27 maart 2020
Hoffelijk, maar graag ook alert
Op colloquia of panelgesprekken tussen vrijzinnig humanisten en godsgelovigen gaat het er meestal heel hoffelijk aan toe. Al te ostentatief bullebakgedrag vinden we niet sympathiek en tenslotte, wie is er nu tegen verbinding, toch? Onze overlappende gebieden zijn zeer groot; we geloven allemaal in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, we zijn tegen armoede en voor rechtvaardigheid. Een hele waslijst van deugden worden nastrevenswaardig bevonden aan beide zijden van de barrière.
In een ander artikel op dit blog pleit ik er zelfs voor om aandachtig naar de standpunten van gelovigen te luisteren en dat, ook aan jezelf, toe te geven als een van hun argumenten steek houdt. Vrijzinnigen schromen zelfs niet te bekennen dat ze echt wel vatbaar zijn voor spiritualiteit en ja, zelfs voor een, weliswaar horizontale, religiositeit. De Gentse filosoof Leo Apostel schreef er een lijvig boek over.
Het enige verschil dat er rest, lijkt wel te zitten in de verticale religiositeit. Dus niet alleen het horizontale religare, het soort verbinding tussen de mensen dat ook humanisten kennen, maar een verticale bijkomende link tussen mens en God. Een god die dan nog eens ontdaan werd van alle hocus pocus die ook maar een beetje in conflict komt met de wetenschap.
Die zeer gulle houding om vooral geen ruzie te maken, is bij een beperkt, maar disproportioneel vocaal gedeelte van de vrijzinnig humanisten nog eens versterkt door hun grote bereidheid om religiekritiek op een laag pitje te zetten zodra de godsdienst van gediscrimineerde minderheden in zicht komt. Als iemand het militante van mijn atheïsme in vraag stelt, wegens niet meer van deze tijd en vooral niet politiek correct, hoor ik achteraan in de coulissen van mijn brein het duiveltje dat zegt: wacht maar af.
Maar goed, waarom zouden we geen bruggen bouwen als we de kans krijgen? Gelukkig is niet iedereen een zogenaamde verlichtingsfundamentalist met een moeilijk karakter zoals ik. Waarover zouden we trouwens nu weer gaan zeuren? Zijn coronatijden niet uitstekend geschikt om niet letterlijk, maar toch figuurlijk handen te reiken? Het is toch zeker niet het moment om in deze barre tijden tegenstellingen op de spits te drijven?
Et voilà, uitgerekend nu lopen we tegen de never, never, neverending story aan dat godsdiensten het echt niet kunnen laten om, als ze ook maar een splintertje kans zien, hun hegemonie niet alleen aan hun eigen achterban op te dringen, maar aan iedereen. Dat ze dat met hun eigen ethische geboden en verboden proberen te doen, waren we al gewoon, maar zelfs nu, terwijl de wereld op z’n kop staat, eisen ze qua hoogstnoodzakelijke gezondheidsvoorschriften een uitzonderingspositie.
Dat bebaarde imams in pakweg Iran met het eeuwige vingertje in de lucht op middeleeuwse wijze de toorn van God als oorzaak van rampen aanwijzen, daar schrikken we al niet meer van. Toegegeven, waarheden van het internet moeten we met veel achterdocht bejegenen, maar er duiken toch ook ernstige krantencommentaren op om religieuze stemmen te signaleren die de bijzondere positie van religie aanvoeren om te pleiten voor uitzonderingen op de drastische gezondheidsvoorschriften. Volgens de Daily Mail heeft de paus dan weer God gevraagd om de coronacrisis te stoppen. Ze vermelden niet of Hij geantwoord heeft.
Maar wees gerust, het komt nog dichterbij. In Nederland is er een brief van het Humanistisch Verbond onderweg naar de minister van Justitie om te protesteren tegen het toelaten van kerkdiensten met dertig aanwezigen. In Nederland, nota bene, niet in Verweggistan. In de Elzas is, naar verluidt, een grote bijeenkomst van christenen de start geweest van de verspreiding van het coronavirus in Frankrijk. Bij ons hebben woordvoerders, zowel van de moslim- als van de joodse gemeenschap, het sussend over het feit dat hun mensen – niet mijn woorden – een zeer hechte groep vormen en dat in hun gemeenschap niet iedereen de normale nieuwskanalen volgt. Uiteraard, dat is trouwens evolutionair ook de belangrijkste oorspronkelijke functie van religie: groepsgevoel en cohesie creëren. Hier meer informatie over de Belgische situatie in een ander artikel op dit blog.
Een groot gedeelte van de communicatiestoornissen tussen, laten we gemakkelijkheidshave de ruwe containerbegrippen gelovigen en ongelovigen hanteren, heeft iets te maken met ons onvermogen om te begrijpen hoe zij – jawel, van wij en zij – hun denken, waarschijnlijk vaak onbewust, laten beïnvloeden door het sacrale, het bovennatuurlijke, door iets dat zij soms nog amper God, maar met enige gêne 'iets' of 'de kosmische kracht' noemen. De westerse christelijke god is intussen tot homeopathische verdunning weggeredeneerd, maar Zijn Vaderlijke Aanwezigheid zit nog altijd diep verscholen in menig brein. Het spreekt vanzelf dat van die verdunning in het geval van Allah geen sprake is.
Het zijn bekende en natuurlijke groepsmechanismen en in normale omstandigheden heb ik geen moeite met antropologische constanten, zeg maar, 'de aard van 't beestje'. Dan hebben we de luxe om de schouders op te halen. Maar we leven vandaag niet in normale tijden.
Ik geloof nog altijd in onze plicht om naar elkaar te luisteren en als het ook maar enigszins kan, rekening met elkaar te houden, ja zelfs respect te tonen, niet tegenover meningen, maar tegenover mensen. Maar deze bizarre tijden leggen toch maar weer eens het feit bloot dat gelovigen, in alle soorten en gewichten, recht menen te hebben op een eigen uitzonderlijk statuut en dat op basis van een, noch verklaarde, noch verklaarbare, Hogere Kracht die zich op een eigenaardige manier onttrekt aan het normale democratisch overeengekomen recht.
Religie moet zich in alle vrijheid daar ophouden waar ze thuishoort: in haar kot.
Meer van Max Schneider