12 augustus 2021
Tweede brief van Hans Van Dyck aan Johan Braeckman
Beste Johan
Je wijst op het grote belang van verhalen voor het gedrag van de mens en de mensheid, en zet het thema stevig in de verf in je antwoord.
Je schreef er al eerder over. Ik denk dan uiteraard aan je heldere essay dat in 2017 naar aanleiding van de maand van de filosofie werd gepubliceerd: Er was eens – over de mens als vertellende aap. Als ultrasociaal organisme beschikken we over een bijzonder complex taalvermogen. Het maakt verhalen inderdaad tot potentieel krachtige instrumenten om het gedrag van onze groepsgenoten, en bij uitbreiding andere soortgenoten, te beïnvloeden.
Je roept de verhalenvertellers aller landen op en kijkt vooral naar de humanities. Wetenschappers blijken niet steeds de beste verhalenvertellers. Als techneut word je snel wild van ingewikkeldheid, technische details met veel jargon, rationele onderbouwing, statistiek, alternatieve verklaringen, nuance en de onstilbare honger tot verder onderzoek. Het is in die optiek niet toevallig dat automerken hun verkoopverhalen niet laten brengen door de ingenieurs die de auto's ontwierpen. In plaats van een technisch relaas opteren de BMW's en Volvo's van deze wereld voor filmische verhalen van snelheid en vrijheid in berglandschappen. Prikkelende fictie die doet dromen blijkt beter om auto's te slijten dan een discours over aerodynamica en krachtvectoren.
Ik heb al vaker gesteld dat de natuurbehoudsector nog te vaak de 'auto-ingenieur' hun reclamecampagne laat leiden. We horen verhalen van 'habitats', 'landschapsconnectiviteit' en van 'RodeLijst-soorten' in dienst van de 'Europese Habitatrichtlijn'. Het is voor alle duidelijkheid belangrijke techniciteit die er voor het beleid toedoet, maar ze leent zich maar matig tot prikkelende verhalen voor het brede publiek. Verhalen vertellen is een metier. Het doet me denken aan An Inconvenient Truth, de klimaatfilm van Al Gore. Hij baseerde zich op de toenmalige wetenschappelijke klimaatkennis vanuit het intergouvernementeel klimaatpanel IPCC, maar bracht het als een persoonlijke vertelling. De film raakte een breed publiek en vooral ook een ander publiek dan mensen met een wetenschappelijk profiel. Het ging verder dan de grafieken die hij van wetenschappers leende. In 2008 schreef ik voor De Standaard een opiniestuk met als kop: Biodiversiteit: wachten we op Al Gore II?. Jij formuleert het in je brief treffend als "Wetenschap moet niet enkel de geesten, maar ook de harten veroveren."
Dus ja, ik deel je visie dat het belangrijk is om goede verhalen te brouwen om een lastige maatschappelijke koerswijziging te bepleiten. Kennis en inzicht alleen hebben een beperkte impact bij het brede publiek. Ze blijven toch ook van belang, want een deeltje van die bevolking beantwoordt aan een wetenschappelijk, rationeel profiel. Zij baseren zich met kritische geest op facts and figures. Dat een groot deel van onze menselijke populatie dat niet of veel minder doet, is fascinerend. Er werd in economische kringen al veel over geschreven, want daar is het een klassieke aanname dat de mens een rationeel, rekenend wezen is. Het klopt vaak niet. De Homo sapiens heeft dat vermogen ontegensprekelijk, maar het blijkt een variabele cognitieve optie, die overruled kan worden door verhalen, door sociaal imago en door het gedrag van soortgenootjes.
Daarom hebben we inderdaad verschillende verhalen nodig. Verhalen die beroeren, die ontroeren, die choqueren, die situaties toegankelijk simuleren, die verbazen, die boos maken, die spiegels voorhouden en dat op diverse wijzen. Want communicatie is niet alleen een kwestie van uitzenden, maar evenzeer van ontvangen. En die ontvangers zijn variabel. Communicatie is een wisselwerking met ontvangers van verschillend pluimage. Het doet me trouwens denken aan een oud concept uit mijn vakgebied – gedragsecologie – dat recent een revival meemaakt: het Umwelt-concept. Bioloog Jakob van Uexküll introduceerde het concept in 1909 als de subjectieve beleving van de omgeving door een organisme. Hij wilde weten hoe teken en zeepieren bijvoorbeeld hun omgeving ervoeren. Welke informatie uit de omgeving draagt betekenis voor deze dieren? Eenzelfde omgeving houdt verschillende Umwelten in, afhankelijk van wie de 'ontvanger' is. Het bos van de teek is qua informatie-inhoud niet het bos van de grote bonte specht. Dé omgeving is doorheen de ogen of voelsprieten van een organisme een specifieke deelverzameling van informatie. Er is een aarde, maar vele werelden, klinkt het dan als boutade.
Als mens leven we in een sociale omgeving van communicatie en media. Hier lijkt me het idee van een Umwelt-benadering ook zinvol. Verschillende culturen, subculturen, groepen en individuen van de Homo sapiens kunnen van eenzelfde informatiestroom een eigen beleving – Umwelt – hebben. Zelf doe ik met mijn team de jongste jaren nogal wat onderzoek over perceptie bij vlinders en vogels. Het doet me geregeld nadenken voorbij het strikte hokje van de natuurwetenschappen tot in vakdomeinen die traditioneel tot het kamp van de humanities worden gerekend: communicatiewetenschappen bijvoorbeeld.
Welke verhalen werken wanneer en voor wie om impact te hebben op het gedrag? Ik vind dat razend interessant en het lijkt me bijzonder relevant in deze tijden van ingrijpende milieu- en gerelateerde maatschappelijke veranderingen. Ik heb het gevoel dat we daar nog onvoldoende over nadenken. Wat denk jij, Johan?
Dat we een vertellende aap zijn, is echter een medaille met een keerzijde. Verhalen hoeven niet waar te zijn om veel invloed te hebben. Taal en verhalen zetten als uitermate flexibel instrument ook de deur open naar manipulatie in dienst van specifieke belangen die leiden tot meer milieubelasting en maatschappelijke ongelijkheid. Samen met mijn collega's zijn we enkele jaren geleden gestart met een nieuw vak voor onze bachelorstudenten biologie over wetenschap als methode. Als opstart van dit vak toonde ik hen de docufilm Merchands of Doubt uit 2014, gebaseerd op het gelijknamige boek van Naomi Oreskes en Erik M. Conway uit 2010. Het choqueerde onze studenten toen ze zagen hoe manipulatief pseudowetenschap en industriële belanggroepen mist kunnen spuien. Verhalen zijn dus tegelijk ook de achilleshiel van onze maatschappij en zijn gevoelig voor maatschappelijk parasitisme.
Beste Johan, er zitten zoveel boeiende elementen in je brief. Ik wil eindigen met een aspect waarover ik het gevoel heb dat we verder een stevige boom kunnen opzetten. Onze universiteiten hanteren vaak een stabiel tussenschot tussen de humanities en de natuurwetenschappen. Ik heb het gevoel dat de zin en de verantwoording van die traditionele scheiding nu onvoldoende in vraag worden gesteld. Wat als we wat vaker gaten schieten in dat tussenschot? We beginnen met kijkgaten, maar zelf heb ik het aanvoelen dat meer kruisbestuiving tot misschien zelfs integratie van (delen van) de natuurwetenschappen en de humanities dé uitdaging – misschien zelfs missie – van de universiteit van morgen is. Heeft de universiteit voor haar aanpak anno 2021 ook nieuwe verhalen nodig? Hoe zie jij dat?
Als uitsmijter, geef ik nog een grapje mee dat ik vele jaren geleden uithaalde. Ik was lid van de Jeugdbond voor Natuur en Milieu (JNM) en ontmoette er vele mensen tijdens zomerse natuurkampen. Toen iemand me vroeg wat ik studeerde, zei ik prompt: Latijn-Houtbewerking, maar dat ik wel lang getwijfeld had aan Grieks-Metaalbewerking. Ik geraakte even weg met mijn verhaal, tot enkele andere toehoorders het uitproestten. Misschien moeten we kruisbestuiving en 'mutaties' gretiger toelaten in onze opleidingen. De kracht van biologische evolutie – zowel genetische evolutie, culturele evolutie als hun wisselwerking – zit geregeld in het produceren van nieuwigheden uit combinaties van bestaande recepten. Biedt meer kruisbestuiving tussen filosofie en wetenschap en tussen kunst en wetenschap een creatieve bodem voor nieuwe verhalen of nieuwe varianten van oude verhalen?
Opnieuw aan jou.
Hartelijk
Hans
Meer van Hans Van Dyck