14 juni 2022
Zesde brief van Johan Braeckman aan Ronald Soetaert
Beste Ronald
Ik las je brief van 25 februari ondertussen meerdere keren.
Hij bevat veel zinnen en ideeën waarover ik lang kan nadenken. Over meerdere daarvan heb ik dat ook gedaan. Wat opvalt bij herlezing, zijn je verwijzingen naar het risico op een oorlog. Nagenoeg op de dag dat de oorlog in Oekraïne uitbrak, werd je brief gepubliceerd. Bestaat er een roman met als titel Oorlog en taal? Of Taal en oorlog? Ik check even en vind niks in het Nederlands, Frans en Engels. Ook niet in het Duits, al is Sprache und Krieg toch een titel die de aandacht trekt. Er is momenteel een militaire oorlog aan de gang in Europa, met soldaten, wapens, doden, gewonden en vernielingen, maar er woedt evenzeer een propagandaoorlog. De afloop van de eerste oorlog hangt voor een groot deel af van het verloop van het andere conflict.
We zijn het erover eens dat woorden niet onschuldig zijn. Sedert je me in je brieven van het belang van retoriek wil overtuigen – op zichzelf een sterk retorisch staaltje – ben ik niet alleen alerter voor de betekenis van woorden, maar ook voor hun impact op de werkelijkheid. Zo lees ik net nog een titel boven een stuk op de website van de VRT: 'Berenplaag teistert Roemeense dorpen'. Dan weet je: die beren moeten vrezen voor hun leven. Ze zijn immers een 'plaag' en ze 'teisteren' de dorpen. Er had ook kunnen staan: 'Berenpopulatie herstelt zich in Roemenië'. Of 'Beren reguleren het ecologisch evenwicht in Roemenië'. Toegegeven, 'Beren fleuren dorpsleven op in Roemenië' is er misschien over. Maar hen een plaag noemen die de dorpen teistert, impliceert dat men ze moet bestrijden. Meer nog: het zou geen kwaad kunnen om ze uit te roeien, want een plaag, daar willen we toch van af geraken? Het woord legitimeert de daad.
Het roept weer een andere kwestie op, zo mogelijk nog zwaarwichtiger dan de problemen omtrent vrije wil, taal, symboliek en handelen waarover we reeds van gedachten konden wisselen: de waarheid, en hoe daarover na te denken. Je haalt het woord zelf aan in je laatste brief, en je schrijft het ongetwijfeld niet toevallig met een hoofdletter. Ik citeer je:
'Ik huiver een beetje van de Waarheid, ik probeer te leven met waarheidjes om bestwil (en ook leugentjes). Zoals gezegd, relativerend, wat niet betekent dat ik meen dat alles relatief is. Er zijn waarheden die beter zijn dan andere, maar we zetten het woord best tussen aanhalingstekens. Het kan immers verkeren. Tja, ik wil geen fundamentalist zijn, maar zoek toch fundamenten.'
Erg mooi gezegd Ronald, maar we moeten dat concreter maken. Daaraan kunnen we niet ontsnappen. Je zal het met me eens zijn dat we in de wiskunde en logica waarheden vinden die onomstotelijk lijken. Je merkt dat ik zelf ook meteen relativeer, door het werkwoord lijken te gebruiken. Alsof ook de wiskunde en logica vatbaar zijn voor interpretatie. Het postmoderne handelen in twijfel laat blijkbaar toch bij iedereen sporen na. Daar komen enkele inzichten uit de filosofie van de wiskunde bij, die ons doen begrijpen dat we zelfs de zekerheid die Immanuel Kant nog had over de euclidische meetkunde, beter laten varen. Een vreemde combinatie, filosofie van de wiskunde en postmodernisme, maar dit terzijde. Kant dacht dat er aan de axioma's en postulaten van Euclides, net zomin als aan de 468 stellingen die de Griekse wiskundige daarop baseerde, niet te tornen viel. Ik kan het hem moeilijk kwalijk nemen. Ook mijn hersenen leggen zich daar makkelijk bij neer. Dat een deel kleiner is dan het geheel bijvoorbeeld, wie durft daar zinnig aan te twijfelen? Telkens ik een stuk van een pizza eet, blijkt het kleiner te zijn dan de volledige pizza. Ik vrees dat we er mogen van uitgaan dat dit altijd zo zal zijn. (Tenzij we over een oneindig grote pizza zouden beschikken, maar dat vraagstuk laat ik hier passeren.)
Maar de feitelijke wereld is niet dezelfde als de ideële wereld. In wiskunde is veel mogelijk dat we ons moeilijk in de werkelijkheid kunnen voorstellen, toch niet in het deel ervan dat we op een directe manier zintuiglijk waarnemen. Neem nu dat beroemde en beruchte vijfde postulaat van Euclides, het zogenaamde parallellenpostulaat: 'Wanneer een lijn m twee andere lijnen zodanig snijdt dat de som van de binnenhoeken aan dezelfde zijde van m kleiner is dan twee rechte hoeken, dan zullen de twee andere lijnen elkaar ergens aan die zijde van m snijden'. Dat klinkt wat technisch, ik geef de kern ervan in toegankelijker Nederlands mee: 'Door een punt op een vlak, buiten een rechte gelegen op datzelfde vlak, kunnen we één en slechts één rechte trekken evenwijdig aan die andere rechte'. Dat valt moeilijk te betwijfelen, niet? En toch. In de negentiende eeuw ontwikkelden enkele bijzonder knappe geesten meetkundes waarbij dat postulaat niet geldt. Zo ontstaat – je raadt het al – de niet-euclidische meetkunde, waarbij we ofwel geen enkele rechte door dat gegeven punt kunnen trekken, evenwijdig aan die andere rechte, ofwel meerdere. Het hangt er maar van af wat we onder een vlak verstaan. In de niet-euclidische meetkunde kan een vlak bijvoorbeeld ook een boloppervlak zijn. Ik ga er niet verder over uitweiden, maar je begrijpt mijn punt: de context telt, zelfs in de meetkunde.
Dat brengt me tot een cruciale vraag die je in je brief naar voren brengt, en ik citeer opnieuw: 'Kan dat, twee of meer waarheden?' Het lijkt me zeer toepasselijk dat ik hierop een dubbel antwoord geef. Aan de ene kant ben ik zeer geneigd om positief te antwoorden. Als het zelfs in een zekere zin in de wiskunde mogelijk is, dan toch wel heel zeker in de werkelijkheid? Was Alexander de Grote een militair genie, of een massamoordenaar? Beide kunnen tegelijk waar zijn: voor de militair historicus het een, voor de nakomelingen van de Perzen en al die andere volkeren die hij onder de voet liep, het ander. Maar aan de andere kant: de feiten zijn wat ze zijn, ook al kennen we ze vaak maar onvolledig. Iedereen heeft recht op een eigen interpretatie, maar geldt dat ook voor de feiten zelf? In de film Rashomon (1950), een van de meesterwerken van Akira Kurosawa, is een samoerai vermoord en diens vrouw verkracht. Althans, daar lijkt het toch op. De getuigen die tijdens de rechtszaak aan het woord komen, vertellen elk een ander verhaal. Doorgaans interpreteert men de film alsof de regisseur er de relativiteit van de waarheid wou mee aantonen. Zelf denk ik dat de waarheid hier wel degelijk bestaat: de feiten zijn zus en zo gepleegd, en niet anders. Maar om allerlei redenen kunnen we de waarheid niet kennen, of toch niet volledig. Het geheugen en de zintuigen van de getuigen schieten tekort, ze brengen hun verhaal naar voren vanuit verschillende motieven, of ze liegen. Maar het is niet omwille van het menselijk tekort dat er geen objectieve werkelijkheid bestaat, los van ons. Zeker, er is van alles en nog wat dat louter en alleen een menselijke constructie is. Zo is veel van wat we met Australië associëren, er enkel en alleen ten gevolge van de menselijke inbreng.
Het woord Australië bestaat maar omdat iemand het ooit bedacht en anderen het overnamen. Ooit was het eiland Australië nog niet datgene waar wij nu aan denken, telkens het woord Australië valt. Australië werd pas een natie toen de Engelsen dat proclameerden. De aboriginals leven al zestigduizend jaar op het eiland, maar nog maar vrij recent in of op Australië. (En het is goed mogelijk dat velen onder hen dat laatste niet erkennen.) Maar wil dit alles zeggen dat Australië, als eiland, als een enorme landmassa in de Indische en de Stille Oceaan, niet bestond voordat de Engelsen er hun gevangenen en andere verworpenen dropten? Natuurlijk niet: het continent lag daar als een heel erg feitelijk ding, overigens al lang voordat de eerste mensen er arriveerden. We kunnen oeverloos discussiëren over de vraag wie 'Australië' ontdekte: de aboriginals, de Hollanders of James Cook? En wie ontdekte 'Amerika'? De indigenous people die langs de Beringstraat op het continent terechtkwamen, of de Vikings, of Columbus – of geen van allen? Velen schuiven Columbus naar voren, maar naar verluidt dacht die tot zijn dood dat hij in India was beland. Je begrijpt wat ik bedoel: het antwoord op die vragen hangt af van wat we onder woorden zoals Australië, Amerika en ontdekken verstaan. Maar welke betekenis je er ook wil aan geven, de landmassa's waren er, ook zonder mensen en woorden. Er leefden dieren en planten, er waren bossen en woestijnen, de zon scheen er en er waren stormen en overstromingen en wat weet ik al.
Het begrip waarheid en alle vragen die dat oproept: er is weinig waarover filosofen meer discussie voerden en nog steeds voeren. Sinds Plato zijn allegorie van de grot bedacht, en de sofisten hem en Socrates uitdaagden door er een relativistische kijk op te ontwikkelen, zijn er hectoliters inkt over gevloeid. En ook veel bloed, zeer veel bloed. Hoeveel mensen zouden niet vervolgd, gemarteld en vermoord zijn omdat ze er andere visies op nahielden over – althans voor ons – triviale of esoterische kwesties zoals de precieze betekenis van de Heilige Drievuldigheid of de opvolging van de profeet Mohammed? Een relativistische houding tegenover de waarheid kan ons milder stemmen, toleranter maken en onze neiging temperen om anderen de kop in te slaan, omdat ze onze waarheid maar niet willen inzien. Om die redenen heb ik veel sympathie voor de sofisten en postmodernisten. Maar zoals Aristoteles ooit over zijn leermeester zei: 'Ik heb Plato lief, maar de waarheid nog meer'. Ik kan niet anders dan het eens zijn met de Stagiriet: de waarheid heeft haar rechten.
Vanzelfsprekend kan dat maar een zinvolle uitspraak zijn als we ervan uitgaan dat de waarheid ook bestaat. We mogen dan wel goede redenen hebben om er relativerend tegenaan te kijken, maar zouden we niet beiden verontwaardigd zijn mochten Holocaustontkenners dicteren wat er in de lessen geschiedenis wordt verteld? Of mochten creationisten biologie doceren? Dat wil niet zeggen dat mainstream historici en biologen in het bezit zijn van de volmaakte en onaantastbare Waarheid, maar het betekent op zijn minst toch dat ze niet ergens in het midden ligt.
Ik las de voorbije weken de krantenartikelen over een proces waarbij een man terechtstond voor het plegen van meerdere moorden. Meer bepaald stak hij vier mensen dood met een mes. Zouden we het niet absurd vinden mocht de jury oordelen dat de waarheid nu eenmaal niet bestaat, en dat het evenzeer mogelijk is dat die vier zogenaamde slachtoffers per ongeluk tegen zijn mes zijn aangelopen, terwijl hij aardappelen aan het schillen was? Als het erop aankomt, erkent iedereen dat er zoiets bestaat als de waarheid, over objectieve, op zichzelf staande feiten en gebeurtenissen. Ook een pathologische leugenaar verwijt een andere leugenaar dat hij liegt, als hij de waarheid kent.
Het is juist wat de retorica ons leert, namelijk dat woorden tot feiten kunnen transformeren. Misschien had de auteur van het evangelie van Johannes reeds zoiets in gedachten: 'In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God'. Woorden die realiteit worden. Wie geen 'ja' antwoordt op de vraag of je met deze man of vrouw wil trouwen, blijft ongetrouwd. Als de rechter geen veroordeling uitspreekt, blijft ook een viervoudige moordenaar vrij. En wie weet hoe de twintigste eeuw er uitzag zonder de haatspraak van Adolf Hitler en consoorten? Maar het is al even juist dat er van alles en nog wat reëel bestaat, met of zonder woorden. De aboriginals bestonden en leefden in Australië, reeds zeer lang voor iemand zowel henzelf als het land zo noemde. Vóór de komst van de Europeanen, hadden zijzelf er geen enkele behoefte aan om zichzelf aboriginals te noemen, of om het land dat we nu Australië noemen, een naam te geven. Het was er, ook zonder naamgeving.
Kijk, twee waarheden tegelijk in de vorige paragraaf, die mogelijk met elkaar in botsing komen. Ik ben blij daarmee te kunnen afsluiten, want ik weet dat zoiets je bevalt.
Hartelijke groeten
Johan
Meer van Johan Braeckman