7 april 2023
Brief van Johan Braeckman aan Kurt Beckers
Dag Kurt
Je brief, waarvoor mijn grote dank, plaatst me voor een enorme uitdaging. Je hebt het over het begrip autonomie, en je wijst erop dat ik zelf ergens aangeef daar vraagtekens bij te plaatsen. Daarop vraag je me, en ik citeer: ‘Als onze autonomie (…) een voorwaarde is tot kritisch denken, en als onze autonomie veeleer een illusie dan een realiteit blijkt te zijn, hebben we dan geen groot probleem ten aanzien van de mogelijkheid tot kritisch denken?’ Een verdomd goede vraag, ik heb er wakker van gelegen. Hoe meer ik erover nadenk, hoe meer ik me kan vereenzelvigen met de vierde en vijfde-eeuwse kerkvader Augustinus, die zich in zijn boek Belijdenissen afvroeg wat tijd betekent. Zeer bekend zijn deze zinnen: ‘Wat is tijd dan? Zolang niemand het me vraagt, weet ik het wel. Maar als ik op deze vraag antwoord moet geven, weet ik het niet meer’. Ik ervaar, toch voor een deel, hetzelfde wat autonomie betreft.
Ik zou me kunnen verstoppen achter een min of meer academische uiteenzetting over autonomie in het werk van Immanuel Kant of Ronald Dworkin, of ingaan op feministische visies erover, of de relatie ervan met andere lastige begrippen bespreken, zoals paternalisme en vrijheid, of het verschil tussen persoonlijke, morele en politieke autonomie analyseren. Maar dat zou me niet enkel verschrikkelijk veel tijd kosten, het zou ons ook niet echt veel verder helpen. In je antwoord zou je ongetwijfeld iets schrijven zoals: allemaal goed en wel, maar hoe denk jij nu over autonomie en de mogelijkheid tot kritisch denken? En je zou helemaal gelijk hebben.
Vooruit dan maar: autonomie gaat over de vrijheid om te denken en handelen zoals men dat zelf wil. Dat lijkt me op zijn minst toch waar te zijn. Je bent een getraind moraalfilosoof, en een lezer en denker, dus ik weet dat je nu reeds de reflex hebt om me te vragen wat ik dan wel onder vrijheid versta, en onder handelen en willen, en wat precies dat zelf betekent. Dat zou inderdaad allemaal aan bod moeten komen, maar in één brief zal dat allemaal niet lukken. Misschien komen we erop terug in onze volgende brieven, als het ons dan nog voldoende boeit en we niet zijn afgeleid door andere kwesties.
Maar goed. Vrijheid om te denken en handelen zoals men dat zelf wil. In filosofische overzichtswerken zoals The Stanford Encyclopedia of Philosophy, die je hier zomaar gratis op het internet vindt, duikt al snel het begrip self governance op in de lemma's over autonomie. Maar als ik even opzoek hoe we self governance het best vertalen, krijg ik als eerste suggestie het woord autonomie. Het is een probleem dat vaak opduikt bij lastige concepten. We vervallen nogal snel in circulariteit als we willen preciseren waarover het gaat. Vrijheid is denken en handelen zonder dwang, en dwang gaat over het onvrije handelen en denken. Autonoom zijn niet is gehinderd worden door paternalisme, en paternalisme gaat in tegen de autonomie. Uiteindelijk vervallen we in tautologieën – wie wat bewaart die heeft wat; wie vrij is, reguleert zichzelf – of in nikszeggende verklaringen zoals die over het slaapmiddel bij Molière, dat je slaperig maakt omdat er een slaapverwekkend middel in zit.
Maar we moeten ergens beginnen met een ontleding van mijn omschrijving van autonomie. Laat ik het eerst even over dat zelf hebben. Ik ben een zelf, jij bent een zelf. Een Ego, in de cartesiaanse zin. Een Ik met een biografie. We zijn ons bewust van ons Zelf. John Locke had het in dit verband over persoonlijke identiteit: het zelfbeeld dat je over jezelf hebt als verschillend van andere zelven, met een eigenheid die continu is in de tijd. Je moet over een geheugen beschikken om zo'n identiteit te hebben, anders rijgen je ervaringen zich niet aan elkaar tot je Zelf. Een baby heeft dus nog geen Zelf, geen persoonlijke identiteit. Bij iemand die zich in een vergevorderd stadium van dementie bevindt, is het Zelf verloren gegaan, of in elk geval sterk verminderd. Een volwassen chimpansee bezit zo goed als zeker een persoonlijke identiteit, net zoals een dolfijn en een olifant. Een papegaai en een kraai wellicht ook, katten en konijnen vermoedelijk niet. Ik zou hier op de spiegeltest moeten ingaan om de discussie over identiteit en zelfbewustzijn bij dieren te verduidelijken, maar dat bewaar ik voor een andere keer. Het is al in gewikkeld genoeg. Over dementie en de teloorgang van het Zelf, nog dit. Bekijk eens dit korte filmpje, over de zelfportretten die de Amerikaanse kunstenaar William Utermohlen (1933-2007) maakte in de jaren nadat bleek dat hij de ziekte van Alzheimer had. Dit zegt misschien meer dan wat wetenschap, filosofie of literatuur krijgen uitgelegd. Je ziet zo hoe Uthermohlens persoonlijke identiteit jaar na jaar desintegreert. Het lijkt me ontegensprekelijk dat de aftakeling van zijn Zelf ook een verlies van autonomie inhield.
Toch is de relatie tussen een Zelf en autonomie niet vanzelfsprekend. Zo spreekt men over autonome voertuigen: auto's die geen menselijke chauffeur nodig hebben om zonder ongelukken op hun bestemming te geraken. Dat zo'n voertuig in een bepaalde betekenis autonoom is, daar kan ik inkomen. Maar het zou nogal ver gaan om te beweren dat het over een Zelf beschikt, niet? We kunnen er makkelijk voor zorgen dat alles wat het voertuig doet, wordt opgeslagen in zijn geheugen, zodat het kan leren uit zijn ervaringen. Evenzeer kunnen we het zodanig programmeren dat het keuzes maakt, telkens wanneer dat nodig is. Een wegomlegging of een ongeluk ergens verderop? Het voertuig berekent alternatieve routes en kiest daaruit de beste optie. Maar is het zinvol om te zeggen dat het voertuig een persoonlijke identiteit heeft? Dat lijkt toch eerder vergezocht. Het voertuig heeft een vorm van autonomie, maar die is niet gekoppeld aan persoonlijke identiteit, zoals dat bij jou en mij het geval is. En ik voeg er meteen aan toe: het voertuig, of in elk geval de computer die zich erin bevindt, kan tot op zekere hoogte denken. Het beschikt over informatie waarmee het zinvol omgaat in functie van probleemoplossend gedrag. Het kiest de kortste, meest efficiënte weg, vermijdt ongelukken en weet steeds beter hoe het met dilemma's moet omgaan. Zit in die vermogens geen kerneigenschap van kritisch denken? De beste informatie wikken en wegen om een doel te bereiken; continu inschattingen maken op basis van nieuwe ervaringen en eerder genomen beslissingen herzien vanuit het meest recente beeld dat we over de wereld en onszelf – hier het voertuig – hebben? Nogal wat mensen hebben moeite om voortschrijdend inzicht als iets positief te waarderen, terwijl dat voor de gps in mijn auto de logica zelve is. Ergens een file verderop? Hij herziet de voorgestelde route en stelt een andere voor. (Ik denk dan vaak het beter te weten en blijf koppig de eerste route volgen, al is die evengoed niet door mijzelf maar door de GPS berekend. Gevolg: ik kom steevast in een file terecht.)
Maar terug naar ons, mensen. We zijn dan wel geen autonome voertuigen, maar niettemin toch automaten. Menselijke machines, zoals Julien Offray de La Mettrie al aangaf in zijn schandaalboek L'homme machine uit 1747. We zijn machines, maar toch helemaal anders dan de automaten die La Mettrie wellicht voor ogen had, zoals complexe astronomische uurwerken of de mechanische poppen van een uitvinder als Jacques de Vaucanson. We zijn ook biologische wezens, organismen. We weten nog niet precies hoe ons brein informatie verwerkt en nadenkt, maar het is niet zoals een computer dat doet, ook niet een die beschikt over kunstmatige intelligentie. Tot nader order zijn er ook geen computers die spontaan zelfbewustzijn ontwikkelen, zoals dat bij een kind na enkele jaren wel gebeurt. En wat zich al helemaal niet voordoet bij kunstmatige systemen, is de ontwikkeling van het vermogen om te voelen; om kwalitatieve ervaringen te kunnen hebben. Een computer kan makkelijk inzien en aangeven dat zijn batterij bijna leeg is, en soft- of hardware problemen vaststellen. Maar hij is niet in staat om pijn of plezier te voelen, of om de smaak van chocolade te proeven zoals wij dat kunnen. Het zou best kunnen dat de mogelijkheid om – zoals filosofen dat benoemen – qualia te ervaren, een noodzakelijke voorwaarde is om een Zelf te ontwikkelen. (Waarmee ik niet gezegd wil hebben dat zich nooit computers of robotten zullen ontwikkelen die kunnen voelen en ervaren zoals wij.)
Ik ga afronden, Kurt. Ik weet dat ik nog lang geen antwoord gaf op je vraag over de verhouding tussen autonomie en kritisch denken. Natuurlijk niet. Maar er is toch al iets gezegd. Over het belang van persoonlijke identiteit, over het Zelf, over informatieverwerking , over de overeenkomsten en verschillen tussen de biologische wezens die wij zijn enerzijds en de machines die we hebben bedacht en geconstrueerd anderzijds. Het is een begin. Je hebt er vast ook veel over te vertellen. Misschien denken en schrijven we onszelf de mist in, maar misschien klaart de lucht op naarmate we ideeën en bedenkingen blijven uitwisselen. Laat ik eindigen met een concrete vraag aan jou, zodat onze conversatie toch een beetje gestructureerd verloopt. Denk jij dat doorheen jouw Zelf een rode draad loopt, dat er een kern is die jou tot jezelf maakt, die je persoonlijke identiteit bepaalt? Laat ik het heel aanschouwelijk voorstellen: als je foto's ziet van wie je was als peuter, of als tiener, zie je dan jezelf in een andere, eerdere gedaante? Of kijk je dan naar iemand anders, met een verschillende persoonlijkheid, waaruit weliswaar de persoon voortkwam die je nu bent, maar die er op zijn best een beetje mee overlapt? Je weet natuurlijk dat Descartes en David Hume daarover al sterk uiteenlopende meningen hadden en dat in onze tijd de Britse filosoof Derek Parfit daar zeer grondig over nadacht. Het lijkt me zinvol dat we het eerst daarover hebben, vooraleer we terugkomen op de vraag wat autonomie betekent en in welke mate we in staat zijn tot zelfstandig, authentiek kritisch denken.
Ik kijk uit naar je reactie.
Hartelijke groet
Johan
Meer van Johan Braeckman