Kwintessens
Geschreven door Johan Braeckman
  • 494 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

23 mei 2024 Vrijzinnigheid is zoals de processie van Echternach
Een interview met Peter Deconinck, door Johan Braeckman
Peter Deconinck (°1936) en zijn vrouw Marie-Jeanne ontvangen me met karakteristieke hartelijkheid in hun huis, omringd door prachtige bomen, ergens in het Waasland. Ze kwamen er terecht na hun pensionering en vonden er rust en stilte. Eindelijk is er ook tijd om ongestoord te lezen – Marie-Jeanne zit verdiept in Alkibiades, de nieuwe turf van Ilja Leonard Pfeijffer. Ze werkte heel haar professionele leven in de media. Momenteel zet ze zich met hart en ziel in voor de vzw A Rolling Stone, die doorgangswoningen beheert voor jonge, alleenstaande en erkende vluchtelingen. Ze kunnen er verblijven tot er een geschikte woning voor hen is gevonden. Ze houdt van de stilte van hun woonomgeving, maar stil zitten is nog niet meteen aan de orde.
Peter is ondertussen 87 jaar. We blikken terug op zijn lange leven, dat grotendeels gewijd was aan de geneeskunde, in het bijzonder aan de kinderchirurgie en het geven van colleges aan studenten geneeskunde van de Vrije Universiteit Brussel.
Hij kreeg het vrijzinnige en humanistische gedachtegoed van thuis uit mee. Zijn vader was Lucien De Coninck, als hoogleraar biologie verbonden aan de toenmalige Rijksuniversiteit Gent. Hij richtte er de afdeling nematologie op, die focust op de studie van heel kleine rondwormen. Vele soorten zijn nuttig voor de landbouw, andere zijn parasieten. Hij gaf tal van lezingen over de evolutietheorie en andere wetenschappelijke thema's, maar ook over geboorteregeling, seksualiteit en het recht op zwangerschapsafbreking. Hij lag mee aan de basis van het Humanistisch Verbond. Lucien en Louise trouwden in 1933 en kregen vier zonen, allen nog in leven. Peter is de oudste. De drie andere zijn geboren in 1937, 1939 en 1945. Hun moeder studeerde lichamelijke opvoeding aan de RUG en gaf les in Gentse scholen.
JB: Ik zou graag beginnen bij je jeugd. Je groeide op in Mariakerke, bij Gent, samen met je drie broers. In een bijzonder huis, heb ik begrepen?
PD: Inderdaad. De architect was Gaston Eysselinck, die ook het postgebouw en het museumgebouw in Oostende ontwierp. Het postgebouw is nu het cultuurcentrum De Grote Post. Het huis in Mariakerke staat er nog altijd en heeft een opvallende structuur. De buurtbewoners dachten eerst dat het een instelling voor psychiatrische patiënten was (lacht). Het heeft geen verdieping en een plat dak. Mijn ouders hadden blijkbaar een modernistische smaak, wellicht waren ze geïnspireerd door huizen die ze in Nederland leerden kennen. Mijn vader werkte immers drie jaar aan de Universiteit van Utrecht alvorens zijn functie van assistent aan de RUG terug op te nemen.
JB: Je ouders waren vrijzinnig en progressief, maar vertaalde zich dat ook in jullie opvoeding? Je was een kind en een tiener in de jaren veertig en vijftig, andere tijden toch?
PD: Mijn vader, hoewel hij wellicht als student ook wel eens de bloemetjes buitenzette, hield ons tamelijk strak. Zo kwam er geen alcohol in huis en zag hij streng toe op onze studieresultaten. Ik was niet de meest nijvere student, dus ik moest geregeld een preek aanhoren. Mijn ouders trachtten ons ook intellectueel van alles bij te brengen: musea, boeken, theater, concerten enzovoort. Vooral moeder nam ons mee en stimuleerde ons om culturele ervaringen en kennis op te doen. Wat het vrijzinnige betreft, onze ouders spraken geregeld over godsdienst, atheïsme en humanisme. Ze legden ons uit waarom god zeker niet bestond en wat er fout was aan de kerkelijke moraal. De ouders en twee nonkels en drie broers van mijn vader stonden voor de klas in het lager of middelbaar onderwijs. Zijn grootvader had zich vroeger als permanent secretaris van de Belgische Onderwijzersbond levenslang ingespannen voor het vrije denken en het officieel onderwijs.
JB: Ben je op een bepaald moment zelf actief gaan nadenken over de inhoud en de fundamenten van je vrijzinnige en humanistische levensbeschouwing?
PD: In 1953 was er een tentoonstelling over de evolutionaire afstamming van de mens. Mijn vader organiseerde die, in de plantentuin van de universiteit. Mijn broers en ik hielpen daarbij en waren vaak aanwezig op de tentoonstelling. In dezelfde periode spande mijn vader zich ook in voor de oprichting van een Gentse afdeling van het Humanistisch Verbond. Dat riep bij mij het idee op om een jongerenafdeling op te richten. Daardoor ben ik zelf dieper gaan nadenken over de mens en over de grondslagen van het vrijzinnig humanisme. Ik ben er boeken gaan over lezen – onder meer van Bertrand Russell – en vaak discussieerden we met anderen over vrijzinnigheid, godsdienst, de samenleving. Samen met enkele jeugdvrienden zoals Hans Eysselinck, de jongste zoon van de architect van het huis van mijn ouders, met Jenny Walry en mijn broers, en enkele studenten van mijn vader richtten we toen de jeugdafdeling op. Onze eerste activiteiten waren muziekavonden, lezingen en debatten, een uitstap naar de Ardennen en naar andere plekken om meer te weten te komen over planten en dieren. Frank Roels kwam een jaar later ook geneeskunde studeren in Gent en maakte snel deel uit van onze groep. Hij trok enkele Antwerpse jongeren aan. Later werd hij professor anatomie. We mochten van het Willemsfonds de kelder gebruiken van het Lakenmetershuis aan de Vrijdagmarkt in Gent. In september 2023 zal Hujo zijn 70ste verjaardag vieren.
© Marie-Jeanne Maes
JB: In de jaren zestig was je een twintiger. Hoe heb je die periode ervaren? Kenners beweren dat je er niet bij was, als je er nog herinneringen aan hebt.
PD: In 1960 studeerde ik af als arts aan de Rijksuniversiteit Gent. Nadien was ik druk bezig en in 1974 vertrok ik naar Amerika. Van flowerpower en de hippiebeweging kreeg ik niet veel mee. In die zin heb ik de jaren zestig inderdaad niet meegemaakt (lacht).
JB: Wist je al vroeg dat je arts wou worden?
PD: Toen ik nog een kind was zei mijn moeder dat ik arts zou worden, maar zelf geloofde ik dat niet. Ik wist wel dat ik geen biologie wou studeren, omdat ik vond dat mijn vader veel te hard moest werken. In het laatste middelbaar besliste ik om mijn moeder haar wens op te volgen. Ik dacht dat geneeskunde me zou bevallen, het menselijk lichaam en ziekte en gezondheid. Dat interesseert toch iedereen? Ik heb achteraf wel even hard moeten werken als mijn vader.
JB: Hoe kwam je dan in de kinderchirurgie terecht?
PD: Na mijn opleiding algemene geneeskunde wou ik me verder specialiseren. In mijn laatste jaar assisteerde ik vaak bij operaties in de Gentse Bijloke, toen nog een ziekenhuis. Dat fascineerde me, wetenschappelijk en technisch. Chirurg worden was vanaf dan mijn hoop. Het betekende wel opnieuw nog eens vijf of zes jaar opleiding! De beruchte artsenstaking van 1964 doorkruiste evenwel mijn normale studieparcours. Ik weigerde te staken want voor mij was het onaanvaardbaar om patiënten niet te helpen. Gevolg: ik vond geen opleidingsplaats meer. Dat leidde ertoe dat ik op advies van de bekende artsen Guy Onghena en Guido Matton naar de Verenigde Staten trok voor mijn verdere opleiding als chirurg. Ik kwam er terecht in een universitair ziekenhuis, in het stadje Chapel Hill, in de staat North Carolina. De opleiding die ik daar kreeg was ontzettend goed, maar ook erg zwaar. We werkten meer dan negentig uur per week. We begonnen om 6 uur 's ochtends met de zogenaamde zaaltoer, om half acht stonden we in de operatiezaal, 's middags brachten we verslag uit over de operaties waarbij tientallen artsen ons vragen stelden, in de namiddag hielden we raadplegingen en daarna zaten we nog een paar uur in de bibliotheek om informatie op te zoeken die we nodig hadden voor het werk van de volgende dag. Ik was vijf jaar verbonden aan Chapel Hill. Eigenlijk vier en een half, omdat ik een half jaar terug naar België ben gekomen om supplementaire legerdienst te vervullen. Zo ontsnapte ik aan een oproep van de Amerikaanse overheid om naar Vietnam te gaan, het was toen volle oorlogstijd. Naar het einde toe van mijn opleiding in Chapel Hill geraakte ik gefascineerd door de kinderchirurgische ingrepen, vooral deze op pasgeborenen en zuigelingen. Vandaar dat ik het jaar nadien mijn opleiding als kinderchirurg in Montreal, Canada ben gaan vervolledigen. Het kinderziekenhuis aldaar telde tweehonderd bedden. Ik heb ook daar ontzettend veel geleerd.
JB: Ik kan me voorstellen dat je soms momenten van grote voldoening beleefde, professioneel. Je hebt immers levens gered, of de kwaliteit van kinderlevens sterk verbeterd. Maar ongetwijfeld maakte je ook moeilijke momenten mee?
PD: Voldoening was er zeker. Ik had in de VS geleerd om medische complicaties te vermijden. Dat is me in die dertig jaar aan de VUB als leidinggevend chirurg goed gelukt en daar ben ik blij om. Ik was ook gespecialiseerd in het behandelen van brandwonden, wat vaker voorkomt bij kinderen dan men denkt, soms met ernstige gevolgen later. Ik deed grondige theoretische kennis op in de Verenigde Staten, omdat in Vietnam veel soldaten ernstige brandwonden opliepen en er wetenschappelijk onderzoek gedaan werd naar een betere behandeling. Dat leidde onder meer tot de ontwikkeling van Flammazine, dat ik in Montreal al gebruikt had bij enkele patiëntjes. Van die kennis maakte ik gebruik in België, waar ik in 1970 vrijwel onmiddellijk aan de slag kon in het Brugmann-ziekenhuis van het Brusselse OCMW dat de ULB-ziekenhuizen beheerde. De toen nog jonge, Nederlandstalige Vrije Universiteit Brussel was er ook aan verbonden. Zo kwam ik ook terecht in de Faculteit Geneeskunde van de VUB waar ik al snel een aanstelling en een leeropdracht kinderchirurgie kreeg. Natuurlijk waren er ook lastige momenten, in de geneeskunde is dat onvermijdelijk. Soms komen er kinderen ter wereld die niet levensvatbaar zijn, of waarvan de levenskwaliteit vrijwel nihil zou zijn. Bij de gesprekken en beslissingen daarover was ik soms zijdelings betrokken. Medische ethiek kreeg zo meer en meer aandacht. Dit interesseerde me uitermate en spoedig ging ik een cursus volgen in Londen bij John Harris, auteur van boeken zoals The Value of Life. In elk ziekenhuis bestond wel een ethische commissie, maar die hield zich enkel bezig met de criteria voor wetenschappelijk onderzoek waar patiënten bij betrokken zijn. Dat leidde ertoe dat ik in de vroege jaren zeventig een ander soort ethische commissie oprichtte, die zich boog over vragen zoals wanneer het moreel raadzaam is om een behandeling te stoppen, zowel bij kinderen als volwassenen, of wie er allemaal bij zo'n beslissing moet betrokken zijn. Artsen, wetenschappers en filosofen van VUB en UGent deden toen pionierswerk, lang voor de euthanasiewet goedgekeurd werd. Overigens, wat euthanasie betreft, toen de wet in 2002 werd gestemd, ondervond ik dat ook aan de Vrije Universiteit Brussel sommige artsen zich verzetten tegen de uitvoering van euthanasie binnen ons ziekenhuis.
© Marie-Jeanne Maes
JB: Ondervond je tijdens je opleiding, in België en in de VS, moeilijkheden omwille van levensbeschouwelijke verschillen? Jij was vrijzinnig, maar je omgeving was dat in die periode wellicht grotendeels niet?
PD: Er waren zeker ideologische wrijvingen, maar dat kwam vooral door diensthoofden van katholieke signatuur die de touwtjes stevig in handen hielden. Daardoor bleven de meeste benoemingen behouden voor artsen met een katholiek profiel. Mijn vrijzinnige stempel maakte het zo goed als onmogelijk voor mij om een aanstelling te vinden aan de Universiteit Gent. Ik wil er graag op wijzen dat, in tegenstelling tot wat de clichés over de VS doen vermoeden, ik tijdens mijn jaren in Chapel Hill nooit een probleem ondervond omdat ik ongelovig was en niet naar een kerk ging. Nochtans wist men al snel dat ik atheïst was. Men vond dat wellicht enigszins verbazend, maar ik werd er nooit over aangesproken.
JB: Je hebt je, net zoals je vader, ingespannen om het vrijzinnige en humanistische gedachtegoed te verdedigen en te verspreiden. Je wees al op de oprichting van de humanistische jongeren. Zijn er nog andere engagementen waarnaar je wil verwijzen?
PD: De inzet voor de humanistische jongeren was een tijdje vrij intens. In het bijzonder samen met mijn vriend Frank Roels die ik reeds vermeldde, ben ik blijven deelnemen aan allerlei vrijzinnige activiteiten. Na de dood van mijn vader richtten we in 1991 het Fonds Lucien De Coninck op, dat zich tot op heden inspant om vrijzinnige wetenschappers en ethici dichter bij elkaar te brengen en om het humanistische gedachtegoed te verdedigen daar waar nodig. Hier mag ik wellicht ook mijn actieve deelname aan de vrijmetselarij vermelden, waarbinnen ik reeds decennialang het humanistische gedachtegoed centraal plaats. Ook voor mijn vader was de vrijmetselarij belangrijk sinds hij op 22-jarige leeftijd werd opgenomen in 'La Liberté', een Franstalige loge in Gent, aangesloten bij het Grootoosten van België (GOB). Drie jaar later was hij medestichter van 'De Zwijger' GOB, de eerste Nederlandstalige werkplaats in Gent. Ik besprak mijn wens om ook aan te sluiten met mijn vader en we beslisten ermee te wachten tot ik terug was in België. Zo komt het dat ik in 1971 lid werd van 'Branding', een jonge GOB-werkplaats, pas de tweede Nederlandstalige in Brussel. De leden waren hoofdzakelijk progressieve VUB'ers. Ik kende er niemand en ik moest mezelf elke week verplichten om naar de zitting te gaan. Maar na een drietal maanden kon ik het niet meer laten. Branding werd 25 jaar lang mijn loge. Dan ben ik overgestapt naar een Vlaamse gemengde werkplaats van 'Le Droit Humain', enerzijds om praktische redenen, maar vooral omdat het niet toegelaten was in het GOB ook samen met Zusters van bevriende loges zittingen te houden. Dat kon wel binnen 'Le Droit Humain' waar zowel mannen als vrouwen lid zijn. Maar negen jaar later ben ik opnieuw overgestapt, naar Lithos Confederatie van Loges. Ik had hard meegewerkt aan de oprichting ervan in 2006. Als maçon heb ik nu al meer dan vijftig jaar geijverd voor een betere wereld. Het doel van de vrijmetselarij is immers om enerzijds zelf een beter mens te worden, en anderzijds om bij te dragen tot een rechtvaardiger wereld, met meer vrijheid en gelijkheid, bij ons en elders in Europa en daarbuiten. We hebben daarin een ontzaglijke verantwoordelijkheid. Ook het Humanistisch Verbond heeft als doel deze idealen te helpen bereiken.
JB: Wat zijn de grote veranderingen en verwezenlijkingen voor jou, wat het humanisme betreft?
PD: Het is ongetwijfeld mede door het humanistische gedachtegoed dat we anticonceptie nu helemaal normaal vinden, dat we een abortus- en euthanasiewet hebben, dat het homohuwelijk mogelijk is, en dat er meer aandacht is voor de rechten van religieuze minderheden en voor die van vrijzinnigen. Ook in de huidige controverses omtrent transgenderissues spelen humanisten een progressieve rol. Humanisten zijn ook altijd voortrekkers geweest in de strijd tegen racisme en in het afdwingen van respect voor mensenrechten. Dat mag gerust zo nu en dan wat meer worden beklemtoond. Zonder de inzet van humanisten voor dit alles was dit wellicht nog niet gerealiseerd.
JB: Je volgt de actualiteit nog altijd op de voet, misschien zelfs meer dan vroeger, omdat er nu meer tijd voor is. Waarover ben je het meest bezorgd, wat de toekomst van de mensheid en de wereld betreft? Klimaat? Geweld? Migratie? Overbevolking?
PD: Al die kwesties houden me zeker bezig. Ik tracht me er zo grondig mogelijk over te informeren, en praat erover met vrienden, met mijn kinderen en kleinkinderen. De bevolkingstoename baart me ook zorgen, al wil ik zeker niet de indruk wekken dat ik een doemdenker ben. Ik hoor van demografen dat de bevolkingstoename niet hoeft uit te monden in een catastrofe, anders dan wat werd voorspeld in de jaren zestig en zeventig. Maar mocht de wereldbevolking met een derde kunnen verminderen, dan zou het mijns inziens beter gaan, vooral in de minder ontwikkelde landen. Ik denk dat ook migratie en het klimaat nog voor enorme problemen kunnen zorgen.
JB: Je hebt veel zien veranderen in de wetenschap en in de geneeskunde. Wat steekt er zoal bovenuit?
PD: In mijn vakgebied valt me vooral de uitwisseling van informatie op, mede dankzij het internet. De wetenschappelijke controle op de kennisverwerving en op de publicaties is ook veel verbeterd. Ik tracht de vakliteratuur nog steeds bij te houden, en de toename van de wetenschappelijke kwaliteit daarvan is onmiskenbaar. Wat technologie betreft, is het gebruik van scanners die het inwendige van het lichaam laten zien zonder dat er een ingreep nodig is, natuurlijk heel bijzonder. Ook de medicatie is ontzettend verbeterd, evenals technieken zoals immuuntherapie. Denk ook aan de genetica: een doorbraak zoals met de CRISPR-Cas9-techniek, waarmee men zeer gericht in het genetisch materiaal kan ingrijpen, is revolutionair en zal ook de geneeskunde sterk beïnvloeden. Dat bestond in mijn jonge jaren helemaal niet, op zijn best was het sciencefiction. Dergelijke doorbraken zijn zonder meer spectaculair.
JB: Welk advies zou je geven aan beginnende studenten geneeskunde?
PD: Bij mijn afscheid van de VUB in 2001 mocht ik de net afgestudeerde dames en heren artsen kort toespreken. Ik hield toen een pleidooi voor een enigszins verplicht verblijf van een jaar in een of ander ontwikkelingsland om er te helpen bij de verzorging van zieken en de gezondheidsvoorzieningen in het algemeen. Ik denk dat dit een deel zou mogen worden van het curriculum van artsen.
JB: Religie is wereldwijd nog steeds vrij dominant, ook al is het aantal kerkgangers in Europa, en zelfs in de Verenigde Staten, sterk gedaald. Maar de islam, zelfs de conservatieve strekking ervan, heeft nog steeds een greep op miljoenen, zelfs honderden miljoenen mensen. Ook de impact van het christendom, in het bijzonder de protestantse en evangelische stromingen, blijft zeer groot. Ik denk bijvoorbeeld aan de rol die ze in de verkiezing van Donald Trump tot president speelden. Ook het oosters-orthodoxe christendom is zeer invloedrijk, zie de rol van de kerk in Rusland, en hoe ze de oorlog tegen Oekraïne steunt. Hoe zie jij dit verder evolueren?
PD: Het is zoals de processie van Echternach. Vrijzinnigen gaan een paar stappen vooruit, maar daarna ook weer eentje achteruit, omdat de religieuze invloed inderdaad sterk aanwezig blijft. Denk ook aan de rol die het Vaticaan nog steeds speelt binnen de Europese unie. Vele Europese politici zijn katholiek, en dat zie je vaak opduiken in politieke discussies en in wetgevingen omtrent bio-ethische thema's.
JB: Heeft het huidige vrijzinnig humanisme blinde vlekken? Kansen die men laat liggen?
PD: Ik denk dat blinde vlekken onvermijdelijk zijn. Je ziet alleen dat waarover we iets vernemen. Daarom is het belangrijk dat humanisten en humanistische organisaties trachten zo goed mogelijk geïnformeerd te zijn over wat er omgaat in de wereld. Van vele onaanvaardbare toestanden zijn we soms lange tijd niet op de hoogte.
JB: Wat staat er nog op je persoonlijke agenda?
PD: Ik ben nu 87, dus het is begrijpelijk dat ik me afvraag hoelang ik nog fysiek en mentaal gezond zal blijven. Maar als dat nog een tijdje lukt, dan wil ik me blijven inspannen om mensen te laten nadenken over thema's die me reeds mijn hele leven bezighouden, en die in essentie over het welzijn en de autonomie van zoveel mogelijk mensen gaan. Alles wat de democratie en het goede samenleven bevordert, probeer ik te steunen. Heel concreet span ik me samen met Marie-Jeanne ook in voor de vzw A Rolling Stone. Samen met de andere vrijwilligers trachten we jongeren die uit de ellende zijn weggevlucht een mooie toekomst te bieden.
JB: Ik dank u zeer voor dit gesprek en wens jullie samen nog vele mooie jaren.
(9 augustus 2023)
Kwintessens
Voormalig hoogleraar wijsbegeerte, auteur en lid van de humanistische denktank Kwintessens
_Johan Braeckman -
Meer van Johan Braeckman

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws