9 april 2024
Zin en onzin van sensitivity reading. Een interactieve studie- en gespreksnamiddag (deel 2 van 5)
Bijdrage door Jürgen Pieters
Op zaterdag 2 december 2023 vond in Zaal Liberas (Gent) een studie- en gespreksnamiddag plaats over sensitivity reading, georganiseerd door de humanistische denkgroep Kwintessens en het Humanistisch Verbond (afdeling Gent en landelijk). Het actuele maar ook controversiële thema werd door de uitgenodigde sprekers – Johan Braeckman, Liesbet Depauw, Jan Lampo, Jürgen Pieters, Ingrid Vander Veken en Kathleen Vereecken, vanuit verschillende perspectieven benaderd. Het volledige programma kunt u hier bekijken. Op deze en aansluitende blogpagina's kunt u de inleiding lezen door Gert De Nutte, algemeen coördinator van het Humanistisch Verbond, en de uitgeschreven bijdragen van Jürgen Pieters en Ingrid Vander Veken. U vindt ook een opiniestuk van Griet Vandermassen, n.a.v. de studienamiddag verschenen in De Standaard (6 december 2023), en een reactie door Eddy Bonte. Heel wat boeiende inzichten dus waarmee u zoals wij dat van u verwachten, zelf aan de slag kunt om uw visie op deze actuele en veelbesproken praktijk aan te scherpen.
_Wat is er van de literatuur? Enige bedenkingen rond sensitivity reading
Toen ik in gesprekken met een aantal kennissen de studiedag van vandaag vermeldde, kreeg ik steevast dezelfde reactie. In diverse gradaties van hevigheid waren het varianten van het meest uitgesproken endorsement dat recensent Herman Jacobs op Facebook plaatste bij een post waarin de organisatoren dit evenement aankondigden. Ik citeer de als steeds onversneden Herman: 'Overgevoeligheidslezers? Weg ermee. Altijd, overal. Puur censuur van mensen met te weinig omhanden én een zeer gebrekkig taalgevoel (van -kennis rep ik dan nog niet eens. Beunhazen en onbenullen zijn het, allemaal).' Vrij geparafraseerd: het was volgens Jacobs, maar eigenlijk volgens iedereen met wie ik over deze studiedag praatte, sowieso een goed idee om een dag als deze te organiseren, ook al wisten we al op voorhand in welke richting de balans van 'zin en onzin' in dit geval moest doorslaan: sensitivity reading is vooral, wat zeg ik: uitsluitend onzin, een indien niet bespottelijke dan toch op zijn minst laakbare praktijk die mensen zonder oogkleppen (mensen zoals wij allemaal, toch?) enkel kunnen afkeuren. Or is it, zegt men dan in het Engels.
Ik wil in mijn lezing de problematiek op een andere manier benaderen. Ik wil de vraag stellen wat de praktijk van het sensitivity reading en de discussies die errond bestaan (zowel de scherpe veroordeling ervan als de beslissing van uitgevers van sommige teksten om de praktijk in te voeren) ons vertellen over onze omgang met literaire teksten en onze verwachtingen over wat literaire teksten zijn en wat ze moeten doen. Daarbij hoort ook de vraag wat de praktijk en de discussies errond ons vertellen over de 'toestand' van de literatuur vandaag en over de organisatie van het literaire veld aan het einde van het eerste kwart van de 21e eeuw. De vraag voor mij is dus niet of we voor of tegen de aanwezigheid van sensitivity readers in het productie- en het distributieproces van de literatuur moeten zijn. Ze bestaan immers, en het ziet er niet naar uit dat ze door onze bedenkingen snel zullen verdwijnen. Wat mij meer interesseert, is wat die aanwezigheid zegt over de organisatie van het literaire veld vandaag en, meer specifiek, over onze verwachtingen met betrekking tot het wezen en de functie van literaire teksten.
Eind februari werd ik door de redactie van het Radio 1-programma De wereld van Sofie uitgenodigd om vanuit mijn professionele bestaan als literatuurwetenschapper mijn licht te laten schijnen over het fenomeen. Ik kende, in alle eerlijkheid, de term toen nog niet. Het verschijnsel was op dat moment in de actualiteit naar aanleiding van de beslissing van de Britse uitgeverij Puffin Books (de jeudgboekenbranche van Penguin Random House) om een aantal romans van de Britse auteur Roald Dahl te publiceren in versies die door de handen van speciaal daartoe ingehuurde sensitivity readers waren gegaan. De beslissing was genomen door de rechthebbenden van die teksten, de Roald Dahl Society, die in 2021 werd opgekocht door Netflix. Die 'gevoeligheidslezers' hadden verschillende voorstellen tot wijziging van de oorspronkelijke teksten gedaan, ruim honderd punctuele wijzigingen, vooral bedoeld om mogelijk kwetsende stereotyperingen van specifieke groepen mensen uit de tekst te halen en te vervangen door woorden en begrippen die dat risico niet of minder liepen. Wie voorbeelden wil kan terecht op deze bijdrage uit The Telegraph.
Het voorbeeld van Dahl is genoegzaam bekend en er zijn er uit dezelfde periode (voorjaar 2023) nog minstens twee andere uit de Angelsaksische wereld die bij ons weliswaar minder ruchtbaarheid kregen – maar in de Britse en Amerikaanse pers ook tot veel scherpe reacties aanleiding gaven. Voorjaar 2023 kwamen er bij Ian Fleming Publications nieuwe edities op de markt van Flemings James Bond-romans, naar aanleiding van de zeventigste verjaardag van de eerste publicatie van zo'n roman (Casino Royale in 1953) en ook hier werden een aantal racistische en seksistisch getinte formuleringen vervangen door varianten die lezers niet of minder tegen de borst konden stuiten. Idem ten andere met nieuwe edities van een aantal Miss Marple en Poirot-romans van Agatha Christie die bij Harper Collins worden gepubliceerd. Niet dat die twee protagonisten door eenzelfde ongevoeligheid worden gekenmerkt als 007, maar blijkbaar delen ze met de special agent wel een zekere vijandigheid tegenover medemensen met een andere cultureel-etnische achtergrond.
Ik wil om onze focus wat scherper te krijgen even stilstaan bij de vraag wat de drie casussen gemeen hebben. Op basis van die gemeenschappelijke kenmerken wil ik vervolgens nadenken over de reikwijdte van sensitivity reading en over de vermeende gevaren ervan. Ik zie alvast vier dingen.
Ten eerste: het gaat over teksten van moderne klassieken uit de lange twintigste eeuw. De auteurs en hun teksten staan in de tijd voldoende dicht bij ons om ons tegelijk het gevoel te geven dat ze uit een ander historisch moment komen maar toch deel uitmaken van onze moderne tijd – een ander moment dat enige correctie behoeft, meer dan de gewone disclaimer: deze teksten komen uit een tijd die zodanig verschilt van de onze dat we kunnen volstaan met erop te wijzen dat men toen anders dacht. Iets wat men met teksten uit een ouder verleden naar mijn gevoel al sneller zou doen. Het plaatsen van een verontschuldigende noot die zegt: ze wisten toen niet beter. Bij deze moderne klassieken is dat mogelijk een minder voor de hand liggende optie: 'zij' zijn nog iets teveel 'wij'?
De teksten waarover het hier gaat verschenen oorspronkelijk, in het geval van Agatha Christie tussen de twee wereldoorlogen en in het geval van Fleming en Dahl in de jaren 60-70 van de vorige eeuw. Het gaat – een tweede gemeenschappelijk kenmerk – om best- en steady-sellers in de overtreffende trap. Ik geef de cijfers die ik online vond: van de boeken van Dahl werden wereldwijd meer dan driehonderd miljoen exemplaren verkocht, van Christie drie miljard; van Fleming honderd miljoen. Reken daarbij nog, zeker in het geval van die laatste, maar ook bij de andere twee, dat de oorspronkelijke literaire teksten ook in andere mediale vormen hun weg naar een groot publiek vonden, een nog groter publiek zelfs: boeken van de drie auteurs werden verfilmd en waren in de cinema ook blockbusters van formaat. Waarom herinner ik aan die cijfers? Om meteen duidelijk te maken dat de discussie rond sensitivity reading die door voor- en tegenstanders in sterk morele termen wordt gevoerd een duidelijk economische kant heeft. Ik moet u daar wellicht niet van overtuigen, maar het meest sprekende voorbeeld van dat samengaan van morele en economische principes was voor mij toch de beslissing van Puffin Books om na alle heisa (die natuurlijk geweldig veel reclamepotentieel had) te beslissen om naast de nieuwe 'opgeschoonde' editie van de Dahl-boeken ook een nieuwe versie van de oorspronkelijke teksten op de markt te brengen. Voor elke lezer wat wils, met andere woorden en ongetwijfeld een boom in de verkoop tot gevolg. Toen de heisa rond de opgeschoonde versies uitbrak ontstond er in tweedehands bookshops in Engeland blijkbaar een stormloopzoektocht naar 'originele' versies. Sensitivity reading: morele verontwaardiging, zeer zeker, maar ook 'kassa kassa'.
Wat hebben de drie auteurs nog gemeen? Een derde iets: ze zijn dood. Ze kunnen dus zelf niet beslissen over de wenselijkheid van het redactieproces dat sensitivity reading in dit geval is. Door hun overlijden hebben deze auteurs per definitie de 'morele rechten' op hun werk niet langer in handen. Die 'morele rechten' onderscheidt men in de copyrightwetgeving van 'exploitatierechten': het onderscheid kan van belang zijn wanneer de rechten op exploitatie niet (langer) in handen zijn van de auteur zelf. Een exploitant kan niet zomaar doen met een tekst wat hij of zij wil: de auteur heeft nog ergens rechten en dat zijn die 'morele' rechten, die hem of haar in staat stellen te waken over de eigenheid van de eigen tekst. Bij het overlijden gaan die morele rechten in principe over naar degene die de exploitatierechten in handen heeft, tenzij de auteur dat bij testament anders bepaalt en een vertegenwoordiger aanduidt die in de geest van de auteur handelt. Ik ken de details in deze drie gevallen niet precies, maar het lijkt er hoe dan ook op dat geen rechthebbende zich verzet heeft tegen de wijzigingen die werden aangebracht en die – zeker in het geval Dahl – tot zoveel protest hebben geleid, niet alleen van gewone lezers zoals u en ik, maar ook van Brits premier Rishi Sunak en Queen Consort Camilla Bowles die de ingrepen beiden zagen als een laakbare inbreuk op de 'freedom of speech', in dit geval dus de vrijheid van de dode auteur. Hoe dan ook, hier gebeurt de sensitivity reading op een tekst die er al is, het komt dus achteraf, niet als begeleiding van het schrijfproces, in de vorm van een echt redactioneel gesprek, want dat is met dode mensen, zoals we weten, onmogelijk. (Later zal ik het nog hebben over een sensitivity reading-praktijk die onderdeel is van het schrijfproces.)
Terug naar de voorbeelden van daarnet: aangezien in de gevallen van Christie, Fleming en Dahl de tekst er al was, wordt de uitkomst van het sensitivity reading ook gezien als een inbreuk op de integriteit van de tekst – die ook gezien wordt als het unieke artistieke product van de 'freedom of speech' waar de auteur recht op heeft: aan die tekst mag volgens dat principe van esthetische integriteit ook geen woord gewijzigd worden, vinden velen onder ons. Hoe begrijpelijk die reactie is, ze is in deze specifieke gevallen alvast ten dele ironisch: het gaat immers om teksten die sowieso ook in een bewerkte vorm een publiek hebben bereikt: de romans zijn bijvoorbeeld bewerkt (al dan niet door de auteur zelf) om er een scenario voor een film van te maken. De teksten zijn ook in talrijke talen vertaald, en ook dat zorgt ervoor dat we het idee van de absolute integriteit van de tekst niet kunnen volhouden. Als we die vertalingen naast de originelen zouden leggen zouden we ongetwijfeld ook wel wat verschillen kunnen vinden van het soort dat in de sensitivity reading voorkomt, maar mijn vermoeden is dat we daarmee niet hetzelfde probleem zouden hebben. Wat er ook van zij: een centraal argument van de tegenstanders van de sensitivity reading is de idee: een literaire tekst daar moet je van afblijven, daar mag je niet aankomen, daar heeft enkel de auteur beslissingsrecht over. (Voor enige reserve daarbij: zie later.)
Wat hebben Christie, Fleming en Dahl ten vierde nog gemeen: ze behoren, met alle respect, niet tot de top van de grote literatuur. Christie, Fleming en Dahl, het is literatuur voor het grote publiek en dus geen literatuur met een grote L. Om het in termen van de Franse literatuursocioloog Pierre Bourdieu te zeggen: ze hebben niet het soort symbolisch kapitaal dat bij de echt grote 'highbrow' literatuur hoort, bij de producten van wat Bourdieu de 'legitieme smaak' noemt, de Literatuur van de artistieke canon, van Shakespeare, Goethe, Flaubert, Woolf, Coetzee, Rushdie, Ian McEwan – die laatste twee hebben zich ten andere als sterke tegenstanders van sensitivity reading uitgesproken.
Omdat onze drie casussen dat soort symbolisch kapitaal niet hebben, zijn ze mogelijk ook kwetsbaarder (als ik dat woord mag gebruiken) voor de praktijk van het sensitivity reading. De idee dat je die teksten kunt gaan aanpassen aan de veranderende smaken van een beoogd leespubliek (want dat is wat sensitivity reading ook lijkt, het is smaak-egalitarisme, het zoeken naar een smaakproduct dat bij een zo groot mogelijk leespubliek in de smaak valt) valt veel moeilijker te rijmen met teksten die primair volgens een artistieke logica worden bekeken, zeker volgens de modernistische variant van die logica die wil dat literatuur tegen de borst stoot, de goede smaak ter discussie stelt, choqueert. Het Franse woord voor sensitivity reader is 'démineur editorial' – ontmijner: het woord zegt alles, literaire teksten mogen in deze logica niet langer het mijnenveld zijn dat ze in de modernistische esthetica net wel worden verwacht te zijn.
Het gaat in die modernistische logica om teksten die primair kunst zijn, geen economisch product, of toch minder een economisch product. Bourdieu heeft in zijn denken ergens een averechtse verhouding tussen symbolisch en economisch kapitaal voor ogen, heb ik altijd gevonden: hoe hoger het symbolisch kapitaal (de artistieke waarde die aan die werken wordt toegekend door kenners van de literatuur), hoe minder economische kwesties rond verkoopbaarheid van die teksten een rol speelt in ons denken. Dat een boek maar door weinigen gekocht en gelezen wordt, kan een teken van kwaliteit zijn, dezelfde logica zie je in de arthouse-cinema. En omgekeerd: hoe meer een werk een economische waarde heeft, hoe moeilijker te betogen valt dat het grote kunst is. (Even terzijde: de debatten rond sensitivity reading roepen vanuit Bourdieus analyse van de organisatie van het literaire veld de vraag op waar we de activiteit van sensitivity readers vooral moeten zien: is die georiënteerd op het relatief autonome veld van de artistieke productie (en zijn de beslissingen ervan het gevolg van een logica die op dat veld gericht is) of op een breder maatschappelijk domein waarin de primair artistieke logica ondergeschikt raakt aan andere redenaties die vooral rond economisch kapitaal lijken te draaien, rond verkoopbaarheid dus. Geen idee hoe Bourdieu dit fenomeen zelf zou hebben ingeschat, maar het lijkt me alvast interessant het fenomeen vanuit zijn theorie van dichterbij te bekijken.)
Christie, Fleming en Dahl zijn geen highbrow literatuur, maar wat men in het Engels 'middlebrow' noemt. Ik vraag me af wat er zou gebeuren indien men het werk van Shakespeare zou sensitivity readen. Het protest zou volgens dezelfde logische lijnen lopen, en misschien nog groter zijn, maar de vergelijking die ik wil maken slaat niet daarop maar op de vraag waarom het bij de teksten van Shakespeare (en bij uitbreiding de anderen die ik noemde) niet gebeurt.
Ik denk dat er verschillende antwoorden op die vraag mogelijk zijn.
- Het gebeurt niet omdat die teksten niet in dezelfde mate als een economisch product worden gezien (er zijn ook geen rechthebbenden die van de royalty's genieten). Het werk van Shakespeare en de anderen die ik noemde is hoe dan ook een product voor een beperktere groep lezers, voor wie de primaire logica van de artistieke productie vooropstaat: een literaire tekst is de tekst zoals die door de auteur en enkel door de auteur geschreven is en daar blijf je van af. (O ironie: de teksten van Shakespeare zijn alvast niet volgens die logica tot stand gekomen. Ze zijn het product van een censuurcultuur, in die zin dat ze allemaal goedgekeurd zijn door een politieke, aan het koninklijk hof gelieerde instantie, 'the Master of the Revels', die erop moest toezien dat er in die stukken niets stond dat aanstoot kon geven bij de machthebbers – sensitivity readers in zekere zin zou je kunnen zeggen, al was de groep wiens gevoeligheden die moest bewaken kleiner. Als we vandaag vinden dat je van de teksten van Shakespeare moet afblijven, dan hebben we dus alvast geen historische bril op.)
- Wat ik eerder al zei, de teksten van Shakespeare staan in de tijd verder van ons af – ze zijn geen product van onze moderne maatschappij en om die reden is het ook gemakkelijker om bepaalde naar hedendaagse normen politiek incorrecte of anderszins ongevoelige elementen erin te laten staan en in een begeleidende noot te duiden als 'zo dacht men toen' (en zie eens hoeveel slimmer we vandaag zijn). De teksten van Shakespeare bevatten voldoende seksistische of racistische praat, maar niemand lijkt het zich in zijn hoofd te halen die teksten op te schonen, ook al om de volgende reden:
- Zijn teksten hebben het soort canonieke status die de teksten van Fleming, Christie en Dahl eenvoudigweg niet hebben. Hele stukken van zijn teksten kunnen door nogal wat lezers verbatim geciteerd worden, uit het hoofd, in frasen die niet alleen memorabel op zich zijn, maar ook tot het culturele erfgoed behoren. Wanneer Prospero in The Tempest zijn slaaf Caliban een 'thing of darkness' noemt, dan gaan de alarmlichten van het sensitivity reading in principe aan het knipperen: koloniaal taalgebruik dat de ander tot een ding reduceert en een huidskleur. Een minder uitgesproken variant zou ook in dit geval kunnen, alleen: dan is het Shakespeare niet meer. (Dat Dahl Dahl niet meer is wordt ook wel gezegd door sommigen, alleen: het is geen probleem van dezelfde orde.)
Ik wil in het vervolg van mijn lezing even overstappen naar andere voorbeelden van sensitivity reading, dit keer van hedendaagse literatuur en dus van levende schrijvers, waarbij de activiteit zich met andere woorden voordoet tijdens het productieproces en geen ingreep achteraf is. Het gaat in dit geval om ingrepen die gedaan worden door de auteur zelf, op vrijblijvend advies van deze sensitivity readers en al dan niet mee aangezet door uitgevers: dat is de klemtoon in vele documenten ter zake die ik heb bekeken. Ik heb ter voorbereiding van deze lezing een aantal websites bekeken van individuen en organisaties die hun activiteit als sensitivity reader aanprijzen en daarop meteen gezien dat er een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen SR die achteraf gebeurt en SR die tijdens het productieproces gebeurt, ook al is de filosofie die aan beide praktijken ten grondslag ligt dezelfde: het zoeken naar wat men dan een inclusieve manier van schrijven noemt, een taalgebruik dat schroomvallig probeert niemand voor de borst te stuiten. (Een taalgebruik, voeg ik er meteen aan toe, dat vlak is, waaruit weinig individualiteit spreekt en laat net dat twee kenmerken zijn die we niet meteen met grote literatuur associëren.)
Wat mij als literatuurwetenschapper meteen fascineerde aan een aantal omschrijvingen die ik op die sites vond is opnieuw de door Bourdieus analyse van het literaire systeem geïnspireerde vraag wat dit alles zegt over wat literatuur vandaag is en in welke richting ze evolueert. Feit is dat er in de twee varianten die ik hier onderscheid een samenspel is van artistieke, morele en economische argumenten. Bij de casussen Christie, Dahl en Fleming is er een duidelijke koppeling tussen de morele en de economische logica en de artistieke argumentatie wordt daaraan ondergeschikt gemaakt: de redenering is duidelijk dat een inclusievere aanpak (die moreel geïnspireerd is, of zo althans primair wordt voorgesteld) tot een groter publiek zal leiden, een betere verkoop dus, waarbij het risico dat de artistieke identiteit van de tekst daardoor vermindert zonder veel moeite genomen wordt omdat dat risico uiteindelijk minder groot is (of toch minder groot wordt geacht).
Bij de andere variant van het SR – waarbij de activiteit een onderdeel is van het schrijfproces – lijkt er me iets anders aan de hand: de morele drijfveer van het SR lijkt hier als het ware samen te gaan met de artistieke logica, ermee te versmelten zelfs, of misschien anders gezegd, vanuit een ‘modernistische’ kijk op de zaak: de morele logica infecteert de artistieke logica, waardoor de kunstwaarde van het kunstwerk ook verwatert. De praktijk van het sensitivity reading in zijn toepassing op nieuw werk van levende schrijvers wordt vooral gelegitimeerd vanuit de gevoelde verwachting en noodzaak om 'authentiek' te schrijven, 'authentiek' te zijn, te schrijven op grond van 'doorvoelde ervaring'. De onderliggende idee van die gedachte is dat auteurs al te vaak over dingen schrijven die ze eigenlijk niet kennen – over mensen van een andere cultuur, een ander gender, een andere economische achtergrond, een ander wereldbeeld, en dat uit die omschrijvingen vaak vooroordelen en vergissingen spreken, die al dan niet bewust kwetsend zijn voor sommige lezers.
Het is een van de problemen die Plato heeft met de dichters in zijn verbanningsbetoog in De Republiek: ze weten eigenlijk niet waarover ze het hebben en daardoor kan de literatuur ons ook niet echt iets waardevols leren; of anders gezegd: wat ze ons leert is verkeerd. Maar in plaats van zoals Plato voorstelt de dichters daarmee de mond te snoeren, gaan de sensitivity readers de dichters anders leren spreken, beter leren spreken, op een manier die minder aanstootgevend is (althans, voor een deel van het lezerspubliek) en artistiek meer verantwoord, althans: in de nieuwe kunstopvatting die zegt dat authenticiteit een na te streven artistiek doel is en die dat ideaal ook weet te koppelen aan de verwachting dat zoveel mogelijk lezers het afgebeelde ook op een niet-kwetsende manier als authentiek zullen ervaren. Het is een artistiek streven naar common sense in een wereld die buiten de kunst dat ideaal al lang lijkt te zijn verloren. Opnieuw: het is alvast niet het soort ideaal dat in een modernistische kunstlogica centraal staat: daar regeren idealen als 'eigenzinnigheid', 'idiosyncrasie', 'verbeelding' en 'fictie'. De Franse cultuurfilosoof Alain Finkielkraut vindt dat we wat dat betreft intussen in het tijdperk van de 'après littérature' zijn beland – een tijdperk waarin de waarden van de modern(istisch)e literatuur zijn opgegeven voor een in zijn ogen dwaas streven naar morele eensgezindheid.
Sensitivity reading – in de ogen van degenen die de praktijk bepleiten – verhoogt de kwaliteit van de literaire tekst. De praktijk zorgt ervoor dat de teksten beter worden, zoals ook een aantal auteurs intussen zeggen, en niet altijd de minsten: de Schotse schrijver Irvine Welsh zei bijvoorbeeld dat opmerkingen van een sensitivity reader zijn jongste roman (waarin transgender personages voorkwamen) beter gemaakt hebben. Die voorbeelden zullen blijven komen, denk ik, samen met Maarten Dessing, die onlangs in De Lage Landen schreef: 'SR gaat niet zomaar verdwijnen, hoe hard sommigen dat vandaag ook willen bepleiten'.
Op de website van Inclusive Minds, de organisatie die ook de voorstellen deed die leidden tot de nieuwe Roald Dahl-editie – het is een organisatie die zich specifiek richt op kinder- en jeugdboeken – worden sensitivity readers ook wel 'Authenticity Advocates' genoemd: pleitbezorgers van 'authenticiteit'. Dat woord staat voor het tegendeel van stereotypering, waarbij de gedachte ook is dat stereotypering vaak voortkomt uit onwetendheid – een schrijver uit de witte middenklasse zal hoe goedbedoeld ook nooit ten volle de ervaring kunnen vatten van een gemarginaliseerde, Afro-Amerikaanse jongere uit de lagere klasse. 'Authenticity Advocates' brengen in dat geval die authentieke ervaring onder woorden, omdat ze die ervaring ook uit de eerste hand kennen. Mijn punt is dat die eis naar authenticiteit niet alleen een moreel verlangen is, maar binnen deze praktijk ook een artistiek verlangen: hoe hoger de authenticiteitsfactor, hoe hoger binnen deze literatuuropvatting de artistieke waarde – indien niet voor de traditionele bewakers van literaire kwaliteit (recensenten in klassieke boekenbijlagen), dan toch voor de nieuwe bewakers daarvan, influencers op Bookstagram en BookTok.
En dat laatste brengt dan ook hier weer de economische logica binnen. Het viel me meteen op die website van Inclusive Minds of van sensitivity reader Alex Creswick op dat daar ook de overtuiging spreekt dat een inclusievere aanpak uiteindelijk ook tot meer lezers zal leiden. 'Sensitivity readers', stelt Creswick, 'can offer insights in how to make sure characters and cultures are represented authentically, fairly, and without falling into stereotype and tokenism. This almost universally results in richer, more dynamic stories that engage wider audiences.' Die laatste bijzin maakt perfect duidelijk dat de modernistische logica die ten grondslag ligt aan Bourdieus analyse van het moderne literaire veld zoals dat vorm begint te krijgen in het Frankrijk van Flaubert en zich verder ontwikkelt tijdens het grootste deel van de twintigste eeuw, intussen aan revisie toe is. Uitgevers die sensitivity readers inschakelen beogen finaal grotere verkoopbaarheid. 'It's all about the economy, stupid': het is bij sensitivity reading echt niet anders.
Lees hier de bijdragen en reflecties van Gert De Nutte, Ingrid Vander Veken, Griet Vandermassen en Eddy Bonte.
Meer van Jürgen Pieters