31 mei 2023
Wetenschapscultuur en cultuur van wetenschappen (deel 1)
Pleidooi voor een Institute for Advanced Study
Niet alleen omdat draconisch bespaard moet worden, ruim dertig miljoen euro aan de Universiteit Gent, staan universiteiten voor uitdagingen. Lijsten circuleren met activiteiten en instituties die worden afgebouwd en dreigen te verdwijnen de komende tijd. Er wordt drastisch bezuinigd op culturele evenementen, op organisaties en projecten die cultuur in brede zin hoog in het vaandel voeren en die de afgelopen jaren met vastberadenheid en volharding zijn tot stand gekomen en uitgebouwd. Met een pennenstreek worden ze uit het (extracurriculaire) aanbod geschrapt. De pecuniaire impact van deze besparingen is vrijwel nihil, zeker gelet op de indrukwekkende besparingsoperatie die thans wordt uitgerold en waarover dezer dagen wordt gecommuniceerd. Het institutionele verlies van dergelijke gemeenschapsvormende ondernemingen is veel méér dan de luttele bedragen die uit de begroting worden weggeschreven. Culturele beleving – in ruime betekenis – is ook voor een universitaire gemeenschap van onderzoekers, studenten en alumni een verbindende factor. Ingrepen laten een leemte. Wie aan culturele samenhang raakt, organiseert identiteitsverlies. Het is aan die gemeenschap om hiertegen te protesteren omdat een gevoel van communie – samenhang en samenspraak – wordt weggenomen over vakgroep- en faculteitsgrenzen heen. Waar bureaucraten en managers regeren vallen soms de vliegen van de muur.
_De klaagzang voorbij
Universiteiten ondergaan een aardverschuivende transitie en die ligt gevoelig. De organisatie van een universiteit is feitelijk een continu proces van (her)positionering, steeds weer andere verwachtingen en nieuwe uitdagingen. Samen met het maatschappelijk leven ondergaat het wetenschapsbedrijf verschuivingen, met wijzigende topics en perspectieven. Universiteiten spelen daarop in, lopen voorop. Soms leveren zij simpelweg achterhoedegevechten. In tijden van structurele beknibbeling op organisatie-, personeels- en andere budgetten ligt deze transitie des te gevoeliger. Er worden thans rigoureuze beleidsmaatregelen genomen om de ondermaatse financiering door de Vlaamse overheid te compenseren. Zoals onze rector (UGent) het stelt: de Vlaamse regering komt al vele jaren afspraken niet na, zodat de universiteit nu pijnlijke wegsnijdoperaties dient te ondergaan.
Toch zie ik hier tegelijk opportuniteiten: we moeten immers noodgedwongen, hier en daar met het mes op de keel, de zaken overdenken en uitdagingen in de ogen kijken. Met uitsluitend gejeremieer komen we er natuurlijk niet. Het wetenschapsbedrijf verandert voortdurend en ook verwachtingen van studenten en onderzoekers ten aanzien van het hoger onderwijs evolueren. In een eerdere tekst op deze blog sprak ik over het cruciale belang van veeltalig burgerschap en transdisciplinariteit in het onderzoek: daar werken we aan in een universitaire omgeving, in opleidingen en allerlei onderwijsprogramma's.
De wijze waarop we in een vorige eeuw de universiteit organiseerden – in onderzoeksgroepen, vakgroepen en faculteiten – is vandaag toch stilaan achterhaald. Denken in disciplinaire structuren is reductionistisch en beantwoordt hoe dan ook niet aan de manieren waarop het wetenschapsgesprek zich in de realiteit voltrekt. Vakgroepen zijn disciplinair georiënteerd, terwijl het voorwerp van onderzoek alleen nog interdisciplinair wordt benaderd. Het eigen vakgebied – letterkundig onderzoek – is daarvan een voorbeeld. Ik kom er verder op terug. Ik overdrijf niet met de stelling dat rigide structuren, al decennialang in stand gehouden en garant staand voor een institutionele versnippering van het wetenschappelijk onderzoek en het academisch onderwijs, op de schop kunnen. Elf faculteiten en een veelvoud van departementen zijn soms – in mindere of meerdere mate – baronieën. Hetzelfde geldt voor onderzoeksgroepen: een lappendeken van eilanden met persoonlijke belangen van onderzoekers, doorgaans verwikkeld in een strijd om financiën (die er niet of toch almaar minder zijn). Het gevolg is een amechtige poging om al die gescheiden onderzoeksterreinen, (zelf)profilering en aparte behuizingen in stand te houden. Terwijl er alles voor te zeggen is bruggen te slaan, uit dat huis te treden en allianties te bouwen met onderzoekers en instituten die soortgelijk onderzoek, over vergelijkbare thema's, vanuit een ander perspectief ondernemen. Of wie in een bezuinigingsmodus verkeert: ik denk zelfs dat het een aanzienlijke besparing met zich kan meebrengen.
_Denken, spreken en schrijven 'in de breedte'
Aan buitenlandse universiteiten bestaan al langer transdisciplinaire instituten. Voorbeelden bij de vleet: het Institute for Advanced Study van University College London, Centre for Research in the Social Sciences and Humanities (CRASSH) in Cambridge, Oxford Research Centre in Humanities (TORCH) van Oxford University, Radcliffe Institute Harvard, Stellenbosch Institute for Advanced Study (Stias), Wits Institute for Social and Economic Research (WiSER), Institute for Advanced Study in Princeton, Leuven Institute for Advanced Study, Instituto di studi avanzati di Bologna, Zentrum für interdisziplinäre Forschung Bielefeld, Center Leo Apostel (CLEA) aan de VUB enzoverder. Een Institute for Advanced Study stelt wetenschappers in staat breed te denken en in hun onderzoekseenheid (of beter: véélheid) het gesprek aan te gaan met collega's met geheel andere expertises. Wij zitten doorgaans nog te veel opgesloten in onze departementen en wetenschappelijke paradigma's, beschut door muren die al vele generaties bestaan. Een anekdote uit de eigen ervaringsgeschiedenis. Wie zich als onderzoeker wil associëren met een andere vakgroep in de faculteit dient dit goed te motiveren: waarom het relevant is ook aan te sluiten bij een andere groep. Je kunt overigens maar één keer geassocieerd onderzoeker zijn, wat natuurlijk een sotternie is, een administratieve aberratie in het licht van het actuele wetenschapsgesprek. Uitzonderlijk staat een faculteitsraad toe dat je dus ook nog aansluit bij een andere vakgroep. In plaats van met motivatiebrieven te werken, op zoek naar formele goedkeuring in commissievergaderingen en alle geneuzel dat daarbij komt kijken, valt er alles voor te zeggen ook aan de Gentse universiteit een soortgelijk instituut op te richten. Of breder: een Vlaams interuniversitair academisch Institute for Advanced Study. In de geestes- en menswetenschappen is dat dan echt een Humanities Academy, gericht op onderzoek vanuit inter- en transdisciplinair perspectief. Het universitair onderzoek verloopt – ik haast mij te zeggen per definitie – langs paden van interacties tussen wetenschapsparadigma's. Wie met een studieobject bezig is, is welhaast genoodzaakt om de kwestie vanuit diverse oogpunten te belichten en gebruik te maken van methoden en inzichten die worden ontleend aan diverse wetenschapspraktijken. Diegenen die keurig en streng binnen het vertrouwde disciplinaire paradigma blijven, produceren veelal onderzoek dat eenzijdig is, zelfs afgesneden van de wereld. Geen enkel onderwerp is eendimensionaal: er is steeds sprake van een amalgaam van factoren dat op fenomenen inwerkt. Focussen op alleen een bepaald facet, creëert een vertekend, zelfs een ongenuanceerd en dus een vals beeld.
Een literatuurwetenschapper is al lang niet uitsluitend meer gericht op een analyse van literaire teksten, maar bestudeert literaire culturen. In mijn vakgebied werk je samen met (literatuur- en cultuur)historici, filosofen, vertaalwetenschappers, musicologen, sociologen en andere onderzoekers. In het letterkundig onderzoek naar de Middelnederlandse literatuur en naar de literatuur van de vroegmoderne periode is die samenwerking al langer gebruikelijk, in de moderne letterkunde (pakweg negentiende- en twintigste-eeuwse literatuur tot heden) niet in vergelijkbare mate. De kritiek op dergelijke stelling betreffende inter- of transdisciplinariteit is dat ze een pleidooi is voor generalisten, veeleer dan voor specialisten. Interdisciplinaire uitwisseling verhindert evenwel niet de specialisatie. Wie sommigen meewarig generalisten noemen, stappen makkelijk voorbij aan de mate waarin die transdisciplinaire onderzoekers methodologieën en paradigma's incorporeren in hun studiegebied op een geïnformeerde manier. Verbreding betekent absoluut niet vervlakking. Of zoals mijn Gentse collega Johan Braeckman het kernachtig formuleert: grondige disciplinaire kennis is een voorwaarde om, met meerdere mensen samen, zinvol interdisciplinair te kunnen werken.
Waarom is er dan geen onderzoekentiteit – een instituut – dat deze expertises samenbrengt, in gesprek laat treden, de nodige ruimte creëert en het debat stimuleert? Er is nood aan een stimulerende omgeving die ons toelaat ruimer te denken en niet te botsen tegen muren van bureaucratie en onverschilligheid. Obstakels die ons terugdringen in een egelstelling. Waarmee finaal niemand gebaat is. Nu is het aan de individuele onderzoeker om uit de comfortzone van de administratieve aanstelling te treden en tegen beter weten in over robuuste muren te klauteren teneinde de collega's en hun onderzoek te vinden en in gesprek te gaan.
Lees hier deel 2 van dit essay.
Meer van Yves T'Sjoen