9 juli 2019
Dankwoord door Johan Braeckman, laureaat PVH 2019
Dames en heren, als ik u zeg dat het mij een groot genoegen is om de Prijs Vrijzinnig Humanisme 2019 te mogen ontvangen, dan bent u wellicht niet zeer verrast. Hoe zou het anders kunnen? Ik ben, vanzelfsprekend, heel erg blij met deze bijzondere erkenning. Het zou absurd zijn om het tegendeel te beweren. Tegelijkertijd voel ik me er ook wat onwennig bij, zeker in acht genomen het namenlijstje van de eerdere laureaten. Maar ik kan natuurlijk moeilijk beweren dat de jury dit jaar heeft geblunderd. Zelfs al zou dat juist zijn, wat ik des avonds wanneer ik wat weemoedig slapen ga wel eens durf te denken, zou het toch zeer onaardig zijn naar de jury toe. U begrijpt: laureaat zijn van deze prijs zette me aan het denken, meer bepaald over mezelf, en over mijn drijfveren, mijn waarden, mijn doelstellingen en intenties. Wat heb ik gedaan om deze prijs te verdienen? Een mens, zo vermoed ik toch, leidt normaliter geen leven met het oog op het winnen van prijzen, tenzij je Eddy Merckx of Ronaldo bent misschien. Maar over de jaren en decennia heen, doe je van alles en nog wat, en zonder dat je er erg in hebt, kom je in het vizier terecht van de – naar verluidt zeer strenge, maar rechtvaardige – jury die de Prijs Vrijzinnig Humanisme 2019 toekent. Ik voel en zie mezelf al decennialang als vrijzinnig en humanist. Maar waar staat dat eigenlijk voor, en hoe ga ik daar persoonlijk mee om?
Er zijn de voor de hand liggende aspecten. Zo heb je als vrijzinnige de bewijzen voor het bestaan van een of meerdere goden gewikt en gewogen, en te licht bevonden. Je bent gewoon één god verder gegaan dan de doorsnee monotheïst. Die laatste gelooft in geen enkele van de tienduizenden goden die ooit zijn bedacht, behalve in één – over het algemeen diegene die hij leerde kennen tijdens zijn kinderjaren. Vrijzinnigen verwijzen ook dat ene almachtige, algoede, alwetende en fataal ook logisch contradictorische hersenspinsel naar het godenkerkhof dat we mythologie noemen.
Verder ga je er als humanist van uit dat mensen het goede kunnen verwezenlijken zonder hulp van bovenaf. Sterker nog: ze kunnen het zelfs beter zonder die hulp. Het is misschien nog te vroeg om het empirisch duidelijk te maken op een manier die boven alle twijfel verheven staat, maar toch. Sommige landen, waaronder België, beleven momenteel een sociologisch experiment dat zijn weerga in de geschiedenis niet kent. Religie is de voorbije decennia meer en meer losgekoppeld van alles wat maatschappelijk van belang is, en wat blijkt: we doen het beter dan ooit. Vóór de pessimisten onder jullie me de oren wassen: neen, lang niet alles is perfect, en ja, er is nog ontzettend veel werk aan de winkel en we kunnen onze verworvenheden ook weer snel verliezen. Maar op vele vlakken is er wel degelijk en onmiskenbaar vooruitgang geboekt. Er zijn politieke en andere doemdenkers die er belang bij hebben om ons van het tegendeel te overtuigen, maar de feiten zijn nu eenmaal wat ze zijn. De levensverwachting is gestegen, net zoals het respect voor mensenrechten. De misdaadcijfers zijn gedaald, de kwaliteit van de medische zorg is toegenomen. Er is nu minder racisme dan pakweg in de jaren zeventig en tachtig, de decennia waarin ik opgroeide. Enzovoort. Ik weet dat lang niet iedereen dit zo percipieert of aanvoelt, en dat is een ernstig probleem. Onze intuïties en buikgevoelens, vaak versterkt door anekdotiek, gaan soms lijnrecht in tegen droge statistieken en nuchtere feiten, maar dat maakt die laatste daarom niet minder waar.
Natuurlijk wil ik niet beweren dat het afkalven van religie rechtstreeks verantwoordelijk is voor de verworvenheden van de voorbije decennia. Het is nu eenmaal erg moeilijk om aan te geven wat causaliteit, correlatie en ruis is, in dergelijke uitermate complexe gegevens. De vooruitgang is overigens niet beperkt tot Noord- en West-Europa. Wereldwijd zien we verbetering, ook in landen waar religie nog steeds sterk staat, al is het niet zo duidelijk wat dat dan precies betekent, 'religie die sterk staat'. Maar hoe dan ook, zouden we in België abortus- en euthanasiewetten hebben zonder de voortschrijdende secularisering en ontkerkelijking die zich de voorbije decennia voordeed? Zouden homo's mogen trouwen? Zou onderzoek op embryo's mogelijk zijn? En, wil ik er graag aan toevoegen, zou wat men godsdienstvrijheid noemt even sterk gegarandeerd zijn zoals dat in ons land het geval is?
Hoe we al die data en gegevens ook willen interpreteren, de landen waar de vrijheid van levensbeschouwing het sterkst verankerd is, maar waar tegelijkertijd de secularisatie, in de betekenis van de scheiding tussen religie en overheid, de grootste vanzelfsprekendheid kent, zijn ook de beste landen om in te leven. Naar verluidt heerst er in de hemel peis en vree, ongetwijfeld omdat iedereen daar zijn religie voor zichzelf houdt.
Het sociologisch experiment dat nu in meerdere landen al decennia aan de gang is, dwingt ons om te expliciteren wat we onder vrijzinnig humanisme kunnen verstaan, en hoe zich dat concreet vertaalt in individuele levens en in het maatschappelijk samenzijn. En hier wordt het misschien minder evident. Natuurlijk, we staan voor zelfbeschikking, solidariteit, redelijkheid, rationaliteit, respect, tolerantie, schoonheid, vrijheid, verantwoordelijkheid, levenslust, zingeving, rechtvaardigheid, gelijkheid, vooruitgang en vele andere positieve waarden en doelstellingen. Hoe zou het anders kunnen? Maar wat betekent dit alles, in het echte leven? Hoe ver gaat, bijvoorbeeld, onze tolerantie? Vrijzinnigen zijn bij uitstek de verdedigers van het vrije denken en het autonome leven, maar houdt dat ook in dat we een vrijheid-blijheid-houding aannemen tegenover onverdraagzame aspecten van religies en ideologieën? Moeten we tolerant zijn ten aanzien van de intoleranten in onze samenleving? Als humanist heb ik het daar behoorlijk moeilijk mee. Echte vrijheid van levensbeschouwing bijvoorbeeld, houdt ook in dat elk individu de vrijheid heeft om er afscheid van te nemen zonder dat daar familiale of groepspsychologische sancties tegenover staan. Zolang mensen gedwongen worden om zich te plooien naar het gedachtegoed en pakweg de kledingvoorschriften van om het even welke religie, kan mijn verdraagzaamheid moeilijk ten volle authentiek zijn. Vrijheid van levensbeschouwing is maar zinvol als ze ook de mogelijkheid garandeert om van levensbeschouwing te veranderen.
Of, om een ander voorbeeld te geven, hoe vullen we precies de scheiding tussen religie en overheid in? Streven we naar maximale neutraliteit, of zien we er geen graten in dat pakweg een politieman of rechter toont wat zijn of haar religie is? Ik vind dat laatste eerder lastig, alleen al omdat ik niet goed inzie hoe men dan het vermoeden van partijdigheid kan voorkomen. En hoe willen we een begrip als rationaliteit invullen? Moeten humanisten voor alles en nog wat een evidence-based benadering vooropstellen? Ik ken behoorlijk wat mensen in mijn omgeving die zich daarvan distantiëren, en al snel geneigd zijn om een streven naar rationaliteit ‘sciëntistisch' of 'reductionistisch' te noemen, wat dat ook mag willen zeggen. Sommigen zijn zelfs van mening dat rationaliteitsidealen fataal op een illusie berusten, aangezien de mens nu eenmaal gedetermineerd is tot falen, tot blunderen en tot het maken van foute keuzes. We zullen, zo hoor je dan, altijd de slaaf zijn van ingebakken irrationalisme, onvermijdelijk naar de pijpen dansen van het ontoegankelijke onderbewuste, of onontkoombaar het slachtoffer zijn van onze genetisch gedetermineerde neiging tot geweld en ander idioot gedrag. Sommigen verklaren ons gedoemd om tot in lengte der dagen ongelukkig te zijn; tot het bouwen van utopische luchtkastelen, of tot het voor eeuwig verstrikt zitten in maatschappelijke en economische machtsstructuren waaruit geen ontsnappen mogelijk is. We zijn volgens dit soort opvattingen in wezen niet veel meer dan stuurloze bootjes op een woelige en onbegrijpelijke zee. Redelijkheid en autonomie zouden slechts illusies zijn. De postmoderne meesters van het wantrouwen maakten, zo gaat de gedachtegang dan verder, komaf met de basisvoorwaarde voor de verdere realisatie van de verlichtingsidealen, met name een mensbeeld dat vertrouwen heeft in humaniteit, objectiviteit en redelijkheid. Hoe men dit alles zo stellig weten kan, is op zich een interessant mysterie. Het pessimistische en blijkbaar helemaal ware uitgangspunt dat stelt dat redelijke en betrouwbare kennis onbereikbaar is, bijt zichzelf immers nogal stevig in de staart. Hoe dan ook, zelf geloof ik er allemaal niet veel van. Ik ben trouwens ook niet erg onder de indruk van het zichzelf tegensprekende scheldwoord verlichtingsfundamentalisme, dat bedacht werd om diegenen die geloven in de kracht van het rationalisme, het belang van secularisme en de mogelijkheid tot vooruitgang, in de hoek te duwen van de dwazen en fanatici. Als de verlichtingsidealen fundamentalistisch kunnen zijn, dan is kaalheid ongetwijfeld een nieuwsoortig kapsel.
Het is natuurlijk zonneklaar dat mensen feilbare wezens zijn, die zich makkelijk vergissen, die op quasinatuurlijke wijze tot opvattingen komen die niet stroken met de feiten en die drogredenen gebruiken om foute opvattingen te verdedigen. Niemand is daar vrij van, ook verstandige mensen niet: die zijn immers beter in staat om slimme argumenten te bedenken om hun vooroordelen en misvattingen te ondersteunen. Iedereen kan in cognitieve valkuilen terechtkomen. Maar weten we dit alles niet net dankzij het gebruik van de rede? Is het niet net dankzij de evidence-based benadering, en door het voortdurende gebruik en bijschaven van de wetenschappelijke methodes dat we inzicht verwerven in de wijze waarop ons denken en handelen de mist ingaat? Net dankzij het gebruik van de rede, kunnen we haar beperkingen inzien en die overstijgen. Dit lijkt me een cruciaal element te zijn in de betekenis van het hedendaagse vrijzinnig humanisme. Er zijn ongetwijfeld meerdere humanismen, maar een humanisme dat het vertrouwen in de rede opgeeft, geeft meteen ook alle andere idealen op.
Verder zijn velen van mening dat rationaliteit gebalanceerd moet worden met emotionaliteit, of empathie of inleving, of hoe men het ook noemen wil. Maar rationaliteit staat niet tegenover emoties of empathie, maar tegenover irrationaliteit. Uiteraard zijn onze emoties een fundamenteel aspect van wat het betekent om een mens te zijn. Ik zou zelfs, met Jansen en Janssen, nog meer zeggen: emoties zijn een cruciaal onderdeel van mijn mensbeeld. Zonder emoties zouden we geen motivaties, geen verlangens, noch doelstellingen hebben. Zo maken humanisten zich, dankzij hun emoties, kwaad over allerlei vormen van onrecht. Maar het is dankzij de rede dat we kunnen wikken en wegen of onze kwaadheid terecht is, en of ze op het juiste doelwit is gericht. Daarom is bijvoorbeeld de recent ontwikkelde beweging die streeft naar 'effectief altruïsme' bij uitstek humanistisch. Het doel ervan is het bestrijden van armoede, onwetendheid en ongelijkheid, en dus van het verbeteren van de levenskwaliteit van zoveel mogelijk mensen. Maar we kunnen dat doel niet bereiken door zogenaamde 'random acts of kindness', of door het doneren aan welmenende projecten, hoe sympathiek dat misschien ook klinkt. Als humanist, kortom, wil ik niet zomaar een mens van goede wil zijn. Van de mogelijke positieve bijdragen die ik kan leveren, wil ik diegene doen waarvan ik weet dat ze aantoonbaar in de beste effecten resulteren. Bijgevolg is er wetenschappelijk onderzoek nodig dat mij informeert over welke wegen ik moet inslaan om mijn humanistische idealen te realiseren. We kunnen dit veralgemenen: humanisten bij uitstek kunnen een voortrekkersrol spelen in 'evidence-based living'. We zijn immers niet gehinderd door dogma's of onveranderlijke tradities, evenmin door sacrale en onaantastbare teksten, noch door opinies van voornamelijk mannen die menen dat ze onfeilbare spreekbuizen zijn van onzichtbare, bovennatuurlijke krachten.
Het is overigens niet zo, anders dan wat velen lijken te denken, dat we geen richtsnoeren of leidraden hebben. We komen niet bepaald uit de lucht gevallen, en dit in meerdere betekenissen. De bronnen die ons inspireren zijn rijk en divers: van de Griekse atomisten en epicuristen tot Pico della Mirandola en Montaigne, van Spinoza tot Thomas Paine, van Mary Wollstonecraft tot Simone de Beauvoir, van Kurt Vonnegut tot Stephen Fry. We zijn in zeer goed gezelschap, en we zijn met velen. En we doen het helemaal niet slecht, wel integendeel. Het minste dat we kunnen zeggen is dat we geen haat verspreiden, geen terreurdaden plegen, en geen andere mensen of culturen verplichten om onze opvattingen over te nemen, zelfs onze kinderen niet. Onze basisopvattingen, waarden en idealen hebben geen nood aan newspeak of propaganda, noch aan een leger of een dictator. Ze zijn intrinsiek waardevol en resoneren uit zichzelf met eenieder die gelooft in de mens en de mensheid. Sla me hier niet om de oren met de Wikipedia- en andere lijsten van genocides en misdaden tegen de menselijkheid. Ik ken ze, ik betreur ze en ik denk er nagenoeg elke dag over na. Sta me toe erop te wijzen dat er geen Wikipedia-pagina van daden vóór de menselijkheid bestaat, om de eenvoudige reden dat het onbegonnen werk is om ze allemaal op te lijsten. Bovendien: we staan er nauwelijks bij stil. We vinden het volkomen normaal dat mensen zich op een moreel positieve wijze gedragen tegenover elkaar. Ons brein, om begrijpelijke evolutionaire redenen, is bevooroordeeld richting immoreel gedrag. Net omdat het uitzonderlijk is, lezen we overwegend krantenkoppen met negatief, beangstigend en waarschuwend nieuws. 'Drugsverslaafde twintiger berooft jogger in het park' haalt het journaal, maar 'tiener helpt bejaarde veilig de straat oversteken' niet.
Als vrijzinnig humanisten staan we er alleen voor, toch vanuit theologisch perspectief. We verwachten geen hulp of goede raad van bovenaf. Evenmin gaan we ervan uit dat de onverschilligheid van de kosmos ten aanzien van pijn, lijden en onrechtvaardigheid in een volgend leven wordt rechtgezet. This is it. Wie geluk heeft, ervaart zeven à acht decennia wat het betekent om een bewust, ervarend, doelgericht, voelend, denkend, emotioneel en handelend leven wezen te zijn. Het is kwetsbaar, beperkt, vluchtig en vergankelijk. Maar tegelijkertijd, hoe onwaarschijnlijk bijzonder is het om, ook al is het maar voor een poosje, zo'n uitermate complexe samenstelling van miljarden maal miljarden in sterren geboren atomen te zijn! Wie dit goed tot zich laat doordringen, heeft geen nood aan een imaginair troostdekentje of aan confessionele fopspenen voor volwassenen. Om Douglas Adams te parafraseren: ik heb geen elfjes of kaboutertjes in mijn tuin nodig om hem mooi te vinden en er graag in te vertoeven, in mijn eentje of in gezelschap. Overigens, we staan er vanuit het perspectief van de kosmos misschien alleen voor, maar we hebben uiteraard elkaar. Ik ben daar alle dagen blij en dankbaar om.
We moeten ons bijzonder gelukkig prijzen dat de zin van het leven niet extern aan ons kan bestaan. Zoals de fysicus Steven Weinberg zei: 'Hoe beter we het universum begrijpen, hoe duidelijker het wordt dat het zonder zin of betekenis is'. De kosmos is niet geschapen met het oog op onze ontwikkeling. We zijn een schitterend ongeluk in een universum dat voortkomt uit blinde, zin- en richtingloze wetmatigheden. Er zit geen ontwerp, noch een richting, intentie of doel in het heelal. Waar velen denken dat dit onvermijdelijk tot nihilisme moet leiden, zien humanisten net kansen en mogelijkheden. Hoe geweldig is het dat we de zin van ons leven zelf mogen en kunnen bepalen. Niet de zin van hét leven, maar de zin van ons leven en samenleven. Net de existentiële absurditeit van het bestaan, is de voedingsbodem om er iets moois van te maken. Dankzij de volstrekte afwezigheid van bovennatuurlijke bijsluiters, wordt echte levenskunst mogelijk. Humanisme betekent onder meer het streven naar goedheid, schoonheid en waarheid zonder de angst voor straf of de belofte op een beloning als motivatie. De opvatting dat moraliteit onbestaande is zonder godsgeloof is nog steeds populair. Als god niet bestaat, is alles toegelaten, dat soort nonsens. Als diegenen die zo redeneren dit werkelijk menen, laat ons dan hopen dat ze nooit afvallig worden, of ze beginnen onmiddellijk te plunderen, verkrachten en moorden.
Het stemt me vaak treurig als ik eraan denk hoeveel intelligentie en creativiteit de mensheid de voorbije millennia verspilde aan de ontwikkeling van waanbeelden over het bestaan en de aard van de goden; aan speculaties over die goden hun wensen en verlangens omtrent het leiden en inrichten van het menselijk leven; aan alle tijd en energie die besteed is om hen gunstig te stemmen. Het zou allemaal acceptabel zijn mocht er iets tegenover staan, maar dat is helaas niet het geval. Voor geen enkel wezenlijk probleem waar de mensheid mee te kampen heeft, kunnen we van religieuze tradities een oplossing verwachten. Het klinkt misschien hard, maar het is niet anders. Integendeel, religie houdt feitelijke en morele illusies in stand of vermenigvuldigt ze. Is het bijvoorbeeld niet volkomen absurd – ik zou bijna zeggen: hemeltergend – hoe obsessief de religieuze weerstand tegen homoseksualiteit nog steeds is? In minstens tien landen, niet toevallig landen waar de strafwet samenvalt met de sharia, riskeren homo's nog steeds de doodstraf. In wezen is homoseksualiteit natuurlijk moreel volkomen neutraal, net zoals een voorkeur voor bloemkool ten koste van broccoli moreel irrelevant is. Socrates gaf zijn volgelingen, allemaal mannen, de raad om zeker te trouwen. Immers, zo zei hij: 'Als je een goede partner treft, word je gelukkig, en anders word je een filosoof'. Welnu, als we het vanzelfsprekend vinden dat hetero's alle kansen moeten krijgen om filosoof te worden, waarom zouden we homo's die mogelijkheid dan onthouden?
Tot slot. Ik klink – en ik ben – vrij optimistisch over de toekomst van het vrijzinnig-humanistische gedachtegoed. We hebben de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens aan onze kant, evenals de wetenschappelijke methodes en verworvenheden, de basisaspecten van de democratie, de positieve emoties en de beste cognitieve aspecten van ons hele psychologische palet. Maar ik wil niet zeggen dat de eindmeet reeds in zicht is. Ik denk overigens niet dat er echt een eindmeet bestaat. Zolang er mensen zijn, zullen er mogelijkheden zijn tot verbetering en verfijning, tot het overstijgen van dwaasheid en agressie, tot het vermeerderen van kennis en schoonheid. Er is nog veel obscurantisme, onrecht en ondraaglijke ongelijkheid in de wereld. Ons financieel en economisch bestel, net zoals de maatschappij en onze persoonlijke levens, lijken soms op hol geslagen. Mensen zijn en blijven kwetsbaar voor irrationalisme en plooien nog steeds bijna instinctief terug op tribale pseudozekerheden en simplistische wij-zij tegenstellingen. De humanistische waarden worden nog lang niet universeel gewaardeerd, en vrijzinnigheid als erkende levensbeschouwing is nog altijd in vele landen een verre droom. Er zijn, ook in ons land, dagelijks kinderen die naar school gaan met een lege brooddoos. Als we als humanisten daarvan niet wakker liggen, waarvan dan wel? Het lijkt me overigens evident dat iedereen, ongeacht welke levensbeschouwing men aanhangt, daarvan wakker ligt of in elk geval zou moeten liggen. Ondanks de vele inhoudelijke verschillen die er zijn tussen het humanisme en andere levensbeschouwingen, en uiteraard tussen alle religies onderling, ben ik er als humanist toch fundamenteel van overtuigd dat samenwerking mogelijk is om fundamentele kwesties zoals het probleem van de lege brooddoos aan te pakken en op te lossen.
Neen, nog lang niet alles is zoals het zou moeten zijn. Maar de kaars is aangestoken. Zelfs al gaat het op vele plaatsen slechts om een klein vlammetje, er is licht in de duisternis. Sterker nog, hoe donkerder de ruimte waarin de kaars brandt, hoe meer licht ze geeft. Hoe meer we zien, hoe minder vrees, bijgeloof en misverstanden, en hoe meer inzicht, communicatie, begrip en wijsheid. In de allerlaatste strip die Bill Watterson tekende, zegt de zesjarige Calvin tegen zijn tijgerknuffel Hobbes: 'It's a magical world, Hobbes, ol' buddy … Let's go exploring!' En weg zijn ze, samen dolgelukkig op hun slee in de sneeuw. Als humanist wens ik u allen de kunst toe om de wereld voortdurend als magisch te ervaren en het verlangen om hem dagelijks te willen onderzoeken en doorgronden.
Ik dank het Humanistisch Verbond van harte voor de erkenning van mijn bezigheden en u allen voor uw aandacht.
© Jessica Van Sintruyen
Klik hier voor een uitgebreide terugblik op de uitreiking van de Prijs Vrijzinnig Humanisme 2019.
Meer van Johan Braeckman