken, lucifer aanstrijken, beschermende klok met beide handen, de rook naar binnen zuigen, op de achtergrond radiostem met het slechte weerbericht. Volgende pagina: slechts vier vakjes, want de tijd dringt. François in het deurgat, knoopt das, klopt volgend sigaretje uit pakje, knoopt manchet, kijkt ongelukkig naar boven naar de regen die valt, stapt zonder regenjas en zonder paraplu de straat op, gebogen tegen de regen in, zijn kraag dicht klampend.
Je beseft dat je stadsscènes te zien krijgt, een reeks gebaren, gelaatsuitdrukkingen, bewegingen, tekening, kleur en tekst van een ongekend niveau. Je weet dat het lezen van deze strip een ervaring zal zijn, ook al zou het verhaal tegenvallen.
François loopt het ganse verhaal rond in de regen, in pak en wit hemd met das, zonder regenjas, want die heeft hij niet, en zonder paraplu, die hij verloren is en terugvindt ergens midden in het verhaal, maar prompt weer verliest “Pfff, morgen dan maar. Ik ben nu toch al nat. Maakt nu ook niet meer uit”. Het zadelt je op met een ongemakkelijk meevoelen. Hij moet kletsnat zijn, al geeft hij niet die indruk.
Hij begint iedere dag in de “Monico” waar hij een pintje gaat drinken om op gang te komen. ’s Avonds na het werk en op de dagen dat hij vrij is, bestaat zijn sociaal leven er in met door de stad te zwerven, hier en daar een glaasje te drinken, terloops een babbeltje, steels naar vrouwenbenen te kijken en de etalagepoppen die met beha’s en ondergoed prijken. Naar een filmpje te gaan kijken, deze eerste niet bijzonder actueel en daarom in een praktisch lege zaal. Monotoon. Eenzelfde patroon. Door de stad lopen. Al maar door de stad lopen.
Dat is het hem nu net. Niet François is het hoofdpersonage. Dat is de stad. Zozeer dat de enige noemenswaardige gebeurtenis het opleiden van een kandidaat-collega is. Die nieuwe is eerder dom, “niet bepaald hoogbegaafd”, zelfingenomen, denkt nadat hij gehandeld heeft, parkeert de wagen altijd tegen een obstakel aan dat François belet uit te stappen, met als enig pardon een domme grijns, hij rijdt slecht en het zijn altijd de anderen die de schuld zijn. Dat brengt natuurlijk wat leven in de brouwerij en schept de gelegenheid weer wat prettig Vlaams te gebruiken en vooral meer hoeken, kanten en de charme van de imaginaire stad te tonen. Dat is de charme van de jaren 70, een grootstad met van die prachtige bourgeois huizen in die typische Art Nouveau - Art Deco - Hausmann stijl die we associëren met Parijs. Dat panorama met die daken: overduidelijk Parijs. Maar dat andere gebouw dat in de stijgers staat is herkenbaar het silhouet van het Justitiepaleis in Brussel en later lopen we rond in een groots decor, het icoon van een andere grote stad: Antwerpen en haar station.
God-Tekenaar-Joris Mertens, heeft een AntPaBrus entiteit geschapen, aan elkaar gepuzzeld voor François, voor het genoegen van ons, de lezers en voor zijn eigen groot plezier. Een wezen in de stijl van de Franse Belle Epoque, “met veel kleuren, glas in loodramen en rijkelijk gedecoreerd met zwierige lijnen geïnspireerd op natuurlijke vormen zoals bloemen en planten”.
Betoverend die stad, de Parijse Schelde, de drommen mensen op het trottoir in een altijd stromend regengordijn, paraplu’s, duistere avonden met koude neon straatverlichting, net zoals het licht van de opzichtige neonreclames en het neon licht dat uit de vitrines valt, toch nog weer andere licht van kop- en stoplampen van auto’s,  weerspiegelend in de natte trottoirs en op de glimmende kasseistenen. Het regent non-stop en Mertens is een meester in het laten weerkaatsen van dat licht in het halfduister van de dag en het donker van de avond en dan, later, ’s nachts de straten zonder verkeer en praktisch verlaten. Met de automerken van “toen”, de mensen met kledij, voorkomen en gedrag van “toen”, waarvan er telkens één apart getoond wordt op ieder typisch ander momenten van een dag. Het moeilijke in gang geraken ’s morgens, die nauwe steeg tussen hoge huizen, op het voorplan die typische gaslantaarnpaal. Een halve pagina vakje: een dame onder een haardrogerstolp, leest ter “oogte van zichzelf een damesblaadje” dat “Prul” heet, zit naast de zware loodijzeren rib van de “chauffage” en buiten het raam is weer de straat in de regen, het verkeer. Een dubbele bladzijde met vogelvluchtview van de “Place De la…” met een vijver vol verkeer, auto’s allerhande, onder een abstracte lijnenwirwar van elektrische- en andere draden, of een pagina met tramrails als hoofdonderwerp, de tunnels van de Ring, de overweldigende gestalte van “de” kathedraal.
Het verhaal, de plot,  het “gebeuren” tikt zo dag na dag gezapig verder en vreemd genoeg zou dat volstaan om een zekere vertellende spanningsboog te verwekken, te genieten van de meesterlijke beelden, de tekening, de atmosfeer van het betoverend kunstwerk dat Joris Mertens voor jou aan het ontrollen is.
De dag zit er bijna op. François tikt nog de lijst af van de afleveringen. Het is een bijna huiselijke scène die zich afspeelt in “Café Monica” aan een tafeltje apart met Maryvonne en dochtertje “Snuffel”. Die staan op het punt naar huis te gaan en mama stelt “stoemp” in het vooruitzicht. Het is een scène badend in een vredig licht, met babbel allerlei, ook over de magische lottonummers waarvan “Snufffel” een mooi kleurentekeningetje maakte voor François. Dan maken ze zich klaar om te vertrekken. “Alle knopen dicht, meisje”, zegt moeder. Wat dochtertje ook doet. Al wat in deze eenvoudige scène gebeurt is zo bewonderenswaardig raak. Zoals alles in dit boek. De kleuren, zo anders dan gelijk waar in het boek, de gebaren en gelaatsuitdrukkingen, bewonderenswaardig juist, de dialoog zoals je hem kan horen in deze context.
Voor “Franswa” en zijn pupil moet nog een laatste bestelling ergens in een bos. Het regent nog altijd en ze ploegen door het slijk. Net dan krijgen ze een platte band. Terwijl “makker” de band mag vervangen, gaat François dan maar te voet de kostuums afleveren, wat verderop.
Met nog één derde van het verhaal te gaan, gebeurt het. Er doet zich een onverwacht iets voor. 
François neemt, zeer on-typisch, een plots besluit dat zijn leven op zijn kop zet. Dat is de rest van het verhaal, met nog een dubbele twist op het einde.
In de laatste drie pagina’s van “Bleekwater” zoomt de camera in op de televisie waar in een programma de winnende lottonummers getoond worden. Het zijn de nummers van François…
Wat een boek! Op alle gebied een meesterwerk, gemaakt door een vakman op de top van zijn kunde.

Het is een boek dat je trager wil lezen omdat je het einde weet naderen en dan is het feest uit. Een boek dat je neerlegt, nog met de smaak in je mond, de beelden in je hoofd, verrijkt met een bijzondere ervaring, verschaft door een kunstwerk.

Joris Mertens heeft zopas de “Willy Vandersteenprijs” gekregen voor “Bleekwater”.

Een eerste van de vele die ongetwijfeld volgen.


Victor De Raeymaeker
Als nasmaakje misschien toch enkele van de binnenpretjes die tekenaar Mertens zichzelf en de scherpzinnige lezer tijdens het tekenen cadeau gedaan heeft. Hij leest natuurlijk ook strips en bewondert Franquin, Hergé, Goscinni-Uderzo en de andere groten. Deze voorbeelden spelen graag met woorden. Joris Mertens doet dat ook. Je kan je vermaken met zoeken naar schriften, namen, reclame die een andere betekenis hebben, verstopt onder het woord dat daar staat. Hergé deed dat in Ottokar’s Scepter, waar de spreuk van het koningshuis in het Moldavisch “Eh Bennek eh Blavek” luidt. Onvertaald in Franse of Engelse versies van het album en daarom dubbel grappig voor Vlamingen die het Brussels dialect kunnen begrijpen. “Hier ben ik hier blijf ik”.

Vind zo in “Bleekwater”: Sigaretten Schtink, televisie Xenix, Assurance Brollex, Je veux un matelas Canisloupe, merken Schpritt, Prott, Prull of Glou Glou en “Hij lijkt op Alain Delon. Ja, op Alain de Loin.”

Veel extra plezier.
Joris Mertens
Victor De Raeymaeker
fictie
-
_Victor De Raeymaeker - Recensent
Meer van Victor De Raeymaeker

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies