12 oktober 2023
De leugen genaamd godsdienst
Nu de storm en de mediahype rond 'Godvergeten' wat is gaan liggen, is het opportuun de hele zaak met enige nuchtere afstandelijkheid te beschouwen. Hoe komt het toch dat de vertegenwoordigers van een zedenprekerig instituut als de kerk zelf op moreel vlak zo uit de bocht gaan? Kan het te maken hebben met het wankele fundament waarop de hele mikmak is gebouwd? Als je een moraal, een leerstelsel en een organisatie construeert op basis van een onwaarheid, misschien zelfs een leugen, is het dan verwonderlijk dat de geloofwaardigheid van de boel bij tijd en wijle als een kaartenhuis in elkaar stuikt?
Voor een atheïst is het duidelijk dat de uitspraak 'Er bestaat een god die de wereld heeft geschapen' onwaar is. Op deze onwaarheid steunt elke godsdienst, dus ook het christendom. Een onwaarheid wordt een leugen als ze met een welbepaalde intentie verspreid wordt. Zoals Seneca het ooit stelde: 'Religie wordt door simpele mensen beschouwd als waar, door wijzen als vals en door heersers als nuttig'. Religies zijn denksystemen waarin het volk de onwaarheid van gods bestaan wordt aangepraat. Vervolgens doet men de massa geloven dat deze god en zijn grondpersoneel gehoorzaamd moeten worden. Daarna zien we een wildgroei van – op dit losse zand van het godsgeloof opgetrokken – leerstellingen, dogma's, morele richtlijnen en rituelen, de ene al grotesker dan de andere.
Het christendom ontstond toen de evangelisten en de apostelen Jezus, een in Galilea en Judea rondtrekkende prediker zoals er toen dertien in een dozijn gingen, de zoon van god noemden en beweerden dat hij uit de doden was opgestaan. De bekeerling Paulus verkondigde op zijn zendingsreizen dat deze prediker een kerk wilde stichten. De eerste leugen. Theoloog Hans Küng, een onverdachte bron, stelt het zo:
'De man van Nazareth had zonder ambt of rang het Godsrijk verkondigd, maar had niet bedoeld om een van Israël onderscheiden speciale gemeenschap in het leven te roepen met een eigen geloofsbelijdenis en cultus, een eigen constitutie en eigen ambten. Jezus had een brede eindtijdelijke beweging op gang gebracht en "de twaalf" (waaronder Petrus) waren voor hem een teken van de te herstellen volheid van de stammen van Israël. Maar Jezus had nooit aan de stichting van een groot religieus instituut gedacht. Er zijn immers geen openbare Jezus-woorden die programmatisch tot een gemeente van uitverkorenen of tot stichting van een kerk oproepen. Sterker nog: Jezus heeft volgens de evangeliën het woord "kerk" feitelijk nooit gebruikt.' (Hans Küng, Het christendom. Wezen, geschiedenis en toekomst, pag. 114)
In Jezus: nalatenschap van het christendom stelt ook de Nederlandse theoloog Harry Kuitert de vraag of Jezus een kerk wilde. Als antwoord op die vraag citeert hij de Franse theoloog Alfred Loisy (1857-1940). De in 1908 geëxcommuniceerde priester zei ooit: 'Jezus predikte het Koninkrijk Gods en wat er kwam was de kerk'. (Terloopse opmerking van mijn kant: vrijdenkers als Loisy worden zonder pardon uit de kerk gezet terwijl voor bisschoppen die kinderen misbruiken een oogje wordt dichtgeknepen.) Kuitert vervolgt: 'Als Jezus al een kerk wilde, wilde hij dan die kerk? Harnack heeft haar eens "die äusserte Verkehrung des Kirchenwesens" genoemd. Wat de rooms-katholieke kerk ook aan mystiek, aan geloofssymbolen, aan toewijding en zelfopoffering in huis heeft, het wordt allemaal gefrustreerd, zo niet te niet gedaan door het institutionele steigerwerk.' (H.M. Kuitert, Jezus: nalatenschap van het christendom, pag. 278).
Andere leugens werden hier bovenop gestapeld. Bijvoorbeeld dat Petrus in Rome het pausdom installeerde. Eén: Petrus is nooit in Rome geweest. Twee: de bisschop van Rome was in het begin van het christendom niet belangrijker dan zijn collega's in andere steden. Drie: de eerste paus, in de zin waarin wij vandaag dat woord begrijpen, was Siricius die aan het hoofd van de kerk stond van 384 tot 389.
Kwaadaardiger is het bedrog dat zich doelbewust ent op menselijke angsten, bijvoorbeeld voor de dood en wat volgens godsdiensten daarna komt. Het hiernamaals, hemel en hel, dienen beurtelings als zoethouder en stok achter de deur. Bang dat de pech die je nu ervaart in dit leven voor altijd zal zijn? Niet nodig, er komt een ander aan dat veel beter zal zijn! Je maakt het te bont aan deze kant van de dood? Aan gene kant zal je branden, niet voor even, maar eeuwig.
De leugenachtigheid toont zich ook in de rijke Roomse hypocrisie. Zo herinner ik mij de schorsing van de Aarschotse priester Rudi Borremans, die het lef had om voor zijn homoseksuele geaardheid uit te komen. Volgens een voorzichtige schatting zou ongeveer 45 procent van alle geestelijken de herenliefde genegen zijn. De meesten houden zich hierover gedeisd. Ben je zo eerlijk om uit de kast te komen, dan word je wandelen gestuurd. Daarnaast zijn er nogal wat priesters die een heteroseksuele relatie hebben. Toen priester Norbert Bethune zijn relatie wilde formaliseren en honoreren in een huwelijk kreeg hij van zijn bisschop, een zekere Roger Vangheluwe, te horen 'dat hij nu wel laag gevallen was'. Met andere woorden: als je als priester dan toch wil aanpappen met een vrouw of een man, zorg dan dat niemand het weet en wees naar buiten toe de voorbeeldige celibatair.
Tot slot nog dit. Niet zelden hoort men, na het zoveelste kerkschandaal, de verzuchting: maar er zijn toch ook veel goede priesters en geestelijken. Alsof dat de huichelachtigheid van het hele systeem zou kunnen compenseren. Trouwens, ik ben er zeker van dat deze rechtschapen religieuzen ook zonder hun geloof en hun kerk goede mensen zouden zijn.
Meer van Rik Lefevere