Kwintessens
Geschreven door Jan Willem De Waele
  • 73 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

6 december 2025 Mannelijkheid, jongens en de groeiende onderwijskloof
De achterstand van jongens in het onderwijs, met name tijdens de puberteit, kan niet volledig worden verklaard door motivatie of intelligentie alleen. Evolutionaire en biologische factoren bieden waardevolle inzichten.
_Waarom mannen en vrouwen anders kiezen: de logica van de ouderschapskost
De theorie van Ouderlijke Investering (Parental Investment Theory, PIT) uit 1972 van de Amerikaanse evolutiebioloog Robert Trivers verklaart waarom mannelijke en vrouwelijke organismen vaak verschillend gedrag vertonen in voortplantingsstrategie, partnerkeuze en ouderzorg. Het biedt bij de mens een interessant kader om het verschil in schoolprestaties vanaf de puberteit te begrijpen.
In die evolutionaire theorie slaat ouderschapsinvestering op alle tijd, energie en risico’s die een ouder investeert in het voortbrengen én grootbrengen van nakomelingen, waardoor die ouder ipso facto minder tijd overhoudt voor andere nakomelingen.
_Gedragsdimorfisme en asymmetrische voortplantingskosten
Dit verschil in investering leidt tot seksueel dimorfe gedragsverschillen: het geslacht dat meer investeert per kind wordt kieskeuriger in partnerkeuze, terwijl het geslacht dat die ‘kostprijs’ niet moet dragen ('minder investeert’) harder concurreert om toegang te krijgen tot de investerende sekse.
Deze asymmetrische voortplantingsinvestering vertoont aanzienlijke variatie tussen diersoorten. Bij het zeepaardje bijvoorbeeld is goed gedocumenteerd dat juist het mannetje de door het vrouwtje in een broedbuidel gedeponeerde eitjes uitbroedt en daardoor de grootste investering in ouderlijke zorg levert. Het vrouwtje daarentegen tracht haar reproductieve succes te maximaliseren door haar relatief goedkope eitjes bij meerdere mannetjes onder te brengen.
Bij de mens is deze situatie omgekeerd: de vrouw draagt de primaire reproductieve lasten, waaronder zwangerschap, lactatie en een aanzienlijk aandeel in de vroege ouderlijke zorg. Deze processen maken dat de 'kost’ van een eicel, zowel biologisch als energetisch, uitzonderlijk hoog is. Daardoor is een mislukte reproductiepoging voor de hoog-investerende sekse relatief kostbaar. Mannelijke gameten (zaadcellen) daarentegen worden tegen minimale fysiologische kosten en in grote aantallen geproduceerd. Precies daardoor kunnen mannetjes hun reproductief succes vergroten door meerdere, diverse partners te bevruchten, aangezien elke extra copulatie voor hen nauwelijks bijkomende biologische kosten inhoudt, zeker wanneer ze relatief weinig betrokken zijn bij de zorg voor nakomelingen — al is dit bij de mens doorgaans in mindere mate het geval. 
Die asymmetrie vormt een belangrijk evolutionair uitgangspunt voor verschillen in seksuele strategieën tussen de geslachten. Deze neigingen zijn echter niet deterministisch: omgeving, opvoeding en cultuur blijven mede richtinggevend.
_Branie, competitie en concurrentie: puberjongens willen meisjes imponeren
PIT stelt dat het geslacht dat minder investeert in nakomelingen – bij mensen gemiddeld de man – sterker onderhevig is aan intrasexuele competitie en risicogedrag. Dit betekent dat jongens tijdens de puberteit, wanneer testosteronpieken optreden, een biologische aanleg hebben om status na te streven, risico’s te nemen en kortetermijnbeloningen te prefereren (stoer doen om status te verwerven en om meisjes te imponeren) boven langetermijninvesteringen zoals schoolprestaties. Bij meisjes komen selectieve sociale strategieën en langere­termijnplanning sterker naar voren. 
_Biologisch geprogrammeerd gedrag, puberteit en hersenrijping
Tijdens de puberteit versterken hormonale pieken, met name van testosteron, deze evolutionair gevormde strategieën. Tegelijk speelt het verschil in timing van puberteit en hersenrijping een cruciale rol. Bij meisjes start de puberteit gemiddeld twee jaar vroeger, en daardoor bereikt hun frontale kwab – verantwoordelijk voor de executieve functies – sneller een functioneel rijper stadium. Die executieve functies omvatten mentale vaardigheden die iemand helpen om doelgericht te plannen, de aandacht te sturen, impulsen te beheersen en flexibel te reageren op veranderingen. Je kunt ze zien als de 'regiefuncties’ van je brein die je gedrag en denken organiseren. 
Meisjes beschikken gemiddeld vroeger over stabielere executieve functies, wat hen een structureel voordeel geeft in een schoolsysteem dat sterk leunt op planning, zelfdiscipline, langdurige aandacht en gedragsregulatie. Jongens daarentegen komen pas later in een fase waarin deze functies voldoende ontwikkeld zijn, terwijl hun testosteronpiek juist hun neiging tot competitie, statusverwerving en exploratiegedrag vroeger versterkt. Ze bereiken een volgroeide frontale kwab gemiddeld 1 à 2 jaar later dan meisjes. Het resultaat is dat hun natuurlijke gedragsstijl slechter aansluit op de eisen van klassikaal onderwijs.
_Mannelijke competitie in moderne contexten en de onderwijsmismatch
Het hedendaagse onderwijsmodel beloont vooral eigenschappen waarin meisjes gemiddeld vroeger rijpen: taligheid, langdurige aandacht, sociale afstemming, conflictvermijding, goede planning en gedragsregulatie. Hierdoor ontstaat een structurele mismatch tussen wat het onderwijs vraagt en wat jongens gemiddeld spontaner aanbieden. 
De hedendaagse schoolomgeving is bovendien sterk talig, langdurig zittend, gericht op samenwerking, conformiteit en lange­termijnplanning. Juist op deze domeinen, waar meisjes biologisch en qua maturiteit eerder in het voordeel zijn, blijven jongens op school vaker achter. 
Puberende jongens functioneren beter in contexten waarin competitie, korte prestatiecycli, fysieke activiteit, experimenteerruimte en duidelijke hiërarchieën aanwezig zijn. Jongens dagen elkaar nu eenmaal graag en ostentatief uit. Wanneer hun impulsieve energie en competitieve gedragsstijl in een schoolomgeving structureel wordt ervaren als 'ongepast’, 'gebrek aan concentratie’ of 'deficiënt’, kan een cumulatief demotivatieproces ontstaan. Tegelijkertijd speelt mee dat het lerarenkorps steeds meer vervrouwelijkt: in gewoon secundair onderwijs bestaat het leraarkorps (volgens het Statistisch Jaarboek van het Vlaams Onderwijs, schooljaar 2023–2024) voor 38% uit mannen en 62% uit vrouwen. Daardoor krijgen de meeste leerlingen – inclusief jongens – vooral les van vrouwelijke leerkrachten. Dit kan het gevoel versterken dat school 'meer iets voor meisjes is’ en bij jongens de indruk wekken dat hun natuurlijke manier van functioneren eerder een probleem dan een competentie vormt. 
De gevolgen zijn wijdverbreid en goed gedocumenteerd: jongens blijven vaker zitten, haken disproportioneel af bij overgangsmomenten, stromen vaker uit naar technische en beroepsoriëntaties zonder dat dit altijd een positieve keuze is, en zijn steeds minder vertegenwoordigd in de hogere onderwijslagen. Universiteiten zien al jaren een dalende instroom van mannen, en in het doctoraatstraject is de ondervertegenwoordiging opvallend: het aandeel mannelijke doctorandi neemt in verschillende disciplines jaar na jaar af. 
Zo beschrijft Richard Reeves (Of Boys and Men, 2023) hoe het aandeel doctoraatsdiploma’s dat naar mannen gaat, daalde van 73% in 1980 tot ongeveer 43% in 2022 — een fenomeen dat hij omschrijft als 'male stagnation in doctoral programs’, met als huidige verhouding ongeveer 43% mannen tegenover 57% vrouwen.
Dit alles is geen gevolg van een intelligentieverschil, maar van een onderwijsstijl en -structuur waarin jongens te weinig aansluiting vinden.
_Een evolutionair geïnformeerde kijk op de onderwijskloof voor jongens
De mismatch tussen de neiging van jongens tot competitie en het schoolsysteem dat vooral samenwerking, verbale competentie en gehoorzaamheid beloont, kan worden gezien als een moderne variant van evolutionaire gedragsverwachtingen die botsen met culturele instellingen.
Voor onderwijsbeleid betekent dit geen bevestiging van stereotypering, maar de opdracht om ontwikkelingsverschillen serieus te nemen. Jongens moeten hun energie, competitie en ritme kunnen inzetten zonder voortdurend als 'probleemgeval' te worden gecodeerd. Meisjes moeten tegelijk alle ruimte krijgen hun sterke voorsprong in taligheid, planning en sociale afstemming te benutten. De huidige onderwijskloof is dan ook geen toeval, maar een voorspelbare botsing tussen een uniform schools model en uiteenlopende ontwikkelingspaden. Gelijkberechtiging vraagt soms om ongelijke benadering — een systeem dat zich aanpast aan menselijke diversiteit, niet omgekeerd.
_Kortetermijnbeloning versus schoolinvestering
In lijn met PIT kiezen jongens vaker voor strategieën die onmiddellijke status of erkenning opleveren. Wanneer school weinig directe beloning biedt, zoals bij negatieve feedback of gebrek aan mannelijke rolmodellen, verschuiven zij naar kortetermijnplanning gericht op peer-status, fysieke prestaties of risicogedrag. Testosteron versterkt deze voorkeur, wat verklaart waarom juist in de puberteit de onderwijskloof groter wordt.
_Besluit: Een evolutionair kompas voor onderwijsbeleid
De evolutionaire oorsprong van de onderwijskloof leert dat verschillen niet verdwijnen door ze te ontkennen, maar wel beheersbaar worden wanneer we ze begrijpen. De problemen van jongens in het onderwijs zijn geen individueel tekort, maar een misfit tussen diepgewortelde gedragsneigingen en een schoolsysteem dat vooral één ontwikkelingsprofiel beloont.
Het is belangrijk te benadrukken dat vrouwelijke leerkrachten uiteraard even goed in staat zijn om jongens positief te begeleiden; het gaat er vooral om de leeromgeving en pedagogische aanpak af te stemmen op verschillende gedrags- en leerstijlen. Door bewust ruimte te bieden voor competitieve uitdagingen, actieve werkvormen en duidelijke structuur, kunnen scholen de energie en talenten van jongens positief kanaliseren en hen helpen hun competenties optimaal te ontwikkelen.
De kernopdracht voor beleid en pedagogiek is eenvoudig maar dringend: maak het onderwijs flexibeler en stem het curriculum beter af op verschillende rijpingstrajecten.  Door het systeem te hervormen — en niet de kinderen — kan de kloof duurzaam worden gedicht en kan een omgeving ontstaan waarin elk kind, ongeacht sekse, tot zijn volle potentieel komt.
_Literatuur
Richard V. Reeves: Of Boys and Men: Why the Modern Male Is Struggling, Why It Matters, and What to Do About It (2022) - Vertaald als: Over jongens en mannen (Meulenhoff, 2023)
Kwintessens
Jan Willem De Waele (Oostende, °1958) was tot voor kort actief als neuroloog-neuropsychiater, regio Gent.
_Jan Willem De Waele -
Meer van Jan Willem De Waele

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws