23 oktober 2024
Ongeduld
Stefan Zweig is bekend voor zijn geromantiseerde biografieën en novellen. De roman “Ongeduld” verscheen in 1939 met de oorspronkelijke titel “Ungeduld des Herzens”.
Zweig (1881-1942) beleefde de eeuwwisseling in Wenen. Zekerheden wankelden en er stonden op elk gebied omwentelingen te gebeuren. Hij noemde zichzelf jood door toeval en was een aanhanger van Freud in zijn zoektocht naar angsten, verlangens en obsessies.
Ongeduld is compleet anders dan de bekende biografieën over historische figuren die we van Zweig appreciëren. In deze roman laat Zweig de ik-figuur, Maria-Theresiaridder Toni Hofmiller, zijn verhaal vertellen. In werkelijkheid is dit boek een hedendaagse psychologische studie in navolging van Freuds werk. Het gaat over geheimen en obsessies in een nachtmerrieachtige wereld.
Geschreven in 1939 hangt het noodlot de Weense bourgeoisie in deze vooroorlogse tijd boven het hoofd. Zweig maakt duidelijk dat een mens alles kan ontvluchten, alleen zichzelf niet. Zelfs zijn vlucht in de oorlog, waar Hofmiller de ridderorde voor moed verdient, kan hem niet verlossen van zijn gewetensproblemen. Zweig bezorgt de lezer een beklemmend gevoel tussen de angst hoe het gaat aflopen met deze romanfiguren en de wens om snel het einde te weten te komen. Hij schrijft overdonderend, subtiel, gevoelig, maar in deze roman vooral weemoedig.
Een cavalerie-officier beging een onvergeeflijke blunder door het kreupele meisje Edith ten dans te vragen. In een poging om dit goed te maken en uit medelijden komt hij dikwijls op bezoek om haar gezelschap te houden en op te beuren. Zij wordt verliefd, maar bij hem is het slechts medelijden. Heel het boek draait dan om dat ene gegeven: medelijden met een ander, maar ook medelijden met jezelf. Tegenover de romantische, naïeve Hofmiller plaatst Zweig de filosofie van de behandelende arts. In alles is deze zowat de tegenhanger van de immer twijfelende cavalerist. Dat het slecht zal aflopen is voorspelbaar, enkel de manier waarop kan nog verrassen. De aangekondigde zelfmoord is een prille aanwijzing voor de zelfdoding van Zweig in 1942. Ook hij is dan depressief, leeft geïsoleerd en heeft angst voor wat komt.
Zweig weet deze dramatische geschiedenis te brengen als een elegant en indringend kunstwerk. Na een aarzelende start, vind je weer de bekende volzinnen, eigen aan zijn stijl. Ongeduld is een lang verhaal dat nergens een onderbreking krijgt. Zweig geeft de lezer geen adempauze. Zijn talent is dat hij nergens gaat vervelen. Druppelsgewijs wordt het hele opzet geschilderd. De weinige figuren dwalen in een web van leugens en valse hoop.
In de loop van dit Ongeduld weet Zweig subtiel zijn levenswijsheden te verbergen. Mede-lijden werkt als een vergiftiging. Het is maar als je weet dat je ook voor anderen iets betekent, dat je de zin en het doel van je eigen bestaan beseft. De autobiograaf Zweig komt met Ongeduld dicht bij zijn eigen leven waarin het reizen ook dikwijls als een vlucht overkomt.
Vertaalster Janneke Van der Meulen schrijft nog een uitgebreid nawoord. Het is een interessant en inspirerend stuk over Zweig en zijn werk. Het zet aan tot het op zoek gaan naar meer van deze auteur.
Paul Van Aelst
Meer van Paul Van Aelst
Paul Van Aelst