30 april 2021
Ik word zeventig dit jaar (deel 3)
De seksuele revolutie, waarover ik het vorige keer had, viel niet toevallig samen met een zo mogelijk nog ingrijpender verandering: de genderrevolutie. De vrouwenbeweging heeft vroege roots in de achttiende eeuw, er werden belangrijke stappen vooruit gezet in de vroege twintigste eeuw (suffragettes), maar een echte doorbraak kwam er pas na de tweede wereldoorlog (algemeen stemrecht) en de daarop volgende golven van het feminisme.
Ik herinner me de tijd dat een vrouwelijke leerkracht d'office ontslagen werd op het moment dat ze trouwde. Professioneel engagement en de taken van huisvrouw en moeder werden als onverzoenbaar beschouwd. Er waren in de late jaren vijftig, vroege jaren zestig dan ook bijzonder weinig vrouwen met functies in het openbare leven of zelfs maar enige publieke zichtbaarheid. Er waren praktisch geen vrouwelijke artsen of magistraten. De vrouwelijke hoogleraren kon je op één hand tellen. Pas in 1965 werd de eerste vrouwelijke minister benoemd. Uiteraard kreeg ze Gezin en Huisvesting in haar portefeuille. Daarnaast herinner ik me als publieke figuren uit mijn jeugd Jo Leemans, een populaire schlagerzangeres, en verder, bij de opkomst van de televisie, tante Terry, tante Ria, en de 'speakerinnen' (Vlaams voor omroepsters). Een ervan, de onvolprezen Paula Semer, speelde een belangrijke rol als pionier en voorgangster in de strijd. Toen ze promoveerde tot presentatrice van het 'damesprogramma' Penelope waagde ze het erop tussen items over koken en strijken door controversiële onderwerpen rond vrouwelijke seksualiteit aan te kaarten. De grootste rel veroorzaakte ze in 1964. Toen toonde ze in haar programma voor de eerste keer een geboorte op tv. Kleinburgerlijk Vlaanderen wist zich geen raad.
Er zijn in het verleden sterke en invloedrijke vrouwen geweest (Hatsjepsoet, Cleopatra, Wu Zetian, Jeanne d'Arc, Elizabeth I, Maria-Theresia). En vrouwen in de middeleeuwen speelden een actievere rol in het openbaar leven dan over het algemeen wordt aangenomen. Toch moeten we wachten tot uitgerekend onze tijd vooraleer rolpatronen die vijf-, zesduizend jaar oud zijn definitief en zeer snel werden doorbroken. We hebben een eerste vrouwelijke premier gehad, de UGent een eerste vrouwelijke rector – hierin voorafgegaan door de Vrije Universiteit Brussel, waar, na Els Witte in de jaren negentig, een paar jaar geleden Caroline Pauwels tot rector werd verkozen. Ik zie dat de Jonge Academie – een vereniging van de meest veelbelovende wetenschappelijke talenten in Vlaanderen – zonet tien nieuwe leden heeft benoemd. Acht ervan zijn vrouw. De spectaculaire doorbraak die ons de nieuwe mRNA-vaccins tegen COVID-19 bezorgde, is er gekomen door het baanbrekend werk van de Hongaarse onderzoekster Katalin Karikó. Jennifer Doudna en Emmanuelle Charpentier ontwikkelden de revolutionaire CRISPR-Cas methode die ongekende perspectieven opent in de biotechnologie. Vier van de tien meest recente Nobelprijzen literatuur gingen naar vrouwelijke auteurs. En België heeft een minister van Defensie die luistert naar de naam Ludivine Dedonder.
'Gender bias' is een vooroordeel dat stamt uit de tijd dat sedentaire landbouw zich ontwikkelde en privébezit manu militari moest worden verdedigd. De seksistische uitsluitingsmechanismen die toen ontstonden, boden zeer lang weerstand aan de rede en moderniteit. Dit verklaart waarom vrouwen ook vandaag nog hard moeten knokken voor hun plaats in de wereld. Maar op alle gebieden – politiek, sport, kunst, wetenschap – gaat het, traag maar gestaag, de goede kant op. De mannelijke dominantie wankelt. Het patriarchaat is terminaal en beleeft zijn laatste dagen.
Leven we dan in een volmaakt moment van de geschiedenis? Zeker niet. Er blijft veel ongelijkheid, onrecht en vermijdbare miserie. Maar wat vaststaat is dat tussen 1951 en nu de beschaving een kwantumsprong voorwaarts maakte. Wie mijn vorige stukjes heeft gelezen, zal begrijpen waarom ik van ons tijdsgewricht hou. Ik ben een onbeschroomd apologist van de huidige tijd. Neen, het was vroeger niet beter. Er was minder welstand en vooral minder zelfbeschikking. We zijn de fortuinlijke erven van 1968 en de doorbraken waar die symbolische datum voor staat. Zoals de Franse auteur Annie Ernaux schrijft in Les années: '1968 was het eerste jaar van de wereld'. De revolutie in zeden en gewoonten was algemeen en diepgaand. Het feit dat die fundamentele veranderingen (grotere welvaart, secularisering, seksuele en genderrevolutie) gebeurden zonder ontworteling, verankert ze in de tijd. Het feit dat ze tot in ons dagelijkse doen en laten zijn doorgesijpeld, maakt ze (vermoedelijk en hopelijk) onomkeerbaar.
Kijk, als ik zin heb om met een vriend of collega te gaan lunchen (pre- of postcoronatijd), dan kan dat. Dat is een banaal en tegelijk een wereldhistorisch feit. Nu is zo'n restaurantbezoek simpel en vanzelfsprekend. Maar het is nooit voordien in de geschiedenis op dezelfde schaal en onder dezelfde omstandigheden mogelijk geweest. Ik heb er eerst en vooral de middelen voor. Als op het einde van de maaltijd de rekening wordt gepresenteerd, kan ik ze zonder kopbrekens betalen. Er is een overvloed aan cuisines om uit te kiezen. Tijdens de dis voer ik gesprekken met vrienden die meestal de kans hebben gehad te studeren. De conversatie wordt gevoed door hun rijke ervaring (reizen, professionele of familiale verwikkelingen, wereldpolitiek) en gekruid met hun eruditie. Met wie ik ook aan tafel zit, we doen dat op voet van gelijkheid en de goegemeente heeft er geen zaken mee. Man of vrouw, hetero of homo, zwart, bruin of wit, het heeft geen belang. Er wordt geen schande over gesproken. Er is in de hedendaagse omgang tussen de mensen een rijkdom en een onbevangenheid, die nooit voordien in de samenleving hebben bestaan. Dat zijn allemaal verworvenheden van de moderniteit. Honderd jaar geleden was zoiets ondenkbaar. Man en vrouw – niet met elkaar getrouwd – samen aan tafel! Zonder chaperonne! Men kon het zich niet voorstellen. Honderd jaar geleden was ik nooit de beperkingen van mijn provinciale geboortestad ontgroeid, was ik nooit naar de universiteit geweest, had ik nooit in het buitenland kunnen studeren. Mijn homovrienden waren in de kast moeten blijven en zaten waarschijnlijk gevangen in een ongelukkig schijnhuwelijk. Mijn vrouw, dochter en kleindochters was elke professionele functie, of het uitzicht erop, ontzegd.
Het blijft vloeken en stampen omdat we weten hoe we oorlog en honger kunnen bannen, en we doen het niet. We hebben de knowhow om iedereen – elk van de ruim zeven miljard aardbewoners – een menswaardig leven te bezorgen. Maar we blijven steken in atavistische reflexen. We gebruiken te weinig ons verstand. We houden het hoofd niet koel en daardoor ook de planeet niet. En toch, het momentum van de geschiedenis stuwt in een gunstige richting. De dagelijkse omstandigheden tijdens de zeventig jaren van mijn fortuinlijke bestaan bewijzen het. We gaan erop vooruit. De rede maakt vorderingen. Zelfbeschikking en welstand voor iedereen: het komt niet vanzelf. Het gaat met horten en stoten. Niets is zeker. Maar het kan.
Meer van Kristiaan Versluys