9 februari 2023
Stoornaamwoorden (deel 1)
Het begon met een mail van mijn stadskantoor, ondertekend met de mannelijke naam van de ambtenaar van dienst, met daarachter de vermelding (hij/hem). Zeker een minuut lang heb ik daar met glazige blik naar zitten staren. Het geslacht of gender van de ambtenaar zal mij worst wezen, want voor een administratief schrijven compleet irrelevant. Ik snap evenmin dat men enerzijds pleit voor het schrappen van m/v op de identiteitskaart, terwijl het anderzijds belangrijk wordt dat genderidentiteit wél in documenten opduikt. De vermelding maakt bovendien duidelijk dat er ook wat anders had kunnen staan: (zij/haar) of het opdringerige (hun/hen). Het lijkt erop dat zelfgekozen gender het helemaal heeft overgenomen van het door de loterij van de natuur toegewezen geslacht.
_Sue
Ik trek even de cache poussière aan van een administratieve bediende. Laten we die persoon Sue noemen en in het midden laten of dat een meisjesnaam is (zoals bij zanger Johnny Cash) of een mannennaam (zoals bij de Franse schrijver Eugène). Er komt een oekaze van bovenaf om mails te vergezellen van geprefereerde voornaamwoorden. Een administratieve reden daarvoor ontbreekt. Dit activisme zint Sue niet, maar de meerderheid van Sues collega's zijn kopieermachines, weinig geïnformeerd of onverschillig en doen wat van hen (no pun intented) gevraagd wordt. Sue zit in moeilijke papieren, want niet de activistische meerdere, maar de eenzame sceptische bediende zal aan baas en collega's moeten uitleggen waarom er getreuzeld wordt. Het argument van de directive was immers 'werken aan maximale inclusie' en wie kan daar nu tegen zijn? Sue laat zich geen transfobie of wat dan ook van die aard aanmeten, maar voelt zich toch een onderdrukte minderheid. De expliciete genderkeuze wordt uiteindelijk aanvaard, al voelt het aan alsof er nooit een keuze is geweest.
In het informele, het intieme en het familiale is veel mogelijk, maar halen die momenten hun waarde niet uit het verschil met het formele, het afstandelijke en het publieke? En waarom moeten er dan voornaamwoorden op de mail van de ambtenaar of de rector?
Wat Sue betreft doet iedereen wat hij of zij wil, tot en met een volstrekt eigen taal gebruiken (wat volgens Wittgenstein niet kan), maar de mate waarin verwacht wordt dat iedereen daaraan meedoet, blijft Sue verbazen. De mate waarin eraan meegedaan wordt nog veel meer.
Sue weet dat bijna de hele pers en zelfs leidinggevende academici hieraan meedoen, maar toch … Wanneer werd het maatschappelijk debat daarover gevoerd?
In het informele, het intieme en het familiale is veel mogelijk, maar halen die momenten hun waarde niet uit het verschil met het formele, het afstandelijke en het publieke? En waarom moeten er dan voornaamwoorden op de mail van de ambtenaar of de rector?
Wat Sue betreft doet iedereen wat hij of zij wil, tot en met een volstrekt eigen taal gebruiken (wat volgens Wittgenstein niet kan), maar de mate waarin verwacht wordt dat iedereen daaraan meedoet, blijft Sue verbazen. De mate waarin eraan meegedaan wordt nog veel meer.
Sue weet dat bijna de hele pers en zelfs leidinggevende academici hieraan meedoen, maar toch … Wanneer werd het maatschappelijk debat daarover gevoerd?
Zo ontstaat een dictatuur, denkt Sue dan. Het begint met kleine toegevingen van steeds meer mensen, tot blijkt dat ze allen samen plots en tot eigen verbazing een kritische massa zijn geworden, wat dan 'over een grens' betekent, in plaats van 'waardebeoordelend'. Best een boeiend debat, maar hieronder stel ik maar bij één aspect een paar vragen: de genderneutrale voornaamwoorden hen, hun, die. Over specifiek die voornaamwoorden wil ik hieronder struikelen. Herman van Veen zong ergens in de seventies nog over een 'café, zonder wc … voor dames apart'. Feministen ijverden toen terecht voor damestoiletten. Moet die segregatie weer weg of willen we een derde reeks kleinste kamertjes? Wel, de nieuwe naamwoorden zijn de talige versie van de tweede optie en heten voor mijn part stoornaamwoorden.
_Taal
Transvoorbeelden, echt en verzonnen, zijn er legio. We vinden ze al bij Sophocles (Tiresias) en Ovidius' Metamorfosen (Caneis, Iphis …), maar in de echte wereld gaat het doorgaans over interseksen (een medische conditie) en mensen met genderdysforie (een psychologische conditie) die al dan niet kiezen voor een daadwerkelijke geslachtsoperatie. Er bestaat voor dit domein overigens een heel glossarium aan termen en de juiste kiezen is als mikado spelen … Grote voorzichtigheid is geboden. Genderdysforie is niet fysiek aantoonbaar, maar de existentiële malaise van de (volwassen) betrokken personen is zo pervasief, insistent, persistent en consistent (sic) dat die niet weg te wuiven valt als louter kapsones. Het lijkt me correct die groep mensen te accepteren zoals ze willen zijn (al is het soms ingewikkelder dan dat). Transmensen en interseksen blijven in principe binnen het binaire denken. Ze kunnen noch willen opgebouwd worden tot een non-binair persoon. Aan hen zijn stoornaamwoorden in principe slecht besteed. Non-binair is vrij uitzonderlijk en nieuw (al helpen vooral culturele antropologen ons zo nodig aan gedecontextualiseerde voorbeelden om dat tegen te spreken). Non-binair is dermate nieuw dat er geen voornaamwoorden voor bestaan, tenzij dus die kunstmatige, tegendraadse taalprotheses die vandaag viraal gaan.
Daartegen bestaan een paar linguïstieke bezwaren. Een taal heeft openklassewoorden, zoals naamwoorden en werkwoorden. Daarvan kan je er zoveel verzinnen als je wil, zonder dat jouw neologismen aan veel regels moeten beantwoorden: keizacht, swaffelen, anderhalvemetermaatschappij … Voorbeelden van geslotenklassewoorden zijn voorzetsels en voornaamwoorden. Die kan je niet vervangen door andere – de mus zit rond de tak, of ik drinkt niet –, toch niet als je begrepen wil worden. Met betrekking tot geslotenklassewoorden is taal al haar hele geschiedenis behoorlijk inert.
De stoornaamwoorden zijn niet nieuw maar bezet. Ze hebben een specifieke functie en zijn eigendom van de taalgemeenschap en haar taal en die kwam er door en voor een vanzelfsprekende meerderheid. De logica waarmee een taal werd gevormd is er een van zo goed mogelijke communicatie en symbolisering. De taal werkt zoals een meent, niemand heeft er een exclusieve claim op of mag er een stuk van opeisen, hoe klein ook. Als dat wel gebeurt, functioneert de meent niet meer naar behoren.
De stoornaamwoorden zijn niet nieuw maar bezet. Ze hebben een specifieke functie en zijn eigendom van de taalgemeenschap en haar taal en die kwam er door en voor een vanzelfsprekende meerderheid. De logica waarmee een taal werd gevormd is er een van zo goed mogelijke communicatie en symbolisering. De taal werkt zoals een meent, niemand heeft er een exclusieve claim op of mag er een stuk van opeisen, hoe klein ook. Als dat wel gebeurt, functioneert de meent niet meer naar behoren.
De bekende Sapir-Whorfhypothese stelt dat woorden niet enkel dienen om dingen te benoemen, maar dat ze de wereld mee-construeren. Die constructie is dus mensenwerk, wat impliceert dat het bouwwerk niet noodzakelijk het best mogelijke is. Wie weet gaat het om een gevangenis of om een luchtkasteel. Het eerste werd gesuggereerd door het feminisme, dat er terecht op gewezen heeft dat taal voor een stuk een patriarchaatsbestendigende constructie is die de emancipatie van vrouwen in de weg staat. Dat leidde tot een aantal aangepaste en nieuwe openklassewoorden. Het ligt in de natuur van taal om dat mogelijk te maken. Taal is hier onbeperkt productief. Voor geslotenklassewoorden geldt dat dus niet. Dat kunstmatige voornaamwoorden voor een grotere inclusie van non-binairen zal zorgen, is daarom alleen al twijfelachtig. Sommige dingen laten zich niet dwingen. Veeleer zorgt het voor een exclusief statuut: een groep waarvoor aparte taalregels gelden, maar waarvan iedereen willens nillens lid zou moeten worden. Dan gaat het over politiek activisme en ideologie van een bijzonder kleine minderheid (zie deel twee van dit essay) en reist de vraag waar de steile opgang ervan vandaan komt.
Woorden worden geacht te verwijzen naar iets buiten de taal, maar er bestaat in de godganse natuur geen derde geslacht. En een derde gender? Dat blijkt alleen maar negatief identificeerbaar te zijn en dat is precies wat het non-binaire activisme lijkt te willen: wij voelen ons noch man, noch vrouw, dus noem ons om het even wat, maar niet dat. Daarom jatten we een paar termen van de gangbare taal.
Ik lees her en der het proargument dat niet alle talen aparte voornaamwoorden voor man en vrouw gebruiken. Zo zouden Hongaars en de meeste Oost-Aziatische talen genderloze talen zijn, maar dat maakt het argument wel erg kaduuk, want of de lgbtq'ers het er beter hebben dan hier is een ander paar mouwen. Geen aparte voornaamwoorden is bovendien wat anders dan een set bijkomende pronomina. En uiteraard heeft een taal meer dan dit om binair te zijn. Japans heeft geen gegenderde voornaamwoorden, maar man en vrouw gebruiken een ander taalregister. Het zou ons te ver wegbrengen, maar voor wie taal gendervrij wil maken, is de dag nog niet ten avond.
Lees hier deel 2 van dit essay.
Meer van Nick De Clippel