3 mei 2023
Kleine verhandeling over planten en filosofen
De krantenkop was 'Planten zijn tenslotte ook maar mensen' (De Standaard, 19 april 2023), maar a = b dan en slechts dan als b = a. Dus mensen zijn tenslotte ook maar planten. Welnu, vermits filosofen mensen zijn, is hiermee gelijk aangetoond dat filosofen planten zijn. Bovendien zijn op basis van dezelfde premissen planten filosofen en misschien zelfs betere dan de gekende koppen. Al wat nodig is om dat laatste aannemelijk te maken, is een alternatieve ontologie of epistemologie. De hiërarchie der dingen die we sinds Aristoteles voetstoots aannemen, is immers niet met dwingende noodzaak de juiste. Bij de Stagiriet stond de mens boven aan de boom der zijnden (arbor porfyrius) en volgens zijn leermeester Plato was de filosoof die subspeciës waaraan best de leiding over de staat toevertrouwd kon worden. De creatieleer van de Anishinaabe (een van de eerste Noord-Amerikaanse volkeren) staat hiermee in sterk contrast en zet dit wereldbeeld op zijn kop: hier worden de aardkrachten bovenaan gezet, gevolgd door planten, niet-menselijke dieren en tot slot de mens zelf (De Standaard, idem). Van een bijzondere positie voor de filosoof is zelfs geen sprake. Een nieuwe of andere zijnsleer opent soms nieuwe ethische perspectieven, zoals hieronder duidelijk moet worden.
We weten al sinds Aesopos (620 – 564) dat dieren gevoelens hebben, maar wat met groen? In de duistere middeleeuwen wist men dat de mandragora ofte alruinplant kon schreeuwen, maar dat was waarschijnlijk omdat de wortel vaak op een mensje (een modderfiguurtje) leek. Toch schreef James Puchard Tupper in 1880 'An essay on the Probability of Sensation in Vegetables', nadat hij observeerde dat planten zich hechten aan objecten, in bomen klimmen en het soms laten hangen. Ondertussen weten we dat mieren communiceren en dat bijen emoties en dromen hebben en hommels blijken drommels goed in het oplossen van puzzels. Vandaag zijn we ons bewust dat ook planten over een bewustzijn beschikken, kunnen voelen en een sociaal leven hebben. Planten communiceren onder meer via geurstoffen. Zo vertelt de Phallus Impudicus (grote stinkzwam) ons elk jaar dat het lente wordt (en dat intieme hygiëne belangrijk is). Een krop sla die geoogst wordt, maakt meer ultrasone geluiden dan de zuster die in haar bedje mag blijven. Tenzij een bijzonder scherp mes (van Occam, NDC) gebruikt wordt, kunnen de bladgroenten dus pijn ervaren. Tomaten gaan stoïcijnser om met stress en houden zich doorgaans stil (Lilach Hadany, 2022). Planten blijken gevoelig voor anesthetica, zoals alcohol, wat mogelijk verklaart waarom ze soms onzin lijken uit te kramen. Bij een overdosis gaan ze zelfs dood, net als mensen en andere schimmels. Dr. Kim Johnson, expert in biowetenschappen aan de University of Melbourne, ontdekte dat als de wortels van planten een obstakel tegenkomen, bijvoorbeeld een steen, ze daaromheen groeien. Enkel een bewustzijn kan deze adaptieve intentie verklaren. Terzijde: de expanderende, ethische cirkel (Peter Singer, 1981) is nog niet rond, want onderzoek heeft aangetoond dat ook een slechte adem zich bewust lijkt van hindernissen en die zo omzeilt. Het verschil – als er van verschil sprake kan zijn – tussen verschillende levensvormen is dus veeleer gradueel.
We kunnen daarom best termen als 'bewustzijn' herdefiniëren vanuit het perspectief van de plant (Myers, 2015), een idee dat een stapje verder gaat dan het beroemde essay van Thomas Nagel (1974) waarin bevraagd wordt hoe het is om een vleermuis te zijn. Dat is een diertje dat de wereld niet ziet, maar hoort en dus een volledig andere kijk (of liever: auditie) heeft op die wereld. Het wereldbeeld van de dovenetel zal de vleermuis even eigenaardig overkomen als omgekeerd.
Op al die nieuwe gegevens wordt soms lacherig gereageerd, maar de spotvogels vergeten dat vroeger mensenbaby's evenmin als sentient, empfindungsfähig, als met gevoelens begiftigd aangezien werden. Daaruit volgt logischerwijze dat planten dat vandaag dus wél zijn, want we willen de fouten van vroeger liever niet herhalen.
We kunnen daarom best termen als 'bewustzijn' herdefiniëren vanuit het perspectief van de plant (Myers, 2015), een idee dat een stapje verder gaat dan het beroemde essay van Thomas Nagel (1974) waarin bevraagd wordt hoe het is om een vleermuis te zijn. Dat is een diertje dat de wereld niet ziet, maar hoort en dus een volledig andere kijk (of liever: auditie) heeft op die wereld. Het wereldbeeld van de dovenetel zal de vleermuis even eigenaardig overkomen als omgekeerd.
Op al die nieuwe gegevens wordt soms lacherig gereageerd, maar de spotvogels vergeten dat vroeger mensenbaby's evenmin als sentient, empfindungsfähig, als met gevoelens begiftigd aangezien werden. Daaruit volgt logischerwijze dat planten dat vandaag dus wél zijn, want we willen de fouten van vroeger liever niet herhalen.
Wereldwijd doen talloze biologen extensief en intensief veldwerk en labo-onderzoek in uitgebreide wetenschappelijke projecten om nieuwe inzichten boven te spitten. Het kan dus niet verwonderen dat uit de kruisbestuiving tussen alfa-, beta- en gammawetenschappen nieuwe filosofische, politieke en sociale inzichten wortel schieten en opbloeien. Een nieuw vakgebied, overwaaiend uit de V.S.A. (Verenigde Staten van de Anishinaabe), loopt hier sinds een paar jaar voor op de avant-garde. Analoog met Critical Race Theory, Critical Feminist Theory, Critical Gender Theory en Critical Theory tout court analyseren de Critical Plant Studies hoe we met planten kunnen en moeten samenleven op een manier die hun recht doet (De Standaard, idem).
Verschillende CPS-papers betogen, niet geheel onverwacht, dat de geschiedenis van de plant-mensinteractie behoorlijk gegenderd is. In het bijzonder Shteir (1996) en Schiebinger (2004), wijzen erop dat de collaboratie tussen vrouwen en planten lange tijd onderkend is gebleven, terwijl mannen zich veeleer als boeren gedragen. Intersectionele analyses (e.g. Myers, 2017a; Gibson en Brits, 2018; Sandilands, 2017; Szczygielska en Cielemęcka, 2019) onderzoeken hoe diverse vormen van onderdrukking planten het zonlicht niet gunnen, ontwortelen, als onkruid behandelen en soms zelfs met wortel en tak uitroeien. Vooral kleurige en vrouwelijke planten worden vaker geknipt en verhandeld en krijgen snel het verwijt 'verlept' te zijn.
Nealon (2016) pleit voor een biopolitiek die het vegetale omarmt, vanuit een ontrafeling van de posities over plantenleven in het werk of Foucault, Derrida en Deleuze en Guattari om zo ondersteuning te geven aan de stelling dat planten de paradigmatische subjecten zijn van moderne biomacht (zie onder meer Stark, 2015).
Verschillende CPS-papers betogen, niet geheel onverwacht, dat de geschiedenis van de plant-mensinteractie behoorlijk gegenderd is. In het bijzonder Shteir (1996) en Schiebinger (2004), wijzen erop dat de collaboratie tussen vrouwen en planten lange tijd onderkend is gebleven, terwijl mannen zich veeleer als boeren gedragen. Intersectionele analyses (e.g. Myers, 2017a; Gibson en Brits, 2018; Sandilands, 2017; Szczygielska en Cielemęcka, 2019) onderzoeken hoe diverse vormen van onderdrukking planten het zonlicht niet gunnen, ontwortelen, als onkruid behandelen en soms zelfs met wortel en tak uitroeien. Vooral kleurige en vrouwelijke planten worden vaker geknipt en verhandeld en krijgen snel het verwijt 'verlept' te zijn.
Nealon (2016) pleit voor een biopolitiek die het vegetale omarmt, vanuit een ontrafeling van de posities over plantenleven in het werk of Foucault, Derrida en Deleuze en Guattari om zo ondersteuning te geven aan de stelling dat planten de paradigmatische subjecten zijn van moderne biomacht (zie onder meer Stark, 2015).
Wetenschap is nooit waardenvrij. Het komt er niet enkel op aan de wereld te beschrijven, we moeten haar veranderen. Op macroniveau wordt hoe dan ook duidelijk dat we moeten stoppen met monoculturen om over te stappen naar een multiculturele landbouw, zoals door de agro-ecologische beweging wordt gepropageerd. Plantages zijn immers niets anders dan uitbuiting van de natuur, een 'slavernij van planten' (Davis et al., 2019, blz.5). Kortom een juiste omgang met planten komt neer op een strijd tegen heteropatriarchaal kapitalisme (Cielemęcka and Szczygielska, 2019) en een dekolonisering van tuin, akker en weiland.
Er zijn kleine dingen die weinig voeten in de aarde hebben en die we dus allemaal zelf kunnen doen: niet maaien in mei, het niet te grof maken als we bloemetjes afplukken, meer vlees eten … Zou het niet respectvol zijn planten te bedanken (De Standaard, idem) als we ze meenemen naar de keuken? Mogelijk zullen tuinen door deze uiting van respect beter floreren, zodat het nulsomspel ontweken wordt. Tot nader order spraken enkel Sint-Franciscus en Dr. Dolittle (Hugh Lofting, 1920; Fleisher, 1967; Thomas, 1998 en Gaghan, 2020) tegen dieren, maar waarom zouden we zelf niet proactief de dialoog met het groene leven aangaan?
Tot slot: de lezer vermoedt hier en daar misschien apekool, iets in de trant van Sokal (Alan Sokal, 1996) of de 'Grievance Affair' (Pluckrose, Lindsay & Boghossian, 2017), maar dat is niet helemaal zo. In die twee gevallen ging het over nepstudies die bepaalde wetenschappelijke stromingen in de zeik zetten, maar de werkelijkheid overtroeft wel vaker de verbeelding: alle vermelde papers en auteurs bestaan echt. Dat kan eenvoudig geverifieerd worden op het net, al zullen (helaas?) enkel ingeschreven studenten en docenten toegang kunnen krijgen tot de volledige teksten.
Meer van Nick De Clippel